JSIH 1. het soms met elkaar eens zijn en dan zit je er natuur lijk naast. Maar wij speculeren er op dat ze elkaar in evenwicht houden en dat wij dan de doorslag kunnen geven. (De heer Vellenga: Dat proberen de heer Hei- dinga en ik zoveel mogelijk te voorkomendat eens zijn, bedoel ik.) Ja, daar hebt TJ gelijk aan. Wat die kleine partijen betreft, over de F.N.P. kan ik eigenlijk alleen maar positieve dingen zeggen. Het is het zout in de pap. Je hebt natuurlijk helemaal geen zout nodig; dat krijg je toch wel genoeg. Maar het is het irreële, het vrijblijvende, het tot niets verplichten de, het verrassende, het prikkelende, de humor die er uitkomt. Je koopt er niets voor, maar wat zou het een dooie boel worden als we het niet hadden. (Gelach) De kleine fracties doen me toch ook nog weer den ken aan het Engelse systeem waarbij de democratie bijzonder nuttig functioneert dankzij het feit dat het irreëel/irrationeel is, het systeem van de „rotten bo roughs", steden die een stem uitbrengen maar waar geen kip meer woont en die dan door het feit dat ze ook met geen enkele kiezer rekening hoeven te houden in staat zijn om verstandige dingen te zeggen die de algemene lijn toch weer in de goede richting buigen. Laten wij blij zijn met het feit dat niet alles even ra tioneel gebeurt in deze wereld, maar dat er voldoende ruimte voor alle mogelijke soorten van emotionele, ir rationele en dwaze dingen overblijft, zodat wij met el kaar hier de avond toch ook nog weer met enige moed kunnen beëindigen. De heer Van Haaren: Mijnheer de Voorzitter, U hebt mijn algemene beschouwing getypeerd als een politiek testament. Ik moet U zeggen dat ik politiek nog lang niet dood ben; ook als ik niet meer in deze Raad zitting zal hebben dan hoop ik nog politiek ac tief binnen Axies te kunnen zijn. Het is inderdaad zo dat ik per 1 september niet terug kom in de Raad. En daarmee kom ik op het punt dat hier aan de orde is geweest, n.l. de positie van een raadslid. Het is gewoon tegenover mijn gezin, tegenover mijn werk, tegenover een heleboel dingen die ik naast mijn werk meen te moeten doen niet meer verantwoord om deze last op mijn schouders te nemen, want het is een grote last, hoe boeiend en belangwekkend het ook is. Het is ge woon onmogelijk om dat nog verder aan te kunnen en ik ga mijn gezin, mijn werk en andere mensen tekort doen als ik hiermee door zou gaan. Ik ben het toch echt met de heer Vellenga eens dat het wenselijk zou zijn dat er veel meer faciliteiten zouden zijn voor raads leden; ik heb dat in mijn algemene beschouwing ook al gezegd. Er zou meer hulp moeten zijn om onze taak als raadslid te verlichten. De Secretarie zou ons wer kelijk nog meer kunnen helpen; er zouden meer facili teiten en meer ruimte moeten zijn, want het is een on gelooflijk zware taak ook voor de grote fracties, maar vooral voor de kleine fracties die maar moeten probe ren zich er zo goed mogelijk doorheen te modderen. Je moet je werkelijk rot werken, ook al heb je steun van behoorlijke werkgroepen zoals wij die hebben. De heer Vellenga heeft gezegd dat een kleine partij toch ook de ambitie moet hebben om groot te worden omdat hij anders geen reden van bestaan heeft. Wij hebben die ambitie bepaald niet. (De heer Vellenga: Dat heb ik niet zo gezegd; de toevoeging „geen reden van bestaan" heb ik niet gebruikt. Ik heb gevraagd, m.n. aan de heer Singelsma, of hij in het algemeen die ambitie zou hebben. Ik zou het ook aan U kunnen vra gen. Stel, er zouden hier allemaal mensen van Axies zitten in de Raad en ook wethouders van Axies. Zou U dat niet leuk vinden Dat zou een heel ongewenste situatie zijn. Ik ben blij met de verduidelijking van de heer Vellenga. Ik heb geen politiek testament willen geven, ik heb een beginselverklaring van Axies afge legd om te verklaren waarom we door gaan, wat Axies eigenlijk is. Axies wil doelbewust een kleine groepering zijn, een katalysator in een geheel om bepaalde dingen wat doorzichtiger te maken, bepaalde processen aan te zwengelen. Axies wil bepaald niet blijvende macht en invloed uitoefenen, wat volgens mij toch een criterium is van een politieke partij. Axies is ook een tijdelijke zaak en is ook alleen beperkt tot de gemeente Leeu warden. Dat is ook een van de redenen waarom wij geen lijstverbindingen wilden met andere groeperingen; want dan zouden we een politieke partij worden. Wij stellen heel duidelijk dat wij hier in Leeuwarden tij delijk die katalysatorfunctie hebben en daardoor ook overbodig worden. De bedoeling is echt dat na de vol gende vier jaar Axies niet meer bestaat en dat er ook niet allerhande argumenten alsnog worden gevonden om nog eens door te gaan; dat zou helemaal in strijd zijn met de opvattingen die wij hebben over onze func tie hier. Wij zien ook heel duidelijk Axies als een groe pering die voortgekomen is uit buitenparlementaire actiegroepen die binnen het raadsgebeuren ook willen weten wat er gebeurt, informatie willen krijgen. Wij hebben wel eens gezegd dat wij de verspieders willen zijn in het milieu van de autoriteiten; dat willen wij zijn voor die buitenparlementaire groepen. De buiten parlementaire actie is voor ons even belangrijk als het werk van deze Raad. Ook weer een reden voor ons om onze groepering niet te combineren met partijen als P.P.R., P.S.P. en D'66, waar volkomen andere opvat tingen heersen. Ik wilde U dus alleen zeggen dat wij geen enkele ambitie hebben om een grote partij te wor den, beslist niet. Eigenlijk dat heb ik al eerder ge zegd is het jammer dat wij niet overbodig zijn, is het jammer dat een heleboel mensen uit allerhande groeperingen, maar vooral ook uit de linkse groepe ringen, bij ons komen aankloppen, tegen ons zeggen dat we door moeten gaan, omdat zij zich toch onvol doende thuis voelen bij linkse partijen die als grote partijen veel meer zouden kunnen doen. Ik meen het echt als ik zeg dat ik het jammer vind dat wij nog steeds een reden van bestaan hebben; dat zou eigenlijk niet moeten hoeven. Dat heb ik ook proberen te zeggen in mijn algemene beschouwing. De heer Van der Veen zei dat die kleine groeperin gen toch eigenlijk wel leuk zijn. Van de F.N.P. zei hij dat die het zout in de pap is. Wij zijn blijkbaar wel een beetje te zout voor de heer Van der Veen. Ik wil zeggen dat wij als kleine partij bepaald niet vrijblij vend willen optreden, helemaal niet. Wij staan zonder meer achter de dingen die we zeggen, wij vinden ze reëel en redelijk ook al komt het misschien niet altijd bij U over als reëel en redelijk. Wij staan er achter, het is niet vrijblijvend, wij hopen inderdaad die proces sen op gang te brengen. Ik heb hiermee dus nog een paar facetten toege voegd aan mijn beginselverklaring in de eerstte in stantie. In mijn algemene beschouwing heb ik vrij uitvoerig stil gestaan bij het beginsel van openheid en inspraak en dat is nu in de discussie ter sprake gekomen. De heer Vellenga, de Burgemeester en ook weth. Tiekstra hebben er over gesproken. Ik dacht dat het goed was om aan mijn reactie hierop te koppelen het aangehou den punt m.b.t. deze kwestie. Ik ben het helemaal eens met de heer Vellenga als hij zegt dat er meer doorzicht en meer inzicht moet komen in het functioneren van de commissies en raden. Hij heeft gezegd dat we stap voor stap toch wel gegroeid zijn naar een situatie waar in een grotere openheid mogelijk is. Met Vellenga zeg ik: Dan is het nu het moment. We moeten niet wach ten tot nog eens is nagegaan welke aanpassingen er moeten komen om op dat moment nog weer eens te bekijken of de commissies openbaar moeten zijn. De Voorzitter heeft gezegd dat je dan beter voorbereid bent, dat het anders zo ineens voor ons ligt; dat is gewoon niet waar. Wij hebben bij alle vier algemene beschouwingen uitvoerig stil gestaan bij de kwestie van openheid en inspraak en wij hebben daartoe mo ties ingediend. Die moties hebben we zeer uitvoerig toegelicht. Ik geloof ook dat het geen enkele zin heeft om vandaag weer in herhaling te vallen en nog eens duidelijk te maken waarom wij pleiten voor die open heid, het geven) van informatie, wat inderdaad de basis is voor inspraak, want inspraak zonder openheid en informatie heeft geen enkele zin; ik dacht dat weth- Tiekstra dat zopas ook al heeft gezegd. Dat is voor ons enorm belangrijk, dat is voor ons een van de meest centrale punten. Wij zijn blij dat de P.v.d.A. met ons in die richting meedenkt. Aan het adres van de heer Hei- dinga zou ik willen zeggen dat wij het gevoel hebben dat het politieke klimaat t.a.v. dit soort kwesties ver andert; er is voortdurend beweging en er treden ver snellingen op. Ik geloof dat wij in Leeuwarden nog steeds achteraan lopen. Ik meen ook dat de verkiezin gen een rol spelen bij de stroomversnelling, bij de ver andering van dat politieke klimaat. En dat betekent helemaal niet dat ik zeg dat mensen onbetrouwbaar zijn of wat dan ook; ik vind het een logische en van zelfsprekende zaak dat de ontwikkelingen die er leven hun neerslag krijgen in b.v. verkiezingsprogramma's en dat de verkiezingen hierbij een rol spelen. Dat vind ik alleen maar gunstig. Wij hebben wat de openheid en inspraak betreft eigenlijk veel meer gevraagd dan ik nu in twee moties aan U wil vragen. Wij hebben het indertijd gehad over inspraak van de publieke tri bune. Ik weet dat dat op het ogenblik gewoon niet haalbaar is. Wij hebben ook gesproken ik weet niet of de heer Vellenga ook in die richting wilde gaan over de openheid van commissies voor advies en bijstand. Ik wil nu met een motie komen die dat nog niet aan de orde stelt; ik wil alleen spreken over de openheid van de raadsadviescommissies. Dat zijn an dersoortige commissies waarin andersoortige proble men een rol spelen dan in de commissies voor advies en bijstand. In de raadsadviescommissies wordt een stuk beleid voorbereid. De Voorzitter heeft een paar keer gezegd dat dat de kraamkamers zijn; dat is ook zo. Daar moet men dus zicht op krijgen, anders ziet men dat puntje van die ijsberg hier in de Raad waar de beslissingen moeten komen niet; dan zie je de voorge schiedenis niet en kan je eigenlijk ook bijna geen ver anderingen aanbrengen. Ik zal mij dus beperken door alleen te vragen om openheid van de raadsadviescommissies. Als we het hele raderwerk, het hele functioneren van de raden en commissies gaan bekijken kunnen we dat ben ik met de Voorzitter eens misschien nog eens de wen selijkheid bezien van openheid van de commissies voor advies en bijstand; ik vind die openheid beslist wense lijk, maar ik wilde dat nu nog even laten rusten. Het andere punt dat ik aan de orde wil stellen, is de vergroting van de mogelijkheden van raadsleden om bepaalde onderwerpen, die plotseling actueel wor den, in deze Raad aan de orde te stellen. Dat is een punt dat wij de vorige keer ook al hebben aangedra gen en waarvan ik tot mijn grote vreugde hoor dat de heer Vellenga dat meen ik tenminste begrepen te hebben ook vindt dat het Heerenveense systeem zo noem ik het maar in Leeuwarden wel wenselijk en misschien haalbaar is. (De heer Vellenga: Ik heb de wennselijkheid van de vergroting van de mogelijk heden in het seniorenconvent geventileerd en dat mond de toen uit in een voorstel van het College.) Ja, een afgezwakt voorstel. (De heer Vellenga: Dat geef ik toe, maar je moet toch ergens beginnen.) Daarom vind ik gewoon dat, nu wij deze zienswijze hebben geëva lueerd, ik de oorspronkelijke motie van vorig jaar aan de orde moet stellen. Ik zal beide moties voorlezen. De eerste luidt: „De Raad der gemeente Leeuwarden, op 17 december 1973 in vergadering bijeen, besluit dat alle raadsadvies commissies in het vervolg in het openbaar zullen ver gaderen." Deze motie is, behalve door mij, ondertekend door de heren Van der Wal en Singelsma, maar misschien wil iemand van de P.v.d.A. die ook nog ondertekenen; dat zou ik bijzonder op prijs stellen. De tweede motie luidt: „De Raad der gemeente Leeuwarden, op 17 december 1973 in vergadering bijeen, besluit gemeenteraadsleden in staat te stellen bij het begin van de raadsvergade ring te kennen te geven aan het eind van de vergade ring met B. en W. van gedachten te wisselen over een bepaald onderwerp." Ook deze motie is, behalve door mij, ondertekend door Piet van der Wal en de heer Singelsma. Ik hoop dat er ook van de kant van de P.v.d.A. mede-onder tekenaars zullen zijn. Dan wil ik nog heel even iets zeggen over de kwes tie van de afgestudeerden van de agogische akademie. In de kring van het maatschappelijk werk in Leeuwar den zal men bijzonder blij zijn als er eindelijk afgestu deerden komen. Er moeten nog steeds allerhande men sen aangesteld worden die hun opleiding nog niet heb ben afgerond, die nog helemaal aan het begin van hun studie staan. Er is een enorm grote vraag in Friesland naar dit soort mensen, omdat het diploma volkomen gelijk gesteld is aan het diploma van een sociale aka demie De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen dat we de moties die de heer Van Haaren heeft ingediend en die hij al heeft toegelicht even laten liggen en op dit mo ment niet in de discussie betrekken. Ik neem aan dat ook degenen die al gesproken hebben er behoefte aan hebben er over te spreken. Het betreft hier een ge claimd punt; ik zal ze straks in behandeling geven. Ik verzoek de volgende sprekers er even aan voorbij te gaan. Ik kom er straks nader op terug. De hear Singelsma: De hear Vellenga hat sein: Jo binne in aerdige winterjounenochtprater. Dat winter- jounenocht wie, sa't Jo witte, net allinne in saek fan formeits. Doe't Waling Dijkstra en Auke Boonemmer de boer opgyngen it wie yn de tiid fan it rasiona- lisme, de tiid dat men tocht Oefening kweekt kunst" en sa hwat(De heer Vellenga: Oefening baart kunst!) Ja, mar ek „o.k.k., oefening kweekt kunst". Dat wie de tiid dat men tocht, dat men troch oefening in great kunstner wurde koe. Mar sjoch, dit winter- jounenocht, nei foaren brocht troch dizze forneamde hearen op aide lege bedsteden en sa, wie net allinne ta formeits mar it wie ek ta learing. Dus Jo kinne oannimme dat it forhael dat ik strak halden haw net allinne tsjinne ta formeits mar ek ta learing fan, mis kien, de greate fraksjes. Nou binne der yn dizze wrald great-tinkers en lyts-tinkers. Ik bin wolris fan mie- ning dat de stimmen net teld mar woegen wurde moasten. Dêrom fyn ik ynspraek fansels in hiel sin- nige prosedure, mar dan moatte wy de minsken wol alternativen oanbiede. Ik kom nou even op it forhael fan de hear Vellenga. Hy seit: Wolle Jo ek great wurde? Mar dat leit him net oan my. De skiednis rint sa't dy rinne moat. Dat wy hjir yn it forline Bilgaard fol bouden en it Vliet tichtsmieten en de smoargens forbaernden, wiene jim- me it allegearre mei iens. (De hear Tiekstra (weth.): Smoargens forbaerne moat noch.) Der is in bislüt oer nommen. Mar dat lei doe yn de tiid. Ik nim dat de minsken eins net iens sa botte kwea öf. Allinne, as hja dat nou noch sizze soene, soe ik sizze: Nou rinne jimme efter. De hear Vellenga seit: Der is in evolüsje yn it tinken. Gelokkich dat dat sa is. Ik lies fan 'e wike de Strikel en dêr stie yn: „De F.N.P." ik wol net to folie oer de F.N.P. prate hear „hat it bi- stien om alderhanne populaire dingen dy't yn de lift sitte under har idéen to skouwen." Dat kin in lytse partij gauwer as in greate partij. By greate partijen moatte alderhanne partijformaesjes heard wurde, dus by in lytse partij giet it evoluearjen yn in bipaelde rjochting makliker as by in greate partij. De hear Nijboer skreau ek: „As jimme der net west hiene dan hiene wy fansels dizze tinkbylden ek wol krigen." Dat nim ik ek wol oan. Yn in bipaelde tiid de tiidgeast wurdt dat neamd foroaret de mentaliteit fan de minsken; it tinken foroaret, hoewol 't der altiten bi paelde foartrekkers binne dy't earst yn in isolearre posysje steane en dan stadieh oan troch lettere gene raesjes nei wearde skat wurde. Ik nim grif oan dat der ek by de P.v.d.A. in foroaring komt yn it tinken. Ik merk dat as ik jouns de Ljouwerter Krante lês. Der is nochal hwat rüzje, hwat heibel yn de P.v.d.A. en dat fyn ik in normael forskynsel; dat is ek in ge- neraesjekonflikt. In jongere generaesje tinkt oars oer de dingen as in aldere generaesje. It is in soun en goed forskynsel dat der striid is. Dêr't gjin striid is, is ek gjin eare. Ik nim ek wol oan dat it yn goede ba nen komt as sa'n greate organisaesje mar de tiid forstiet en nei de jongeren harkje wol. Nou seit de hear Vellenga: Wolle jimme in greate partij wurde? Ik sei krekt al: De skiednis rint sa't dy rinne moat. Ik bin hwat dat oanbilanget min ofte mear in fatalist. Ik haw dit wurk op my nommen en ik nim oan dat oaren it straks fuortsette sille. En oft it in lytse frak sje of in greate fraksje wurde sil, leit net ta myn bioardieling. It kin my yn wêzen net sa botte folie skele. Soene wy hjir de mearheit hawwe wolle? Ik soe it net graech wolle. Ik sjoch byg. sa'n gefal as Idaerderadiel dêr't ien fraksje de baes is en dêr't ek de P.v.d.A.-wethalders it to sizzen hawwe; it hiele kolleezje is fan ien kleur. Dat fyn ik net in soune üntjowing fan de demokraty. Ek de minderheit, dy't it kenmerk fan de demokraty is yn de westerse wrald, hat syn rjochten, de minderheit moat in stim mei hawwe, moat meiregearje.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 8