5
zijn. Wat betreft de aansluiting van Groeneweg, Noorder-
weg, Arendstuin, Hoeksterend, Hoeksterpad, ik geef verre
weg de voorkeur aan de oplossing zoals die is getekend
door de heren De Jong en Schaafsma. Het lijkt mij een
logisch tracé. In het algemeen vind ik de verkeersgang
door de stad, zoals de heren De Jong en Schaafsma dit
hebben voorgesteld, beter dan de door U voorgestelde.
Het lijkt mij echt van belang dat we ook in de Commissie
Ruimtelijke Ordening ons daar nog eens ernstig mee
bezig houden. Hier komt nog een grote vraag bij en dat
is deze. Waar blijft het rapport van de commissie ad hoe
die is ingesteld om rapport uit te brengen over de spoorlijn
Leeuwarden-Groningen Deze commissie zou rappor
teren vóór de behandeling van het structuurplan in
februari. Deze behandeling in februari is uitgesteld tot
nu het is al later dan half maart maar het rapport
is niet verschenen. Ik vind dit bijzonder jammer. Immers,
de oplossingen die de heren De Jong en Schaafsma ons
voor het spoorprobleem aan de hand hebben gedaan zijn
van een zo grote betekenis voor het stadsgebied van de
gemeente Leeuwarden dat de Raad naar mijn mening
niet verantwoord zou zijn als deze hele zaak niet in de
besprekingen omtrent het structuurplan zou worden
betrokken. U bent al een eindje in de goede richting
gegaan door de Willem Lodewijkstraat voor te stellen
als verkeerstracé in plaats van de beide Emmakaden.
Maar de hele ontwikkeling van het stationskwartier, de
ontsluiting van Huizum (de Hollanderdijk enz.), de door
braak aan de Van Swietenstraat houden zo nauw verband
met de spoorkwestie dat die beslist in deze discussie
behoort te worden betrokken.
Wat betreft het busverkeer in de binnenstad, wij zijn
voorstanders van éénrichtingsverkeer, ook in de St.
Jacobsstraat.
Het is wel duidelijk dat de beslissingen die omtrent
het verkeer worden genomen van invloed zijn op de object-
doelen die in de eerdere hoofdstukken zijn voorgesteld.
Zoals ik reeds heb gezegd lijkt het ons dan ook juist dit
in de goede volgorde te besluiten.
Zo de Gemeenteraad mocht besluiten tot verkeers-
afsluitingen dan zijn wij van mening dat die stuk voor
stuk vooraf in de Raad aan de orde behoren te komen,
opdat die dan op hun eigen merites kunnen worden
beoordeeld.
Mijn fractie heeft een aantal voorstellen gedaan. Wij
zijn een zeer bescheiden fractie; er staat niet boven dat
ze van de C.C.P. komen. (De heer Ten Brug (weth.):
Dat raad je zo.) (De hear Singelsma: C.D.A. net?) Deze
fractie heet de C.C.P., Combinatie van Christelijke
Partijen. (De hear Singelsma: Jo kinne it ek net by-
halde.) Och, er zijn tegenwoordig veel mensen die bij
zonder kort van memorie zijn. Dat had ik eigenlijk van
U niet gedacht. It fait my al wer tsjin. (De hear Singelsma:
Och ja, hè?) Ja. De moties worden door de heer Rijpma
te bestemder tijd aan de orde gesteld.
De heer Meijerhof is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De heer P. D. van der Wal: De advertentie, onder
tekend door 500 mensen, die vrijdag j.l. in de Leeuwarder
Courant verscheen liet niets aan duidelijkheid te wensen
over. „Gemeenteraad, spaar onze binnenstad." De heer
Vellenga heeft het ook al aangeroerd en het is precies
waar hier vanavond de beslissing over moet vallen. Zal
de binnenstad gespaard blijven van nog verdergaande
aantasting ten gevolge van het steeds toenemende auto
verkeer of niet? De vijf concrete punten genoemd in de
advertentie zijn natuurlijk alleen maar de meest in het
oog springende punten m.b.t. de aantasting van de
binnenstad. Ik ben bijzonder blij dat de P.v.d.A. zich
vierkant achter alle vijf punten heeft gesteld. Op elk van
die punten kom ik bij de vaststelling van de objectdoelen
wel terug, maar één punt wil ik er nu alvast even uit
lichten. Dat is de voorgestelde tangentfunctie van de
Oosterkade. Ik heb een hjstje gemaakt van de voor- en
nadelen van de tangentfunctie van de Oosterkade. Ik
begin uiteraard met de nadelen.
Het is in strijd met diverse door de Raad vastgestelde
objectdoelen. Ik noem er een paar: geen aantasting
stratenpatroon, handhaving historische toegangen, hand
having grachtenbeloop, zoveel mogelijk handhaven van
de eigen identiteit van afzonderlijke delen, behoud en
verfraaiing straten, pleinen en grachten, de verwerkings
capaciteit van de binnenstadsrondweg verbeteren zonder
de structuur van de binnenstad en de grachten aan te
tasten, tangenten om de binnenstad zo mogelijk langs de
bestaande wegen om het verkeer met bestemming binnen
stad op te vangen en te distribueren. Dit zijn zo een stuk
of zes, zeven richtdoelen waar deze tangentweg over de
Oosterkade stuk voor stuk mee in strijd is. Daarnaast
zijn de kosten van de aanleg van deze weg ook ontzettend
hoog. Er moet een extra brug gemaakt worden bij de
Gevangenis. De hele weg moet opnieuw geprofileerd
worden, er moet afbraak in de Kanaalstraat voor gepleegd
worden en ook achter de Bonifatiuskerk; dit is misschien
onontkoombaar. De aansluitende Oostergoweg ligt er nog
lang niet, ook niet binnen afzienbare tijd. Wethouder
Tiekstra heeft in een interview in Huis aan Huis zijn
twijfel over de aanleg van deze weg uitgesproken, dit
n.a.v. een uitlating van een minister of staatssecretaris.
Zoals ik al zei moet er voor de Oostergoweg afbraak in
Kanaalstraat en omgeving worden gepleegd. Het aanzicht
van woonbebouwing die op het terrein van de Gevangenis
eventueel zal worden gerealiseerd, wordt ernstig geschaad
door de aanleg van dit oosttangent. Ook een enorme
factor is de geluidshinder die dan ontstaat. De scheidende
werking van een drukke verkeersweg tussen de binnenstad
en de wijken U kunt allemaal zien wat er bij de Groene
weg is gebeurd betekent natuurlijk niet dat je dan
zo'n weg niet meer over kunt komen, maar het is gewoon
de beleving van zo'n weg die de twee delen van de binnen
stad heel duidelijk scheidt. Hier komt nog bij dat de
uitvoering volledig afhankelijk is van de afbraak van het
Huis van Bewaring. Ook wordt het Hoeksterend tot een
nog drukker kruispunt gemaakt. Wij hebben een alter
natief geboden en dat is: Het oosttangent een beetje
verder van de binnenstad af, over de Bleeklaan. (De heer
Eijgelaar: Liever niet.) O, U woont daar hè? (Gelach)
Over grote delen is het wegprofiel zo te gebruiken; het
hoeft geen enkele aanpassing en het kost weinig. De
kruisingen van de Bleeklaan met de Groningerstraatweg
en het Noordvliet moeten toch al verbeterd worden. Bij
het Noordvliet hebben we een pand afgebroken om daar
een voorsorteervak te maken omdat daar een verkeers-
lichteninstallatie komt. Het is toch al de bedoeling dat
de nieuwe brug in het Nieuwe Kanaal er komt. Een bij
komend voordeel is ook nog dat de enorme scheidende
werking die het Nieuwe Kanaal heeft tussen de woon
wijken wordt verminderd. De totale kosten zijn veel lager
en we kunnen bij wijze van spreken morgen beginnen.
We hoeven nergens op te wachten, niet op een aansluiting
van de Oostergoweg, niet op een afbraak van het Huis
van Bewaring. (De heer Heidinga: Wat moet er dan
met de Verstolkstraat gebeurenVerstolkstraat? Die sluit
toch op het verlengde van de Bleeklaan met een T-
kruising aan op de Willem Lodewijkstraat! De bestaande
scheidende werking van de Bleeklaan zal groter worden;
dat geef ik toe. Dit is volgens mij ook het enige argument
om een oosttangent over de Bleeklaan af te wijzen. Het
is voor ons toch een keuze tussen de minst slechten en wij
vinden een iets drukkere Bleeklaan misschien iets
drukker; dat moet je ook nog maar afwachten te ver
kiezen boven het verpesten dat heb ik net ook al
gezegd van de Oosterkadc. Enfin, ik heb dus gehoord
dat dit ook een van de punten, genoemd in de advertentie,
is en de P.v.d.A. heeft zich hier vierkant achter gesteld;
ik ben blij dat te horen.
Naar onze mening zijn ook de andere in de advertentie
genoemde punten duidelijk in strijd met de door de
Raad vastgestelde richtdoelen. Maar, zoals gezegd, daar
kom ik bij de afzonderlijke behandeling van de object
doelen wel op terug.
Dan nog iets over de objectdoelen in het algemeen,
zoals vermeld in de bijlage. Ik heb bij de informatieve
raadsvergadering ook al mijn misnoegen over de geleverde
prestatie wat betreft de objectdoelen gespuid. In plaats
van daarna met een verbeterde uitvoering te komen,
krijgen we nu een aantal objectdoelen voorgeschoteld die
helemaal beneden peil zijn. Vaak ontbreken ze zelfs. In
de Leeuwarder Courant ook van vrijdag j.l. staat
een ingezonden stuk van een lid van onze werkgroep
Ruimtelijke Ordening en daarin staat precies omschreven
wat er mis is met deze objectdoelen. Even een citaat:
„De nota zelf herbergt n.l. enige tegenstrijdigheden die
al direct na verschijning door Axies zijn aangetoond,
terwijl ze ook door de heer Evenhuis zijn opgemerkt en
ook burgemeester Brandsma heeft er op geattendeerd dat
de Raad met sommige uitspraken in de toekomst nog wel
eens moeilijkheden zal kunnen krijgen. Naast de tegen
strijdigheden die er de oorzaak van zijn dat het geen
homogeen pakket is geworden, is de doeleindennota niet
volledig. Naast het feit dat over sommige dingen helemaal
niets gezegd wordt b.v. over de te volgen grond-
politiek zijn m.n. de richtdoelen niet verder uit
gewerkt. O ja, het Gemeentebestuur spreekt wel van
objectdoelen, maar duidt daar in de regel de plekken in
de stad mee aan die men met de richtdoelen te lijf moet.
Objectdoelen echter dit is al eerder in deze kolommen
door Ir. C. Boerslag uiteengezet - zijn in wezen de uit
werking van de richtdoelen, zodat deze hanteerbaar worden
cn zodat iedereen zo precies mogelijk weet wat met de
richtdoelen wordt bedoeld. Neem nu b.v. het richtdoel
„Geen aantasting straten- en grachtenpatroon". Wat moe
ten we hieronder verstaan? Mogen er geen nieuwe straten
worden bijgemaakt? Mogen er geen bestaande straten
worden opgeheven of veranderd, b.v. van rijstraat in
voetgangerstraat? Mogen hoogteverschillen wel of niet
worden weggewerkt? En hoe zit het met het profiel van
de straten, mag de rijweg worden verbreed of versmald
of mogen gevel wanden naar voren of naar achteren? Mag
de ene straat d.m.v. een desnoods smalle doorbraak
worden verbonden met de andere? Mag de sfeer in de
straat worden veranderd door b.v. asfalteren, verbreden,
rijprofiel en veranderen van verlichting? Het zijn allemaal
vragen die ten nauwste verband houden met het boven
genoemde richtdoel en waarvan de door de Raad vast
gestelde antwoorden de objectdoelen kunnen vormen.
Alleen een volledige en homogene doelstellingennota,
zoals boven is geschetst, is bruikbaar. Tenminste als we
er van uit gaan dat hij in de toekomst wordt gebruikt als
een machtsinstrument in de handen van de Gemeenteraad
voor het toetsen van de plannen. En dat kan het enige doel
zijn, want als middel om alleen het op stapel staande
structuurplan door de Raad te loodsen is de in de nota
gestoken tijd en energie veel te goed voor. In zijn „Beurte
lings" van 20 september 1973, vlak na het uitkomen van
de eerste doelstellingennota, schrijft Ir. Boerslag: Omdat
er hele vage doelstellingen bestaan b.v. het streven
naar het verkrijgen van een hemel op aarde en hele
duidelijke b.v. het aanleggen van een riolering in de
binnenstad wordt er in de planologie een onderscheid
gemaakt tussen verschillende soorten doelstellingen op
basis van het vaag of duidelijk, het abstract of concreet
zijn. Hiermee is men in de Engelse vaklitteratuur begon
nen. Eén van de soorten doelstellingen werd daarbij
„objective" genoemd. Nu is men in Nederland zo on
handig geweest dit woord met „objectdoel" te vertalen.
Daardoor lijkt het of een objectdoel iets met een object,
een voorwerp te maken moet hebben. Maar dat is niet
waar. Het Engelse woord „objective" wordt door de
meeste schrijvers gebruikt om doelstellingen aan te geven
die zo concreet zijn dat je de mate waarin ze bereikt
worden kunt meten. Ook in de nota in Leeuwarden
wordt de fout gemaakt die door deze vertaling in de hand
wordt gewerkt. De objectdoelen geven van bepaalde
objecten aan wat er mee gebeuren moet."
Er zijn dus duidelijke fouten gemaakt bij het opstellen
van de objectdoelen, ondanks de waarschuwing in de pers
van deze en andere vakmensen. Het is natuurlijk on
doenlijk voor een kleine fractie als Axies om alsnog met
een pakket objectdoelen te komen dat wel voldoet aan de
voornoemde eisen. Met ons toch nog vrij omvangrijk
pakket voorstellen om de objectdoelen te wijzigen of aan
te vullen hebben wij een serieuze poging gedaan toch nog
wat meer inhoud hieraan te geven.
Tot slot wil ik nog even iets over de gang van zaken
bij de behandeling van de afzonderlijke objectdoelcn
zeggen. Vorig jaar, bij het vaststellen van de standaard- en
richtdoelen, heeft U, mijnheer de Voorzitter, bij het
stemmen over de voorstellen m.b.t. de standaard- en richt
doelen dit gedaan bij zitten en opstaan, overigens met
stilzwijgende toestemming van de Raad. Dit gebeurde dan
zo dat degenen die vóór een voorstel uit de Raad waren,
moesten gaan staan en de rest was dan automatisch tegen.
Wij vinden dit een zeer onbevredigende gang van zaken.
Een oplossing zou zijn dat ook de tegenstemmers gaan
staan en geteld worden. U loopt dan natuurlijk het risico
dat er een of meer raadsleden beide keren blijven zitten,
zodat ze dan geen stem uitbrengen. Ik vind dat op zich
geen bezwaar, maar ik weet niet precies of dit volgens de
Gemeentewet kan. Ik meen me te herinneren dat ieder
lid zijn stem moet uitbrengen. Een andere oplossing
zou kunnen zijn dat afwisselend vóór- en tegenstemmers
moeten opstaan en wel zo: Als het om een aanvulling op
de objectdoelen gaat dan gaan de tegenstemmers staan.
Gaat het daarentegen om een verandering van een door
B. en W. voorgesteld objectdoel dan moeten de vóór
stemmers gaan staan. Ik zou graag horen wat de andere
raadsleden en U, mijnheer de Voorzitter, in het bijzonder
hiervan zouden vinden.
De heer De Jong (weth.) is inmiddels ter vergadering
gekomen.
De Voorzitter: In de eerste instantie zijn er nogal wat
punten aangeroerd die, dacht ik, thuis horen bij de
individuele objectdoelen. Ik heb toch gemeend de sprekers
rustig te moeten laten uitspreken, omdat zij het in een
aantal gevallen hebben gebruikt om een wat meer al
gemeen kader te motiveren of aan te tonen. Maar ik ben
er van overtuigd dat U er mee kunt instemmen dat wet
houder Tiekstra zich bij de beantwoording beperkt tot
de algemene facetten die door de verschillende sprekers
naar voren zijn gebracht, eenvoudig om te verhinderen
dat we in een geweldige herhaling zouden vallen. Ik heb
gezien wat U in de amendementen hebt voorgesteld en
wat wij hebben voorgesteld. Over een heel groot aantal
punten komen we straks toch weer te spreken, dus als
wethouder Tiekstra er niet op in gaat mag U dat niet
opvatten alsof wij het niet belangrijk zouden vinden. Het
gebeurt alleen maar omdat wethouder Tiekstra er straks,
als het betreffende onderdeel nader aan de orde komt,
stellig op zal reageren.
De heer Vellenga: Mag ik een aanvullende vraag
stellen? Ik neem aan dat wethouder Tiekstra nu dus in
zijn algemeenheid antwoordt akkoord en dat hij
straks op details althans minder algemene zaken
ingaat, maar pas nadat de raadsleden daarvoor hun bij
drage hebben geleverd. Dat is toch de bedoeling?
De Voorzitter: Dit calculeert wethouder Tiekstra in
bij het reageren n.a.v. de andere opmerkingen die nog
door de Raad zullen worden gemaakt.
De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof dat de algemene
opmerkingen van de heer Vellenga voor een groot deel
neer komen op de vraag: Welk programma, welke proce
dure en welke maatregelen staan B. en W. voor ogen bij
de verdere behandeling van het vast te stellen structuur
plan om te komen tot bestemmingsplannen? Dit is, dacht
ik, de hoofdteneur van de vragen die de heer Vellenga
gesteld heeft. Dan begin ik bij wat de heer Vellenga,
dacht ik, bedoelde met de verdere stappen op blz. 19 van
de nota zelve; ik heb dan het oog op de nota van januari
1974. Hierin zijn op zichzelf genomen min of meer wille
keurig een aantal bestemmingsplannen aangegeven. Ik
zeg min of meer willekeurig, omdat ze uiteraard op zich
zelf wel weer homogene stukken of homogene gebieden
van de binnenstad betreffen. Maar ik geloof dat het juist
is om dit schema nader uit te werken en ook duidelijk
gemotiveerd aan de Raad voor te leggen, opdat de Raad
daarop straks zijn beslissingen kan nemen, omdat het
inderdaad zo kan zijn dat we bij het acute karakter van
te nemen beslissingen misschien straks ergens in strijd
komen met een op zichzelf wel logische volgorde en
programmering. Uiteraard geloof ik dat het juist is om
over de voortgang van deze behandeling ook inderdaad
regelmatig de Raad te informeren. Daarmee is nog hele
maal niets bereikt. Hier legt ook de heer Heidinga zijn
vinger bij, n.l. als hij zegt dat, wanneer het structuurplan
door de Raad is vastgesteld, er nog niet veel verandert.
Dat wil zeggen: Op welke wijze zijn wij in staat zodanige
maatregelen te nemen dat daarmee een nog te ontwerpen
bestemmingsplan voldoende bescherming krijgt? Ik zeg
dit met zoveel woorden, omdat de beslissingen die de
Raad heeft te nemen nu of volgende week maandag
nooit een zodanige marge aan vrijblijvendheid mogen
hebben dat daarmee de burger geen duidelijkheid wat
betreft het te volgen beleid voor ogen komt te staan. Ik
herinner daaraan omdat zowel de heren Vellenga als