12
De heer Tiekstra (weth.): Ik heb eigenlijk geen com
mentaar. Als we hier over gaan discussiëren dan gaan we
praten over wat onder opvallend verstaan zou moeten
worden en ik ben van mening dat dat een onvruchtbare
discussie wordt.
Het amendement van Axies betreffende objectdoel 1.1-2
wordt verworpen met 29 tegen 4 stemmen.
De Voorzitter: We zijn nu toe aan het amendement van
Axies m.b.t. objectdoel 1.2-1.
De heer P. D. van der Wal: Richtdoel 1-2 luidt:
„Zoveel mogelijk handhaving van de eigen identiteit van
de afzonderlijke delen." Als je dan naar de objectdoelen
kijkt om te zien hoe B. en W. dat interpreteren en hoe zij
zich voorstellen dat richtdoel uit te voeren, dan blijkt
dat er helemaal niets staat. Daarom hebben wij maar een
objectdoel geformuleerd, want dat richtdoel moet toch
worden uitgevoerd; het staat er tenslotte niet voor niets.
Wij stellen dus voor om als objectdoel 1.2-1 op te nemen:
„Daar waar de eigen identiteit van een gebied wordt
bedreigd door voorgenomen sloop of verregaande staat
van verwaarlozing van een identiteitsbepalend element zal
door middel van een sloopverbod en/of onderhoudsplicht
geprobeerd moeten worden dat proces te keren." Ik dacht
dat dit voor zichzelf sprak. Er zijn in de binnenstad talloze
voorbeelden te vinden, b.v. de Klanderij; die is identiteits
bepalend voor dat gebied. Als uitvoering van het richtdoel
dat door de Raad met grote meerderheid is aangenomen
lijkt het mij vanzelfsprekend dat dit objectdoel wordt
toegevoegd.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat ik bij de
algemene beschouwingen, n.a.v. de opmerkingen van de
heer Vellenga terzake van een mogelijk sloopverbod,
reeds een toezegging heb gedaan die duidelijk is en die
m.i. deze toevoeging overbodig maakt.
Verder zou ik willen opmerken dat het invoeren van
een onderhoudsplicht mij niet mogelijk lijkt. Die bestaat
niet eens bij de Monumentenwet. Misschien dat het bij
het toezicht m.b.t. verregaande verwaarlozing ingevolge
de Bouwverordening zou kunnen worden gehanteerd,
maar het lijkt mij onmogelijk een onderhoudsplicht op te
leggen. Dat verdraagt zich niet met de huidige wetten en
bepalingen.
De heer P. D. van der Wal: Volgens mij wordt de
onderhoudsplicht in de Bouwverordening wel genoemd,
ik dacht in art. 46 of art. 48. Het wordt echter zo geïnter
preteerd dat er in de gemeente Leeuwarden nooit gebruik
van wordt gemaakt. Maar in de gemeente Groningen
wordt er wel gebruik van gemaakt. Misschien hebben ze
andere juristen. Volgens mij is het wel degelijk mogelijk.
Ik zie trouwens ook weinig in een sloopverbod zonder
een onderhoudsplicht. Je hoeft een gebouw maar een paar
jaar leeg te laten staan daar heeft het Gemeentelijk
Woningbedrijf ook wel ervaring mee en dan sloopt het
zichzelf wel. Dan hoef je niets meer te verbieden, dan is
het een natuurlijk proces.
De heer Vellenga: In het voorstel van Axies wordt
uitgegaan van een bepaald instrumentarium. Dat is niet
of onvoldoende voor handen voor zover onze kennis
strekt. Zopas heeft weth. Tiekstra namens het College
gezegd dat het College op een aantal punten die door de
fractievoorzitter van de P.v.d.A. zijn genoemd nog terug
zal komen te bestemder tijd. Ik heb dus de neiging om
in de richting van Axies te suggererenHoud dit voorstel
aan, dan kunnen we het combineren, koppelen aan de
notitie of de nota die o.m. over deze materie door B. en W.
uitgebracht gaat worden, want anders gaat U een paar
instrumenten noemen in het structuurplan waarvan U
niet weet of ze ook echt van kracht kunnen zijn. Dan
hanteren we misschien iets waarmee geen slagen kunnen
worden uitgedeeld of slagen kunnen worden voorkomen.
Vandaar dat mijn fractie het wat moeilijk heeft met dit
amendement. De intentie delen we, maar je moet o.i.
wel iets voorstellen dat je hard en waar kunt maken.
Daarom zeg ik: Wacht dit rustig af en laat dit boven de
markt hangen.
De heer P. D. van der Wal: Mag ik nog even iets
zeggen? (De Voorzitter: U kunt meedelen of U het
amendement intrekt of handhaaft, maar ik geef U geen
derde instantie.) Ik heb het tot nu toe steeds erg kort
gehouden. Ik kan me wel voorstellen dat de heer Vellenga
ons suggereert dit amendement aan te houden. Volgens
mij hebben we het instrumentarium wel; het wordt hier
alleen niet toegepast. Ik ben echter bereid dit voorstel aan
te houden tot het College t.z.t. met een nota komt.
De heer Tiekstra (weth.): Ik wil toch nog wel even
een korte reactie geven. De heer Van der Wal doelt op
de aanschrijvingsbevoegdheid ingevolge de Woningwet die
ook is neergelegd in de Bouwverordening. Maar hij vergist
zich als hij veronderstelt dat die bevoegdheid niet ge
hanteerd wordt; die wordt wel degelijk gehanteerd.
Het amendement van Axies betreffende abjectdoel 1.2-1
wordt aangehouden tot het College t.z.t. komt met een
nota over sloopverbod enz.
De Voorzitter: Dan is nu het amendement van Axies
m.b.t. objectdoel 1.3-1 aan de orde.
De heer P. D. van der Wal: Het objectdoel 1.3-1 heeft
betrekking op richtdoel 1-3: „Goede samenhang tussen
bebouwde en onbebouwde ruimten." Kijken we naar de
objectdoelen om te weten te komen hoe B. en W. zich
voorstellen dit richtdoel te verwezenlijken dan zien we
niets. Dus hebben wij maar weer geprobeerd in ieder geval
een onderdeeltje van het richtdoel te concretiseren. Wij
stellen voor objectdoel 1.3-1 toe te voegen, luidende: „Als
onderdeel van de in het richtdoel bedoelde samenhang
zal een bestratingsplan voor de hele binnenstad als basis
dienen voor incidentele herbestratingen." Uiteraard wor
den herbestratingen in de binnenstad bedoeld, maar dat
is wel duidelijk. De goede samenhang tussen bebouwde
en onbebouwde ruimten hangt wel degelijk samen met
de bestrating. Ik ben mij er van bewust dat het maar een
onderdeel is, maar wij hebben dit er uit gelicht omdat wij
vinden dat het nodig is dat er een integraal bestratings
plan voor de hele binnenstad komt, dat alle bestratingen
gemotiveerd zijn en op elkaar aangepast worden; het
verkeer door de hele binnenstad wordt geregeld en daarop
moet de bestrating worden aangepast.
De heer Tiekstra (weth.): Ik zou een heel bekend
deuntje kunnen hanteren, n.l. „Ik zie het niet meer
zitten". Ik bedoel hiermee dit. Het is heel eenvoudig
neer te schrijven dat er een bestratingsplan voor de hele
binnenstad moet komen, maar het is natuurlijk een onvoor
stelbaar karwei. Ondertussen daar helpt geen lieve
moederen aan zijn incidentele herbestratingen gewoon
een dwingende eis van elke dag. Daarnaast wordt intussen
bij voortduring door allerhande bedrijven in die straten
omgeraust; ik zeg het wat ruw. Ik zie geen werkelijk
harde mogelijkheid om tot een plan te komen zoals door
Axies wordt gevraagd. Een heel andere zaak is dat er bij
incidentele reconstructies voortdurend raadscommissies
betrokken zijn die een duidelijk inzicht hebben in de vraag
waarom het gaat in een bepaalde specifieke situatie. Het
is volstrekt onmogelijk om te veronderstellen voor
mij althans dat we een totaal plan voor de hele stad
zouden kunnen maken dat zo hard kan zijn dat we het
overal voor een reeks van jaren kunnen hanteren. Dat kan
niet. Ik waarschuw er tegen dat wij onze diensten niet
moeten opzadelen met opdrachten die in wezen irreëel zijn.
Het amendement van Axies m.b.t. objectdoel 1.3-1
wordt verworpen met 31 tegen 2 stemmen.
De Voorzitter: Dan is nu het amendement van Axies
aan de orde dat betrekking heeft op objectdoel 1.4-1.
De heer P. D. van der Wal: Wij willen dit amende
ment maar even bewaren totdat het hoofdstuk over het
verkeer aan de orde komt.
De Voorzitter: Zowel de P.v.d.A. als Axies heeft
amendementen ingediend m.b.t. objectdoel 1.5. Ik zou
dit objectdoel graag in één keer willen behandelen.
Mevr. Visscher-Bouwer: In objectdoel 1.5 spreekt U
over begrenzing uitbreidingsmogelijkheden van kantoren
13
complexen en hieronder volgen dan een tweetal object
doelen, n.l. „Omgeving Torenstraat" en „Omgeving
Tweebaksmarkt". Wij dachten dat, indien men ernst wil
maken met de voorgestelde plannen om het wonen in de
binnenstad te bevorderen, hier nog enige objectdoelen
aan moeten worden toegevoegd. Wij denken aan: „Om
geving Kerkstraat", „Omgeving Monnikemuurstraat/Bij
de Put" en „Omgeving Nieuweburen". Het kan toch niet
worden ontkend dat een verdere uitbreiding van de
grotere bedrijven in deze omgeving, m.n. Jongbloed, de
Handelsdrukkerij, De Jongs Papiergroothandel en de
Leeuwarder Courant, de plannen om in het noordelijk
deel van de binnenstad een aantrekkelijk woongebied van
voldoende grootte te maken, zouden doorkruisen. Wij
dachten dat het goed was hierover een uitspraak van de
Raad te vragen opdat ook deze bedrijven weten waar ze
aan toe zijn. Wij zouden die bedrijven dus niet per se
weg willen hebben, maar grenzen willen stellen aan
eventuele uitbreidingen. Wij stellen daarom voor object
doel 1.5 als volgt te veranderen: „Begrenzing uitbreidings
mogelijkheden van kantorencomplexen" wordt „Begren
zing uitbreidingsmogelijkheden van kantoren- en bedrijfs-
complexen". Toevoegen 1.5-2a: „Omgeving Kerkstraat",
1.5-2b: „Omgeving Monnikemuurstraat/Bij de Put" en
1.5-2c: „Omgeving Nieuweburen".
De heer P. D. van der Wal: Ik probeer onze amende
menten te combineren met die van de P.v.d.A. Met het
voorstel om het objectdoel uit te breiden met „bedrijfs-
complexen" zijn wij het wel eens. Maar de P.v.d.A. stelt
ook voor 1.5-3 en 1.5-4 te laten vervallen. Dat betreft de
geleidelijke overgang naar grootschaliger bebouwing tussen
Zaailand en Willemskade en ten zuiden van Willemskade.
Dat hele stuk vervalt dan.
Mevr. Visscher-Bouwer: Hier is een misverstand in
het spel. Ik heb nog maar een gedeelte van objectdoel 1.5
behandeld.
Het tweede deel van objectdoel 1.5: „Geleidelijke
overgang naar grootschaliger bebouwing tussen Zaailand
en Willemskade en ten zuiden van Willemskade" is een
heel andere zaak. Wij hebben hierover al eerder vragen
gesteld. Het is ons echter niet duidelijk wat het College
precies bedoelt. Waar gaat U precies van uit, van de oude
of van de nieuwe bebouwing? Wij hebben in de Raad
door het aannemen van een motie indertijd vastgesteld
dat het beschermd stadsgezicht zich zou uitstrekken tot
en met de bebouwing aan de buitenzijde der grachten. De
bebouwing aan de Willemskade vinden wij dermate
karakteristiek dat wij deze zouden willen behouden. Wij
achten dit in de door U voorgestelde objectdoelen niet
gegarandeerd. Wij denken hierbij ook even aan de plannen
voor nieuwbouw op de hoek Willemskade/Zuiderstraat
voor de Ea. Dijkstra. Wij stellen daarom voor de object
doelen 1.5-3 en 1.5-4 te vervangen door een nieuw object
doel 1.5-3 dat luidt: „Geen aantasting karakteristieke be
bouwing aan de Willemskade."
Dan nog iets over objectdoel 1.5-7. Dat is weer een
heel andere zaak. Het door het College geformuleerde
objectdoel luidt: „Diverse minder fraaie straatwanden
waar nieuwbouw (of beplanting) beeldbepalend zal zijn."
Die straatwanden staan dan aangegeven op kaart 1. Wij
hebben in de informatieve raadszitting al gevraagd wat
precies wordt bedoeld met „nieuwbouw beeldbepalend".
Als wij de kaart bekijken dan staat de bloklijn welke deze
straatwanden aanduidt o.a. om het gebouw aan de Hania-
steeg en langs de oostkant van het Schoenmakersperk.
Dit laatste is het Stads Weeshuis. Dat zou dan inhouden
dat hiet zou moeten worden afgebroken. Wij vinden
trouwens dat deze aanduiding op meerdere plaatsen
discutabel is. Het komt ons voor dat het vastleggen van
deze zaken thuis hoort in de bestemmingsplannen. Wij
dienen daarom de volgende motie in: „De Raad behoudt
zich het recht voor om de onderbroken streeplijn welke
op kaart 1 aangeeft waar nieuwbouw beeldbepalend zal
zijn als niet bindend te beschouwen en dit pas vast te
stellen bij de uitwerking van de deelbestemmingsplannen."
De heer P. D. van der Wal: Hoewel wij de zaak wat
richtdoel 1.5 betreft een beetje anders hebben aangepakt,
dekken de amendementen van de P.v.d.A. wel ongeveer
onze bedoelingen. Wij willen de zin „Geleidelijke over
gang naar grootschaliger bebouwing" er uit hebben zodat
1.5-3 en 1.5-4 gewoon onder „Begrenzing uitbreidings
mogelijkheden van kantoren- en bedrijfscomplexen" val
len. Maar ik ben best bereid ons objectdoel 1.5 te laten
vervallen. Óns objectdoel 1.5-4 komt praktisch overeen
met het amendement van de P.v.d.A. De eerste twee
gebieden die wij noemen, n.l. omgeving Grote Kerkstraat/
Pijlsteeg/Bollemanssteeg en omgeving Monnikemuur
straat/Bij de Put en Nieuweburen, staan in de amende
menten van de P.v.d.A. Wij hebben echter nog wel voor
gesteld ook „omgeving Raadhuisplein" op te nemen. Daar
is ook een kantorencomplex ten aanzien waarvan we mis
schien wel eens mogen afspreken hoever dat kan uitdijen;
het betreft natuurlijk het complex waarin wij ons mo
menteel bevinden. Ik handhaaf dat voorstel wel.
Dan hebben wij nog de amendementen 1.5-8 en 1.5-8a.
Wij zouden als objectdoel 1.5-8 willen opnemen: „Om zo
goed mogelijk te kunnen beoordelen of nieuwbouw en
verbouw voldoen aan de in het richtdoel gestelde eisen,
wordt een zo natuurgetrouw mogelijke maquette op vol
doende schaal van de binnenstad vervaardigd (evt. in
fasen)." Het richtdoel waar dit bij hoort, luidt: „Nieuw
bouw en verbouw in harmonie met schaal, maat en aard
omgeving." Er is hier in de zaal een maquette opgesteld,
maar die voldoet niet aan de eisen die wij er aan stellen.
Wij zouden een grotere maquette willen hebben waarbij
je door middel van periscopen kan bekijken of nieuwbouw
of verbouw in het straatbeeld past. Daaraan vast koppelen
wij dan objectdoel 1.5-8a (als 1.5-8 niet wordt aangenomen,
vervalt 1.5-8a uiteraard, maar ik neem aan dat de Raad
de noodzaak van een maquette wel in ziet) en dat luidt:
„In de bouwverordening zal worden bepaald dat een aan
vraag voor een bouwvergunning ook vergezeld dient te
gaan van een op de juiste schaal gebouwde maquette van
de voorgestelde nieuw- of verbouw als het valt binnen
het toekomstig beschermd stadsgezicht. Mogelijkheden
tot vrijstelling van deze verplichting bij onbetekenende
nieuw- of verbouw zullen worden opgenomen." Als er
ergens een duivenhok of een stenen kippenhok achter
wordt gebouwd dan hoeft er natuurlijk niet een maquette
ingediend te worden. Maar met deze eis wordt het mogelijk
dat wij vooraf kunnen beoordelen hoe een bepaalde
nieuw- of verbouw in het stadsbeeld past. Het lijkt mij
erg goed dat die maquette er komt.
De heer Schaafsma: Ik zou nu graag de tweede motie
van de V.V.D. in willen dienen. Die hoort dan bij object
doel 1.5-7. U hebt op kaart 1 aangegeven waar nieuwbouw
beeldbepalend zal zijn en daarbij staat ook Hoeksterend
oostzijde. Mijn fractie is echter van mening dat, nu van
de drie dwingers die daar vroeger bebouwd waren er
één vrij komt door de afbraak van de gasfabriek, wij ons
eigenlijk moeten hoeden voor het opnieuw gaan bebouwen
van die dwinger. Het lijkt ons beter dat wij daar in de
toekomst een groenbeplanting aanbrengen zodat we de
dwingers weer als een aaneengesloten gordel t.e.m. de
Kazerne terug krijgen. Het zou ideaal zijn als de dwingers
allemaal weer zonder bebouwing zouden zijn. Wij voelen
dus niet zoveel voor het opnieuw bebouwen van Hoekster
end oostzijde. Daarom hebben wij een motie ingediend
die luidt: „Bij bebouwing van het Hoeksterend oostzijde
geen andere bebouwing voor te staan dan een parkeer
garage, met dien verstande dat de aan het Hoeksterend
gelegen zijde zich verdraagt met de omgeving (winkels/
kantoren/woningen)." Deze formulering is eigenlijk uit
noodzaak geboren omdat wij voor die parkeergarage als
zodanig niet geporteerd zijn. Wij zouden daar graag een
groenbeplanting zien.
De heer Knol heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Tiekstra (weth.)Ik geloof dat ik wel kan zeg
gen dat wij met de aanvulling van de P.v.d.A. wat betreft
het toevoegen van het woord „bedrijfscomplexen" niet
zoveel moeite zullen hebben. Ik dacht dat deze aanvulling
op zichzelf wel een verdienste kan hebben in het verdere
proces.
Dan stelt de fractie van de P.v.d.A. vervolgens voor de
door ons onder 1.5-1 en 1.5-2 genoemde gebieden Toren-
straat en Tweebaksmarkt aan te vullen. Dit hoort bij de
begrenzing van de uitbreidingsmogelijkheden als ik het
goed begrepen heb. (Mevr. Visscher-Bouwer: Inder
daad. Het hoort bij de begrenzing van de uitbreidings
mogelijkheden van kantoren- en bedrijfscomplexen.) Dit