3
troffen in de stukken? Is dat de volgorde of komt U met
een andere volgorde? Is er iets te zeggen over de fasering
van die plannen? Is het mogelijk dat wij t.z.t., wanneer
de machinerie in werking is getreden, ook een overzicht
van die plannen krijgen, zoals wij dat nu van tijd tot tijd
ook krijgen voor de andere bestemmingsplannen binnen
deze gemeente? Ik weet heel goed dat het een vraag is
die niet zo gemakkelijk te beantwoorden is en ik kan me
zelfs ook voorstellen dat, al zou U op dit moment of
over een halfjaar in staat zijn om een bepaalde volgorde
aan te geven, U toch misschien van tijd tot tijd daarvan
zou moeten afwijken. Dit geeft ook niet zoveel bezwaar
van onze kant, mits wij daarvan dan de motivering kennen.
Het zou best kunnen zijn dat er op een bepaald moment
op dit Stadhuis een buidel met goudstukken wordt gedropt
door staatssecretaris Schaeffer in het kader van de stads
vernieuwing en dat U dan de voorkeur zou geven aan een
bepaald plan dat misschien niet direct hoog staat op dat
lijstje. Dat is van onze kant erg acceptabel. Maar in dit
geheel hechten wij er toch ook wel aan dat die groep
mensen die zo geporteerd is om met een stuk werk in de
binnenstad te beginnen de werkgroep Wonen in de
Binnenstad op een bepaald moment ook weet: Dat
gebied zou voor stadsvernieuwing in aanmerking komen.
Het College van B. en W. zou dan zeggen: Wij zouden
het op prijs stellen dat U daar met ons de tanden eens
in zet.
Dat brengt mij tot mijn tweede opmerking en die is:
Gaat U straks ook uit van een bepaald inspraak-model?
Er zijn een aantal inspraak-modellen in andere gemeenten
gehanteerd: de Raad voor de Ruimtelijke Ordening in
het landelijk verband dan heeft daarvoor ook een
bepaalde publikatie verricht. Ik dacht dat het goed zou
kunnen zijn dat we ook daar meer inzicht in krijgen,
omdat er natuurlijk van tijd tot tijd een soort terug
koppeling zal plaats vinden naar de burgerij, maar ook
naar deze Raad; daarnaast is het ook zo dat bepaalde
beslissingen zonder meer bij B. en W. zullen thuis horen,
waar toch wel van tijd tot tijd nader op in gevraagd zou
moeten kunnen worden.
Mijn derde opmerking grijpt ook al een beetje terug
op datgene wat ik in januari in de informele raadszitting
naar voren heb gebracht, n.l. dit. Er verloopt een bepaalde,
misschien wel lange periode tussen vandaag en de vast
stelling van de plannen; ook tussen het vaststellen van de
bestemmingsplannen over zoveel tijd en de realisering,
de uitvoering daarvan. Dit betekent dat wij van onze
kant (voor die periode van een zekere windstilte, van
voorbereiding, van uitwerking van principe-uitspraken)
opnieuw willen aandringen op conserverende maatregelen,
op beschermende maatregelen. Dit om een aantal dingen
te kunnen voorkomen, nare, negatieve afbraakzaken zoals
die kunnen dreigen of zeer stellig dreigen. Ik heb toen
ook al gezegd: Wij moeten met elkaar proberen ongewenste
sloop te voorkomen. Daar zijn een paar maatregelen voor
te nemen, dacht ik. In de eerste plaats zou U dat slopen
kunnen binden aan een vergunning. Daar zou de bouw
verordening, op grond van de Woningwet, voor gewijzigd
kunnen worden. In de tweede plaats zou U, via toepassing
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de sloop kunnen
binden aan een aanlegvergunning. In de derde plaats zou
ik me kunnen voorstellen dat U komt met een soort
verordening voor beschermde stadsgezichten, waarin
slopen wordt verboden behoudens toestemming van
B. en W. Dan zijn we ook al in de sfeer van de uitwerking
van de Wet op de Monumentenzorg terecht gekomen.
Een groepje mensen van de Federatie van Jongerengroepen
heeft hiervoor een z.g. rood boekje uitgegeven en daar
worden die gedachten ook verder in uitgewerkt. Dan zou
ik me kunnen voorstellen dat U zegt: Op dit moment
volstaan wij met commentaar te geven op de drie punten
die deze fractievoorzitter naar voren heeft gebracht en
t.z.t. komen wij met een voorstel. Tenzij U zegt: Dat
voorstel lijkt ons niet zo eenvoudig. Kom dan met een
nota waarin pro's en contra's duidelijk zijn vermeld, opdat
de Raad zich zelf een gedegen oordeel kan vormen over
die punten voor en tegen.
Mijn vierde opmerking is deze. Hoe dring je een te
grote belasting door het uitgaansleven in bepaalde woon
buurten in de binnenstad terug? En hoe voorkom je
uitbreiding van dat uitgaansleven, waardoor een nog grotere
belasting op de woonfunctie zou plaats vinden? Dat zal
naar onze mening ook kunnen met het hanteren van
art. 18 van de Drank- en Horecawet en U weet misschien
ook dat daarvoor in de gemeente Harlingen een ver
ordening is aangenomen. Ik zou dat model sterk onder
Uw aandacht willen brengen.
Mijn vijfde opmerking is deze. Hoe voorkomen wij het
dichtbouwen van binnentuinen, juist ook weer in de
binnenstad? Ik meen dat de heer Rijpma ook in die geest
bij een vorige gelegenheid bepaalde opmerkingen heeft
gemaakt. Als wij de woonfunctie willen uitbreiden hebben
we er toch soms ook wel behoefte aan ruimte te scheppen,
maar ook stellig om ruimte te bewaren. Vandaar ons appèl
aan het College: Weiger vergunningen om die tuinen vol
te bouwen.
Mijn zesde en slotopmerking in dit geheel is dan als
volgt. Ik noemde punten als slopen, horeca, binnentuinen,
maar ik zou me misschien meer punten kunnen voor
stellen waarvan we zeggen: Ja, dat zouden we beter in
de greep moeten kunnen krijgen; misschien zouden we
door aanpassing van de bouwverordening die bouw
verordening ook aan kunnen passen bij de geest van dit
ontwerp-structuurplan. Dat is dan, dacht ik, een zaak van
mentaliteit, een mentaliteit die niet gelijk is in deze Raad
en ook niet binnen de kring van het College van B. en W.
Tegen bepaalde, zeer vitale punten wordt verschillend
aangekeken. Hoe dat zal aflopen weet ik op dit moment
nog niet. Hoe mijn fractie er over denkt is wel duidelijk
geworden en zal ook in de discussies van vandaag en vol
gende week maandagavond opnieuw duidelijk worden.
Ik waag een kleine profetie. Over zoveel jaren lopen mis
schien enkele bejaarde Leeuwarders langs de Westersingel
en dan zegt de een tegen de ander: Weest dou nog wel
dat se hier es een brugge legge wuden? Ik zou me ook
kunnen voorstellen dat dezelfde of andere bejaarde Leeu
warders misschien ook wel sommigen van ons door
de Minnemastraat lopen en dat dan de een tegen de ander
zegt: Must die es foarstelle dat hier hast so'n heel groat
parkeerding staan had. Dan is het stereotiepe antwoord
van iedere Leeuwarder natuurlijk: Och heden, ja. Maar
dat gesprek kan dan alleen maar zo gevoerd worden als
wij heden nee zeggen tegen deze zaken. En mijn fractie
zal dat met overtuiging doen.
De heer Heidinga: Allereerst wil ik U er voor danken
dat er hier een behoorlijke kaart ligt en dat er op de ezel
een heel mooie kaart staat die goed duidelijk is. Wat dat
betreft zijn we aardig vooruit gegaan vergeleken bij de
vorige behandeling. Onze dank daarvoor.
Heel kalm aan en alles goed overwegend en goed door
pratend komen we nu in de richting van de vaststelling
van het structuurplan voor de binnenstad. We zeggen
in deze Raad zo nu en dan wel eensAls het structuurplan
voor de binnenstad is vastgesteld dan verandert er nog
niet veel; het heeft geen rechtskracht in de zin van de
mogelijkheid tot afdwingen van iets op grond van dat
plan. Het zal zeker zo zijn dat de Gemeente straks werkt
in de richting van de thans uitgezette beleidslijnen. Dat
moet wel. Maar als de burger zijn eigendom als het
geen monument is wil veranderen en zijn aanvraag
voldoet aan de eisen die de bouwverordening stelt, dan
zal hem een bouwvergunning moeten worden verleend,
ook al gaat zijn aanvraag regelrecht tegen de geest van het
structuurplan voor de binnenstad in. Nu zijn er groe
peringen in de stad die hier in willen voorzien door
gebruik te maken van een in te stellen sloopverbod
door middel van een aanlegvergunning b.v. een
vestigingsvergunning voor horecabedrijven in woongebie
den en wat dies meer zij. Op zichzelf ben ik hier helemaal
niet op tegen; nog sterker gezegd, ik ben er voor. Maar
alleen als het past in een wettelijk kader en als het dat
niet doet dan zal een deel van de burgerij het ervaren
als dictatuur van pressiegroepen; dat is het dan in wezen
ook. Het geëigende middel is en blijft de vaststelling van
bestemmingsplannen. Daartoe zullen we zo snel mogelijk
moeten komen, maar daar hoort heel wat toe. Een paar
jaar geleden heeft de Raad besloten dat onze eigen stede
bouwkundigen de plannen voor de binnenstad zouden
maken. Ik zou daar nu ook niet over spreken ik houd
er niet van telkens opnieuw weer alles ter discussie te
stellen ware het niet dat ik gehoord heb dat de Stede-
bouwkundige Dienst zeer aan mankracht heeft ingeboet.
Als dit waar is, is er dan naar de mening van het College
redelijke kans dat de werkzaamheden t.b.v. de bestem
mingsplannen voor de binnenstad op een aanvaardbare tijd
bij de Raad kunnen komen en dat bovendien de andere
bestemmingsplannen, die aan onze Stedebouwkundige
Dienst zijn opgedragen, ook eens een keer klaar komen?
Er zijn gebieden waarvoor we reeds voor de derde maal
een voorbereidingsbesluit hebben genomen. Over deze
zaak en ook over de planning in de tijd - de heer Vellenga
heeft hier ook al over gesproken zou ik toch wel graag
grondig willen worden ingelicht omdat dit bijzonder
belangrijk is.
Nu zijn we vanavond wel bijeen gekomen voor het vast
stellen van een structuurplan, maar dit culmineert nu
eigenlijk in het vaststellen van de objectdoelen. Daarom
zal ik daarover nu direct toch maar iets zeggen.
Het eerste objectdoel is: 365 verspreide monumenten;
die staan op kaart 7. Ik heb niet het idee dat deze kaart
helemaal in orde is en er mag dus naar mijn mening niets
aan deze kaart worden verbonden. Er is een officiële,
vastgestelde lijst van monumenten die geldig is. Aan
deze kaart mankeert, dacht ik, teveel.
De objectdoelen 1.6-1 en 1.6-2 betreffen het richtdoel:
Handhaving historische toegangen tot de binnenstad. Bij
de objectdoelen worden dan genoemd: Voorstreek/Hoek-
sterpoort, Nieuwestad/Vrouwenpoort, Wirdumerpoort en
Tuinen. Wordt hiermee nu gesuggereerd dat dit de
historische toegangen tot de stad zijn? Ik dacht dat het
er eigenlijk weinig op leek. Als we de oude kaarten be
kijken, dan was het heel, heel anders. Wordt hiermee dan
bedoeld dat ze nu historisch geworden zijn op de plaats
waar ze nu liggen en in de vorm die ze nu hebben, zodat
er nooit weer een verandering mag komen?
Overigens, de objectdoelen zoals die omschreven zijn
bij de historische waarden hebben mijn instemming wel.
We moeten ons niet verliezen in allerlei detail-vastleggin
gen, maar dit nader regelen in de bestemmingsplannen van
de stadsdelen. We moeten m.i. nu de zaak werkbaar houden
en we zijn natuurlijk verschrikkelijk geneigd om reeds nu
in alle mogelijke finesses ons zelf vast te leggen. Naar mijn
mening moeten we dat beslist niet doen, want dat breekt
ons straks zuur op. Een voorbeeld: Het Hoeksterend staat
op de kaart aangegeven als een minder fraaie straatwand,
waarop nieuwbouw beeldbepalend zal zijn. Er is natuurlijk
helemaal geen straatwand, want er is nu een parkeer
terrein. De enige straatwand die er is, is de oude zoutloods
van wethouder De Jong. Er moet daar een aansluiting
komen van het Hoeksterpad en wat voor zin heeft het
dan om op zo'n stuit terrein, in onbebouwde staat, de
bedoelde bestemming vast te leggen? Het ontgaat mij
waarom we dat zouden doen. Ik geloof dat het erg on
verstandig is om dat te doen. Nu wordt het wel weer
opgelost door de omschrijving van objectdoel 1.5-7, want
daar staat n.l.: Diverse minder fraaie straatwanden waar
nieuwbouw (of beplanting) beeldbepalend zal zijn. Als
het zo wordt vastgelegd is het mij goed, maar op de
tekening staat alleen maar: Minder fraaie straatwanden
waar nieuwbouw beeldbepalend zal zijn. En dat is mij
nou eigenlijk net weer wat te eng.
Als we onder het hoofdstuk Leefbaarheid de object
doelen gaan vaststellen ter bevordering van het Sociaal
klimaat (II), dan gaat het mij te ver om hier en ook
bij Fysiek klimaat (III) de bestemming van straten en
pleinen, voetgangersgebieden enz. vast te stellen. Ik wil
dit n.l. niet los zien van de hoofdstukken over verkeer en
parkeren. Ik kom er bij die hoofdstukken op terug.
Want als we dat al vaststellen bij Fysiek klimaat enz. dan
zitten we eigenlijk al bij het hoofdstuk over het verkeer
dat veel en veel later komt. En als we het m.b.t. het
verkeer eens worden dat dat bepaalde eisen stelt en dat
we daaraan kunnen voldoen dan is het te gek om al be
paalde beslissingen te nemen bij de eerdere hoofdstukken.
Ik weet wel dat U dit wel met mij eens bent.
Als we dan eerst het hoofdstuk Functies bekijken, zoals
het op blz. 5 nader in objectdoelen wordt omgezet, dan
blijkt mij dat, als ik de diverse tekeningen bekijk, de
kaarten 1, 2 en 3 niet altijd met elkaar in overeenstemming
zijn. Daarom vraag ik: Welke waarde wordt er aan deze
tekeningen toegekend? Maken deze tekeningen straks deel
uit van het structuurplan? Dan vind ik dat ze met elkaar
in overeenstemming moeten worden gebracht.
Ik kom dan aan het hoofdstuk Functies, II. Winkels
en markten. Ik blijf van mening dat de richtdoelen 2-1(2),
2-2(1) en 2-2(3) beslist niet thuis horen in het structuur
plan. Ik ben er absoluut op tegen wanneer als objectdoel
wordt opgenomen: Concentratie van het hoofdwinkel
centrum tussen Duco Martenapijp en Amelandspijp. Ik
vind dit gevaarlijk, omdat het College en de diensten de
mogelijkheid hebben zulke maatregelen te nemen dat ze
gelijk krijgen en dus bevorderen dat de uiteinden van de
banaan afsterven. U moet me goed begrijpen, ik zeg niet
dat U dat zult doen, maar U hebt de mogelijkheid om het
te doen. Als mensen zijn we nu eenmaal zo, we willen
allemaal graag gelijk hebben; ik vind het dan ook bijzonder
gevaarlijk om zoiets vast te stellen. Ik geloof niet dat dat
onze taak is, beslist niet. Laten we dan liever het hele
winkelgebied de bestemming laten houden die het heeft,
want er is nooit pijn of moeite geweest over de bestem
ming die dit winkelcentrum heeft. Als er b.v. op het
ogenblik op de Nieuwestad een tandarts woont en die
tandarts zou uit dat huis gaan, dan mag daar niets anders
meer in dan een winkel. Dan zeg ik: Waarom niet. Er
mag wat mij betreft rustig een burger gaan wonen of
een architect of weer een tandarts. Maar als wij daar de
specifieke bestemming winkels op leggen, ik vind dat we
dat niet kunnen doen. We kunnen veel beter de uiteinden
niet discrimineren en het hele winkelgebied dezelfde be
stemming laten houden die het altijd gehad heeft. Dan
dacht ik dat we helemaal van de moeilijkheden af waren.
Bij de objectdoelen op blz. 8 onder het hoofdstuk
Functies, V. Cultuur, recreatie, onderwijs, mis ik Zalen
Schaaf, terwijl U doodleuk de Kazerne bestemt voor
tertiair onderwijs. Waarom doet U dat?
Dan kom ik bij een zeer belangrijk punt, n.l. het hoofd
stuk Functies, VI. Wonen. Ik ben hier niet zo erg verguld
mee. Ik licht er een paar dingen uit. Het lijkt mij niet
zinvol het gebiedje achter de Westerkerk het ligt aan
de Bollemanssteeg en aan de Sak te bestemmen tot
woongebied. Er zijn nu allemaal bedrijfjes. Ik zou voor
dit stukje groengebied in overweging willen geven. Dan
de Bagijnestraat. De noordwand tussen Bollemanssteeg
en Kleine Kerkstraat is vernietigd door de Gemeente
die daar voor de Politie garages en een vrij grote transfor
mator heeft gebouwd. Het zou, dacht ik, voor de hand
liggen dat wij ons zelf in de eerste plaats verplichten dit
in de oude toestand te herstellen; vroeger stonden er
woningen. Maar dat doen we niet, nee, we stellen voor
om dat wat de Gemeente bedorven heeft zo te laten. En
de particulieren, die de bestaande oude panden daar naast
nog gebruiken, verplichten wenee, we leggen op die
panden de bestemming wonen. Je hebt b.v. een drukkerij
op dat streekje. Als wij nu daarop deze woonbestemming
leggen en niet op het stuk van de Gemeente, dan vind
ik dat we geen behoorlijk bestuur uitoefenen. Zulke dingen
kloppen niet, vind ik.
Ik kom dan bij het hoofdstuk Functies, VII. Particulier
autoverkeer. In het algemeen ben ik geen voorstander
van het voorgestelde lussensysteem. Het wenselijke van
afsluiting van het Waagplein, dus de lus rond de Lange
Pijp, ontgaat mij ten ene male. Ook het nut van de ver-
keersonderbreking op het Zaailand, voor de Rijks H.B.S.,
is mij beslist niet duidelijk; evenmin het weglaten van de
mogelijkheid de Nieuweweg te gebruiken. Samengevat
lijkt ons het lussensysteem in zijn geheel geen aanvaardbare
zaak. We zouden veel liever komen tot een goed uit
gekiende regeling voor éénrichtingsverkeer. De noodzake
lijkheid van een brug Zaailand-Westersingel lijkt ons niet
aangetoond. Als het mogelijk is dit aan te tonen, horen
wij dit graag. We zouden tevens graag willen weten waarom
de brug dan niet voor de Fonteinstraat kan worden gelegd.
Als het beslist noodzakelijk is dat die brug er komt dan
lijkt ons dat een veel betere plaats. Wat betreft de Vrou-
wenpoortsbrug, ik ben nog altijd van mening dat de beste
plaats daarvoor is: recht voor de Groeneweg, zoals reeds
in het structuurplan van 1965 was voorzien. De bestaande
brug zou dan kunnen worden verwijderd en de dwinger
zou daar grotendeels in de oude staat kunnen worden
hersteld. Als je die brug voor de Groeneweg legt, bederft
hij aan het bolwerk helemaal niets; hij raakt niets, hij
ligt precies tussen de twee dwingers in en helemaal in
een neutraal gebied. (De heer P. D. van der Wal: Het
kost alleen een stuk of zes bomen.) Hij zou daar veel
mooier komen te liggen dan op het ogenblik de Vrouwen-
poortsbrug ligt. De plaats die voor deze brug gekozen is
in het plan De Jong/Schaafsma lijkt mij een tussen
oplossing te zijn die naar mijn mening niet afdoende is.
Ik vind die oplossing eigenlijk niet consequent. (De heer
Van Haaren: Hij komt er toch niet.) Hij komt er toch
niet? Ach, U kon ook wel eens een broodetende profeet