12 zo. Mensen die niet in het openbaar vergaderen, kun nen gemakkelijker bij elkaar komen, vertegenwoordigen minder standpunten waar de pers in geïnteresseerd is. Ik heb straks al gehoord van de heer Vellenga dat hij al weer geïnteresseerd is in de komende verkiezin gen waarvan hij meent dat die al een bepaald stem pel op de uitspraken die hier gedaan worden zouden kunnen drukken. Dat is een aspect van de zaak dat je in openbare vergaderingen hebt. Het zal mij een zorg zijn of die commissies openbaar zijn, maar de aard van de besprekingen wordt eenvoudig anders. Ik dacht dat een heleboel van die commissies niet gediend waren met die openbaarheid, waar die openbaarheid ook geen functie vervult naar buiten toe; ze werken gemakke lijker als men zonder enige consequentie kan praten. Maar als iemand verschrikkelijke gewetensnood heeft over die al of niet openbaarheidIk til er niet zo zwaar aan en ik vind het niet zo belangrijk. Maar ik wil toch zeggen dat voor mijn gevoel de aard van zo'n bespreking verandert en dat we dat in de berekenin gen moeten betrekken. De heer De Vries: Ik zou hierover willen zeggen dat het juist de bedoeling is om de burger in een vroeg tijdig stadium te informeren over potjes die in de gemeentelijke keuken op het vuur zijn gezet. En daar om dacht ik dat we er inderdaad van uit moeten gaan dat, als er vraagstukken aan de orde zijn waarvoor openbaarheid schadelijk is, het mogelijk is in besloten zitting te vergaderen. Ik ben er persoonlijk voor dat vraagstukken die het algemeen belang raken in een zo vroeg mogelijk stadium ook binnen het gezichtsveld van de burgerij dienen te komen via de pers, via de mogelijkheid van bijwoning van de commissievergade ringen door geïnteresseerde burgers, zodat men ook vroegtijdig de gelegenheid heeft eens met de raads leden te gaan praten en hen eens een stuk achtergrond informatie mee te geven. Ik dacht dat de democratie er alleen maar mee gediend is als we maximale open baarheid nastreven. De hear Singelsma: Ik bin it mei de hear De Vries iens. Wy hawwe nou ek yn de Prov. Steaten forskil- lende kommisjes dy't iepenbier binne en ik kin wier net sizze dat wy üs oars opstelle nou't der minsken efter yn 'e seal sitte dan doe't der gjin minsken sieten. De praktyk is trouwens ek dat der heechüt in man of fjouwer, fiif sitte, meast fan 'e kranten en dat der fierder net folie bilangstelling is. Mar fia de kranten kinne de boargers op 'e hichte brocht wurde fan hwat der him yn de kommisjes öfspilet. Ik haw net it idé dat de minsken dy't oan de diskusjes dielnimme oars prate as yn in bisletten gearkomste. Ik leau perfoarst dat dat net sa is. Dat liket my in bytsje in persoanlik gefoel fan de hear Van der Veen. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik kan het in grote trekken eens zijn met hetgeen de heer Van der Veen heeft gezegd. Ik zie eigenlijk de zin niet van de open baarheid van die commissievergaderingen. Als de heer Singelsma zegt dat het voor de pers is, dan zie ik daar ook het nut niet van in; de pers zit hier ook en kan hier alle gegevens opdoen. Vandaar dat ik van mening ben dat inspraak en openbaarheid meer zin heeft in de wijken, de buurten, als er daar problemen aan de orde zijn. Maar ik zie het nut van openbaarheid van de commissievergaderingen niet in. De heer Rijpma: Het standpunt van de heer Van der Veen heeft toch wel een zekere achtergrond. Er zijn andere middelen om de burgers en de pers in te lichten over bepaalde voornemens die er in de Ge meente bestaan. Daarmee moeten we geen enkele ge heimzinnigheid betrachten; op een bepaalde manier is het altijd mogelijk informatie te geven. Ik geloof dat het ook zinvoller is het via een andere weg te doen; anders moet de pers op rigoureuze manier tot uitbreiding van zijn staf overgaan om werkelijk bij al die commissievergaderingen aanwezig te kunnen zijn. Nu is dat mijn zaak niet. (De heer Vellenga: Het dient de werkgelegenheid!) Wij kunnen natuurlijk net zoveel geld uitgeven als we hebben; het is maar een keer uit te geven. Als het aan de een gegeven is kan de ander er niet meer van profiteren; maar dat is niet aan de orde. Ik verwacht dat de sfeer van de verga deringen duidelijk veranderen zal. Het aantal keren dat bepaalde fracties zich van het innemen van een standpunt zullen onthouden zal toenemen omdat men niet de behoefte heeft om als individu vrijuit zijn me ning te geven. Als van te voren al in een persorgaan je spontane mening gepubliceerd wordt, zal je de behoefte gevoelen eerst eens met de fractie te overleg gen alvorens een standpunt te geven. Dat heeft niets met geheimhouding te maken. Ik geloof n.l. dat de commissies ook de functie hebben dat de leden tegen elkaar aan kunnen praten en van elkaar kunnen ver nemen hoe men over bepaalde zaken denkt zonder dat men direct verplichtingen op zich neemt. Ik zie dus de openbaarheid van deze commissies niet als zinvol. De Voorzitter: Ik zou toch nog wel graag enige reacties willen geven. Ik heb in het verleden, als wij spraken over de openbaarheid van commissies, nogal eens de waarschuwende vinger opgeheven wanneer het ging om commissies van advies en bijstand. Daar heb ik ook een motivering voor gegeven. Die commissies vergaderen heel dikwijls in een embryonaal stadium, wanneer er nog helemaal geen stukken zijn uitge werkt en het mogelijk moet zijn dat men nog terug kan komen op zijn standpunt. In zo'n commissie wor de vaak de gedachten gevormd. Ik moet U zeggen dat ik persoonlijk ook de indruk heb dat de commis sies van advies en bijstand hetzelfde zou natuurlijk ook gelden voor de commissies van advies van B. en W. minder goed zouden marcheren als die in het openbaar zouden vergaderen. Ik heb steeds onder scheid gemaakt tussen de raadsadviescommissies en die andere commissies. Want als de raadsadviescom missies bij elkaar komen, zijn er meestentijds al ont werp-voorstellen van B. en W.dan is de zaak al uit gekristalliseerd. Het kan zijn dat B. en W. na een discussie in zo'n commissie nog gaan schaven aan het voorstel dat kan, maar het hoeft niet maar dan is de zaak al in een verder stadium, dan is er al iets uitgewerkt. De raadsadviescommissies worden princi pieel ook geraadpleegd nadat een voorstel van B. en W. tot stand is gekomen; voordat het voorstel naar de Raad gaat, laat eerst de raadsadviescommissie er zijn licht over schijnen en dat geeft B. en W. de gelegenheid om eventueel toch nog aan zo'n voorstel te schaven. Het geeft ook de fracties de gelegenheid, althans een deel van de fracties, om dieper op de problematiek in te gaan. Daar zijn de raadsadviescommissies voor. Wij moeten m.i. duidelijk afspreken dat in bepaalde situa ties ik denk m.n. aan de Financiële Commissie en de Commissie Openbare Werken besloten kan wor den dat er een besloten zitting gehouden kan worden; er kunnen op een bepaald moment punten zijn dat heeft niets met geheimzinnig-doenerij te maken die beter in een besloten zitting kunnen worden be handeld. Als wij het hier over eens zijn dan is er m.i. geen bezwaar tegen dat de raadsadviescommissies in het openbaar gaan vergaderen. De Raad moet natuur lijk zelf uitmaken hoe hij over deze motie oordeelt. De heer J. de Jong: Ik wil hier toch nog wel iets over zeggen. Ik heb zelf zitting in twee raadsadvies commissies, n.l. de Commissie Openbare Werken en de Commissie Ruimtelijke Ordening. Als ik nu volg wat U hier stelt dan lijkt het mij toch wel een moei lijke zaak; niet vanwege de geheimzinnigheid, maar de stukken komen vaak, vooral in de Commissie Open bare Werken, pas op tafel als we ter vergadering ko men. Dan worden ons de stukken aangeboden en wordt ons een oordeel gevraagd t.a.v. hetgeen door een direc teur of een hoofdambtenaar wordt gesteld. Daar wordt over gediscussieerd. Ik vind het toch niet juist dat wij niet de vrijheid hebben ons daar eerst eens over te oriënteren en op een bepaald moment vragen te stel len, uitspraken te doen over zaken die wij op dat mo ment nog niet helemaal kunnen overzien. Ik vind het niet juist dat het op dat moment al naar buiten gaat. Ik ben het er niet mee eens dat het op deze wijze wordt getracteerd. De heer De Vries: Als de Commissie Openbare Wer ken werkt zoals de heer De Jong het hier voorstelt, dan vind ik dat zonder meer een gebrekkige zaak die ,13/ de leden van deze commissie eenvoudig niet zouden moeten nemen. Ik vind dat U er recht op heeft de stukken vroegtijdig thuis te ontvangen om U thuis te kunnen prepareren en met een afgewogen oordeel naar een commissievergadering te komen. Het argu ment dat de heer De Jong aanvoert, geldt naar mijn mening niet. (De heer J. de Jong: Dan moet U eerst eens kennis nemen van de stukken die worden voor gelegd. Het is naar mijn smaak een onmogelijkheid voor een directie om deze stukken uit te werken en inderdaad aan de commissie voor te leggen.) Ik kan dat niet beoordelen, want ik ken die zaak inhoudelijk niet. Wat de andere kant van de medaille betreft, de heer Singelsma heeft de Provincie ten tonele gevoerd. Het is inderdaad zo dat bij herhaling, zo gauw er een zit ting is geweest en er publikaties in de krant zijn ver schenen, er burgers opbellen en vragen om toezending van stukken en een nadere informatie. Het openbaar vergaderen van commissies heeft wel degelijk een functie. De heer Heidinga: Ik wil toch graag iets zeggen over de Commissie Openbare Werken. Die commissie ligt mij nogal na aan het hart. (De heer B. P. van der Veen: Dat is nu een commissie waarvan de openbaar heid vast staat.) Nee. (De heer B. P. van der Veen: Het zit in de naam.) Ik geloof dat de heer De Vries zich er een klein beetje op verkijkt. Hij zegt dat die commissie het niet zou moeten nemen, maar de heer De Jong heeft het bij interruptie ook al gezegd de stof die deze commissie doorwerkt leent zich ten ene male niet voor toezending van stukken. Je kunt toch die stapel tekeningen niet naar alle leden van de com missie sturen? Die komen in de vergadering ter tafel; de commissie vraagt naar bepaalde dingen en dan worden in het gebouw we vergaderen in de kamer van de directeur Openbare Werken de stukken, de tekeningen opgehaald. Door de discussie komen zaken naar voren waarbij bepaalde stukken nodig zijn; die kunnen dan worden gehaald. Heel vaak blijkt, als de officiële agenda is afgewerkt die krijgen wij wel degelijk toegestuurd, vaak met een toelichting er bij dat er nog iets aan moet worden toegevoegd. De commissie heeft er nooit bezwaar tegen gemaakt dat dat tijdens de vergadering gebeurt omdat je dan ook echt de tijd hebt en alle ingrediënten bij elkaar hebt; je kunt het dan ook werkelijk bezien. Zo werkt dat. De Voorzitter: Ik meen in eerste instantie duide lijk genoeg te zijn geweest; ik heb er eigenlijk niets aan toe te voegen. Ik wil alleen nog opmerken dat de heer Heidinga de gang van zaken in de Commissie Openbare Werken zeer juist geschetst heeft. Men zal zich wat moeten instellen op het in het openbaar ver gaderen. Het zal bij de ene commissie gemakkelijker gaan dan bij de andere. We gaan stemmen over de motie de woorden „in het vervolg" zijn vervangen door „in het algemeen". De motie van de heren T. H. van Haaren. J. B. Singelsma, G. de Vries en P. D. van der Wal wordt aangenomen met 18 tegen 13 stemmen. Tegen stemmen de dames J. Dijkstra-Bethlehem en M. M. Th. Visser van den Bos en de heren G. F. Eijgelaar, O. Heidinga, H. Jansma, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, Ir. C. L. Rijpma, N. Sterk, Mr. B. P. van der Veen, L. Visser en J. Wiersma. De Voorzitter: Dan komen we nu bij de tweede motie van de heer Van Haaren. Die luidt: „De Raad der gemeente Leeuwarden, op 17 decem ber 1973 in vergadering bijeen, besluit gemeenteraads leden in staat te stellen bij het begin van de raads vergadering te kennen te geven aan het eind van de vergadering met B. en W. van gedachten te wisselen over een bepaald onderwerp." U weet dat wij een aantal mogelijkheden van infor matie kennen; ik noem als voorbeeld de afdelingsverga deringen. De raadsleden hebben ook de gelegenheid schriftelijk vragen te stellen. Ik heb in deze vergade ring in het verleden nogal duidelijk gezegd dat het College van mening is ik dacht dat we unaniem zijn op dit punt dat er echt voldoende mogelijkheden voor de Raad zijn om zich te oriënteren en het College ter verantwoording te roepen. Wij zien niet in dat daar nog een mogelijkheid bij zou moeten komen. Dat is het standpunt van het College. Vorig jaar is er met de fractie-voorzitters over dit probleem overleg gepleegd. Toen bleek dat de menin gen niet unaniem waren; maar er kwam een idee naar voren om naast de mogelijkheid van het schriftelijk vragen stellen met schriftelijke beantwoording de Raad de gelegenheid te geven om vragen te stellen die het College mondeling moet beantwoorden; dat heeft het pluspunt dat er over gediscussieerd kan worden, dat ook andere raadsleden er in betrokken worden. Na het overleg in het seniorenconvent is de zaak besproken in het College. In het College werd gezegd: Als de fractie voorzitters het daar praktisch over eens zijn, dan heb ben wij er geen bezwaar tegen. (Het College wilde het niet op de manier zoals de heer Van Haaren had voor gesteld, en nu weer voorstelt; dat kan misschien wel in een kleine raad, maar hier niet. Hier a bout portant vragen stellen en direct beantwoorden kan leuk zijn, maar het lijkt ons geen zinvolle werkmethode.) Wij hebben toen gezegd: Als de Raad er behoefte aan heeft, zal het College niet trachten zich er aan te ont trekken. Als de Raad dat wil dan zullen wij de moge lijkheid van een vragenuurtje aan de Raad voorstellen, waarbij het College mondeling ingaat op schriftelijke vragen. Wij hebben daartoe een voorstel ingediend bij de Raad. De heer Van Haaren heeft daar toen wat lelijk over gedaan. Hij zei: Hier word ik mee afgezout. Een deel van de Raad werd daar wat nijdig om en het voorstel is verworpen. Toen waren we er af. Zo is het gegaan. Als de Raad nu meent dat, naast de mogelijkheid om schriftelijk vragen te stellen, ook de mogelijkheid moet bestaan om mondeling vragen te stellen, als de Raad meent dat dat in het totale spel tussen Raad en College een goed element is het College heeft er weinig behoefte aan dan moet Uw Raad daartoe besluiten. Maar dan vragen wij wel met klem om het te doen op de manier, welke vorig jaar tussen de fractie-voorzitters en mij is besproken. Het voorstel van de heer Van Haaren wijzen wij af. De heer De Vries: Onze fractie-voorzitter heeft van middag al aangekondigd dat in onze fractie de ge dachte leeft om deze zaak weer boven water te halen tijdens deze begrotingszitting. U bent daar niet op ingegaan in Uw beantwoording. Daarom is het even naar de achtergrond verschoven tot het moment waar op de heer Van Haaren zijn motie indiende. Het is inderdaad zo dat het in onze fractie betreurd wordt dat in maart 1.1. de zaak min of meer, door een wat onevenwichtige discussie in deze Raad, tussen de wie len is geraakt. Wanneer er toen zonder meer gezegd was: Wij conformeren ons aan de afspraak die de fractie-voorzitters in het seniorenconvent hebben ge maakt met de Burgemeester, dan was deze zaak zon der meer ingevoerd geworden. Maar op dat moment ontstond er een discussie en die leidde er toe dat som mige mensen recalcitrant werden en zeiden: Het hoeft van ons niet meer. En daarmee ging het voorstel de mist in. Wij vonden dat jammer. Daarom wil ik nu de volgende motie indienen: „De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 december 1973, besluit tot het instellen van een periodiek vragenuur voorafgaande aan de raadsvergaderingen, conform het concept-voorstel als omschreven in de raadsbrief van 22 maart 1973, bijlage no. 88." Deze motie is, behalve door mij, ondertekend door de heren Van Haaren en Janssen. De Voorzitter: Trekt U de andere motie in, mijn heer Van Haaren? Misschien kunt U dat even mee delen, want dan wordt de discussie gemakkelijker. De heer Van Haaren: U heeft de hele voorgeschie denis al even opgehaald. Nogmaals, wij zijn nog steeds voorstander van de oorspronkelijke motie die wij nu opnieuw hebben ingediend. Wij zouden bijzonder graag zien dat die motie werd aangenomen. Ik dacht dat het wel los zou lopen met dat a bout portant vragen stel len en antwoorden enz. Er zou inderdaad een mogelijk heid moeten zijn om zaken die plotseling actueel worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 5