i6 ook al zou als uitgangspunt van het beleid m.b.t. de objectdoelen 1.5-3 en 1.5-4 de maat van de nieuwbouw gelden, ik dan nog niet de overtuiging heb dat daardoor een Manhattan-effect ontstaat. Ik dacht dat we met dit soort vergelijkingen bijzonder voorzichtig moeten zijn. Ik begrijp ze in het debat heel best, maar objectief gezien geloof ik dat ze ten onrechte worden gehanteerd. Ik praat hier over omdat bij voortduring al het streven is geweest om met deze nieuwbouw binnen beperkte grenzen te blijven; dat kost vaak al moeite genoeg. Als wij in het bijzonder kantoren met een baliefunctie voor de binnen stad willen behouden en als wij willen voorkomen dat een stuk bebouwing in de binnenstad vooral in dit gebied functieverlies gaat lijden en daardoor leegstand ontstaat waardoor de stad beschadigd wordt en in zijn functie patroon wordt aangetast, dan zullen we moeten aanvaarden dat er hier en daar dit soort elementen komen. Dat is niet alleen een werkgelegenheidsvraagstuk, dat is ook een vraagstuk van het behoud van het functiepatroon van de binnenstad. En daar pleit ik met grote nadruk voor. Ik wil dan meteen even ingaan op hetgeen mevr. Visser heeft gezegd. Op dit moment is uiteraard nog in geen enkel opzicht, ook wanneer we de uitbreidingsmogelijk heden beperken, sprake van enige schadevergoedings procedure. Maar het is natuurlijk wel zo dat, als het beleid verhard wordt in de vorm van bestemmingsplannen, de Wet op de Ruimtelijke Ordening de planschademogelijk- heid kent. Maar ik geloof dat men wel goed moet lezen wat er staat. Er wordt in de aanvulling van de P.v.d.A. en Axies uitgegaan van de vooronderstelling dat er uit breidingsmogelijkheden zullen moeten zijn. Nadrukkelijk wordt echter uitgesproken dat dit bepaald niet onbegrensd mag zijn en dat die grenzen ook nadrukkelijk zullen moeten worden aangegeven. Ik dacht dat het een zaak is van goed overleg tussen de belanghebbende ondernemers en het Gemeentebestuur om na te gaan welke de uitbreidings mogelijkheden zullen zijn en of ze ter plaatse zullen kun nen worden vervuld. Als dat niet kan dan is de consequen tie dat we met het bedrijf over verplaatsingsmogelijkheden zullen moeten praten om de werkgelegenheid voor Leeu warden te behouden. En wanneer in dat overleg en die onderhandelingssituatie blijkt dat wc gewoon de financiële middelen niet hebben om dat beleid waar te maken, dan zullen we ik zeg dit in alle openhartigheid op een bepaald moment bereid moeten zijn water in de wijn te doen omdat we het geld niet hebben de wijn onaangelengd te kopen. Dan kom ik even terug op het misverstand dat kennelijk is ontstaan m.b.t. de maquette. Ik vreesde dat misverstand al toen ik met de heer Van der Wal discussieerde over de woorden „zo natuur getrouw mogelijke maquette" in zijn amendement 1.5-8. Dat is natuurlijk nogal wat. (De heer P. D. van der Wal: Ik heb al gezegd....) Laat mij nu even uitspreken. Er is in het amendement ook niet voldoende aangegeven wat met „op voldoende schaal" wordt bedoeld. Ik ben het met de opponenten van de heer Van der Wal eens dat, als hij een maquette wil die een ton gaat kosten, wij daarvoor een krediet moeten vragen aan de Raad en ik heb niet de indruk dat die ton dan aanwezig zal zijn. Iets anders is dat we binnen het kader van de beschikbare middelen kunnen proberen tot een zo goed mogelijke maquette te komen die een zo goed mogelijk beeld geeft. Dat heb ik geprobeerd in mijn toezegging aan de heer Van der Wal duidelijk te maken, maar meer mag er ook niet uit worden gedestilleerd. Ik geloof dat wij de bestaande praktijk m.b.t. de maquettes zoals die nu worden gehanteerd bij aanvragen om een bouwvergunning het beste kunnen handhaven want het is theorie te veronderstellen dat men bij incidentele bouw plannen (nieuwbouw of verbouw) precies die maquette zou kunnen leveren die een invuloefening zou kunnen zijn op de grote maquette. Want dat vraagt de heer Van der Wal in wezen. (De heer P. D. van der Wal: Waarom zou dat niet kunnen?) Dat zou betekenen en dan kom ik al in de richting van een maquette van een ton dat er een maquette zou moeten komen waar ieder individueel pand uitgelicht zou moeten kunnen worden. Als het zo'n maquette moet worden gaat het project door finan ciële omstandigheden bepaald de mist in. Ik wijs er alleen op dat de raadsleden die de begrotingsstukken geïnteres seerd hebben gelezen wel hebben gezien hoe sterk de kosten van het stedebouwkundige werk in de afgelopen jaren al zijn gestegen; dat is beslist een stuk kopzorg. Ter vermijding van ieder misverstand wil ik nog dit zeggen. Als ik wil doen uitkomen dat een motie kan worden overgenomen, dan zeg ik dat zeer nadrukkelijk; dan weet ik de mening van het College. Maar ik kan niet bij elk amendement tijdens de discussie overleg met het College plegen; dan spreek ik voor mijzelf. De Voorzitter: Wij kunnen nu deze discussie afsluiten. Allereerst komt in stemming het voorstel van de P.v.d.A.- fractie om onder 1.5 de omschrijving „Begrenzing uit breidingsmogelijkheden van kantorencomplexen" te wij zigen in: „Begrenzing uitbreidingsmogelijkheden van kantoren- en bedrijfscomplexen." De motie van de P.v.d.A. m.b.t. objectdoel 1.5 wordt aangenomen met 19 tegen 13 stemmen. De Voorzitter: Dan kom ik nu bij de amendementen van de P.v.d.A. (Axies heeft zich hierbij aangesloten) betreffende het toevoegen van de objectdoelen 1.5-2a, 1.5-2b en 1.5-2c. Het gaat om de gebieden omgeving Kerkstraat, omgeving Monnikemuurstraat/Bij de Put en omgeving Nieuweburen. Ik neem aan dat U er mee in stemt dat wij Kerkstraat wijzigen in Grote Kerkstraat; dat voorkomt misverstanden. Ik zou hier dan als 1.5-2d aan toe willen voegen de aanvulling van Axies, n.l. om geving Raadhuisplein. Wij kunnen wel in een keer over deze vier objectdoelen stemmen. De amendementen van de P.v.d.A. en Axies m.b.t. het toevoegen van de objectdoelen 1.5-2a, 1.5-2b, 1.5-2c en 1.5-2d worden aangenomen met 27 tegen 5 stemmen. De Voorzitter: De P.v.d.A. heeft een amendement ingediend dat inhoudt dat de objectdoelen 1.5-3 en 1.5-4 komen te vervallen. Weth. Tiekstra heeft aanneming van dit amendement sterk ontraden. Het amendement van de P.v.d.A. betreffende de objectdoelen 1.5-3 en 1.5-4 wordt verworpen met 18 tegen 14 stemmen. De Voorzitter: Nu is besloten de door het College geformuleerde objectdoelen 1.5-3 en 1.5-4 te laten staan, neem ik aan dat het door de P.v.d.A. ingediende amende ment m.b.t. een nieuw objectdoel 1.5-3 komt te vervallen. (Mevr. Visscher-Bouwer: Nee, dat moet vernummerd worden.) Dus U trekt dat amendement niet in. Goed, dan stemmen we er over. Het objectdoel krijgt, als het amendement wordt aangenomen, een passend nummer, maar over het objectdoel als zodanig kunnen we stemmen. De heer B. P. van der Veen: Er is net besloten de formulering „Geleidelijke overgang naar grootschaliger bebouwing tussen Zaailand en Willemskade en ten zuiden van Willemskade" te laten staan. Deze nieuwe omschrij- ving gaat over precies hetzelfde. Als U dat beschouwt als iets dat apart in stemming kan komen, dan zie ik toch wel een tegenstrijdigheid. De Voorzitter: Ik zie het ook zo. Ik heb net ook gevraagd of dat nog wel in stemming moet komen. Ik meende ook dat het na de stemming van zoeven niet meer speelde. Maar de indieners van het amendement zijn van mening dat het amendement, met vernummering, moet worden gehandhaafd. Zij dienen het voorstel in en hand haven het en dan kan ik moeilijk zeggen dat er niet over gestemd mag worden. Die strijdigheid zal dan later wel blijken. Het College heeft al ontraden dit amendement aan te nemen, Nu is het bovendien strijdig met hetgeen zo even is beslofen. Maar als de indieners het amendement toch handhaven komt het in stemming. Mevr. Visscher-Bouwer: Ik ben het niet eens met Uw opvatting over dit amendement. Waarom zouden we geen geleidelijke overgang van de bebouwing kunnen heb ben vanaf het Zaailand naar de Willemskade en de Willemskadc zo laten als hij is; dat kan best. De onzeker heid over Uw uitgangspunt was reden voor ons voor te stellen 1.5-3 en 1.5-4 te laten vervallen. De Voorzitter: Ik heb ook geen bezwaar tegen stem ming over dit amendement. 17 De stemmen over het amendement van de P.v.d.A. betreffende het opnemen van een nieuw objectdoel 1.5-3 staken (16-16). De Voorzitter: Deze uitslag betekent dat wij over dit voorstel volgende week maandag opnieuw stemmen. (De heer Vellenga: Hebben we dan ook wat te doen.) (Gelach) Dan zijn we nu toe aan de motie die de P.v.d.A. heeft ingediend m.b.t. objectdoel 1.5-7. Die luidt: „De Raad behoudt zich het recht voor om de onderbroken streeplijn welke op kaart 1 aangeeft waar nieuwbouw beeldbepalend zal zijn als niet bindend te beschouwen en dit pas vast te stellen bij de uitwerking van de deelbestemmings- plannen." De motie van de P.v.d.A. betreffende objectdoel 1.5-7 wordt aangenomen met 22 tegen 10 stemmen. De Voorzitter: Ook de V.V.D. heeft m.b.t. objectdoel 1.5-7 een motie ingediend. Die luidt: „Bij bebouwing van het Hoeksterend oostzijde geen andere bebouwing voor te staan dan een parkeergarage, met dien verstande, dat de aan het Hoeksterend gelegen zijde zich verdraagt met de omgeving (kantoren/winkels/woningen)." Handhaaft de heer Schaafsma deze motie? (De heer Schaafsma: Ja.) Dan kunnen we daar nu over stemmen. De motie van de V.V.D. betreffende objectdoel 1.5-7 wordt aangenomen met 17 tegen 15 stemmen. De Voorzitter: Wij zijn nu toe aan de voorstellen van Axies t.a.v. een maquette. Ik zou willen voorstellen hier over nu niet te stemmen. Als wij werkelijk een maquette willen realiseren van enige importantie moeten wij met een gemotiveerd voorstel komen. Ik dacht dat de Raad zich daar dan over moet uitlaten. U hebt aan weth. Tiekstra wel begrepen dat er een grote kans is dat zo'n voorstel er komt. Ik weet niet of dat nog voor september kan; dat betwijfel ik, maar dat is een andere kwestie. T.z.t. zult U een beslissing kunnen nemen, maar dan hebt U ook de pro's en contra's, de kosten e.d. voor U. Ik dacht niet dat het verantwoord was ons daar nu over uit te laten. Duidelijk is wel dat wil ik wel onderstrepen dat een maquette als zodanig van grote waarde zou zijn. Maar of we het waar kunnen maken, moet nog worden bekeken. Laten we afwachten tot er een zodanig voorstel van het College in de Raad komt. Akkoord? (De heer Van Haaren: Goed, dat wachten we dan af.) Weth. Tiekstra heeft het amendement m.b.t. objectdoel 1.5-8a ontraden. Trekt U dat in, mijnheer Van der Wal? (De heer P. D. van der Wal: Dat komt ook wel aan de orde als er een voorstel van het College in de Raad komt. Daar hoeft nu niet over gestemd te worden.) Goed, dan is dit onderdeel afgehandeld. De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 23.20 uur, de vergadering. De heren J. Heetla (weth.) en G. R. de Regt hebben inmiddels de vergadering verlaten. IV, Emotionele waarden. De Voorzitter: M.b.t. dit onderdeel zijn alleen twee amendementen ingediend door Axies. De heer Van Haaren: Het gaat hier om het behoud van het eigen karakter van een aantal markante her kenningspunten die dus ook sfeerbepalend zijn voor onze stad. U komt dan met een klein lijstje gebouwen die in het stuk dan objectdoelen worden genoemd. U zult het met mij eens zijn dat de vier genoemde gebouwen (Boni- fatiuskerk en -toren, Centrale Apotheek, Beurs en Poort gebouw gevangenis) maar een klein onderdeel zijn van de objecten die hieronder zouden kunnen vallen. Wij hebben als objectdoelen 1.1-5 en 1.1-6 hieraan toegevoegd de Synagoge en de Klanderij. De Synagoge hebben wij vooral ook toegevoegd omdat wij gehoord hebben van het bestuur van de Joodse gemeente dat er een sloop vergunning is aangevraagd voor de Synagoge waardoor de Synagoge op dit moment een zeer bedreigd gebouw is. Het gebouw heeft voor ons inderdaad zeer veel emotionele waarde. Ook de Klanderij heeft o.i. zeer sterke emotionele waarde, niet alleen voor ons omdat een aantal van onze mensen dit gebouw bezet hebben, maar ook om het gebouw zoals het daar staat. Wij willen dus expliciet deze twee objecten aan het lijstje toevoegen. I.v.m. het feit dat dit lijstje natuurlijk maar een greep is, hebben we er ook nog een objectdoel 1.1-7 aan toegevoegd. Dat luidt als volgt: „Er zijn onderzoekmethodes bekend om, be halve de hierboven genoemde gebouwen, nog veel meer markante en sfeerbepalende elementen te herkennen en te waarderen. Zo'n onderzoek zal ook in de binnenstad nodig zijn om deze object(ieve) doelen te complemen teren." Het is dus gewoon een toevoeging van: Laten we ons alsjeblieft niet alleen verkijken op dit ene lijstje, maar laten we ook zorgen dat we nieuwe methoden die er zijn gebruiken om een onderzoek in te stellen naar deze emotionele waarden. De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof dat er een mis verstand zit bij de fractie van Axies. (De heer Van Haaren: Dat kan haast niet.) De heer Van Haaren moet, dacht ik, onderscheid maken tussen de gebouwen die reeds bescherming genieten in de vorm van de Monu mentenlijst en gebouwen die die bescherming niet ge nieten. De Synagoge staat op de Monumentenlijst en geniet uit dien hoofde dus bescherming. Die valt dus niet onder het onderdeel Emotionele waarden, hoewel hij terecht.(De heer Van Haaren: En de Bonifatiuskerk en -toren dan?) Toen dit stuk tot stand kwam, stond .dit complex nog niet op de Monumentenlijst. De Bonifatius kerk en -toren zouden hier eigenlijk niet meer moeten staan. Ik verwijs naar de discussie die wij straks gevoerd hebben n.a.v. de motie van de P.v.d.A. met betrekking tot de rapportering over monumenten die niet op de lijst voorkomen en het toch waard zijn op een gemeentelijke lijst te worden geplaatst. Die discussie hebben we in het begin van de avond gehad. Onder de objectdoelen worden die elementen genoemd die op het moment dat dit stuk werd geschreven niet de bescherming van de Monumen tenlijst hebben. Het zijn dus de Centrale Apotheek, de Beurs en, door een uitspraak van de Raad, het Poort gebouw van de strafgevangenis. Ik vind dat hier ten onrechte de Synagoge wordt opgevoerd. Die hoort thuis bij een ander onderdeel; die valt onder de 365 of 366 monumenten. Wat de Klanderij betreft, daarover heeft deze Raad al een keer gestemd. Ik dacht dat die stemming voldoende duidelijk was. Wat het voorgestelde objectdoel 1.1-7 betreft, ik verwijs naar wat ik ook al heb gezegd, n.l. dat er op het ogenblik een commissie bezig is een onderzoek in te stellen naar dit soort objecten en probeert daar een lijst van samen te stellen. Ik heb er wat moeite mee om dit objectdoel objectieve doel, zoals Axies kennelijk bedoelt op dit punt onder te brengen. Ik ontken niet dat er objecten kunnen voorkomen die straks in deze opstelling zouden kunnen passen. Maar dat kan bij gelegenheid altijd nog weer ingevuld worden. Ik zie de noodzaak van de toe voeging van 1.5-7 dus bepaald niet. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij apart stemmen over Synagoge en Klanderij. Dat zijn twee heel verschillende punten. M.b.t. de Synagoge heeft de Wethouder al gesteld dat het niet nodig is dat object hier op te nemen omdat het op de Monumentenlijst staat. De heer Van Haaren: Ik wil er toch nog wel even iets van zeggen. De Synagoge staat dan wel op de Monu mentenlijst, maar als er bij Monumentenzorg een sloop vergunning wordt aangevraagd dan wordt die meestal wel toegestaan, omdat Monumentenzorg heel dikwijls redeneert: Een monument minder is een zorg minder. (Protesten uit de Raad) Je ziet dat b.v. met wat er gebeurd is met het oude pand van het Friesch Dagblad; ik noem maar iets. Dat pand stond ook op de Monumentenlijst. Ik wil de Synagoge toch wel hier zien opgenomen, omdat ik vind dat het een bedreigd gebouw is i.v.m. het feit dat er een sloopvergunning gevraagd is. Door dit object doel 1.1-5 hier op te nemen, zouden we meer zekerheid hebben. De Voorzitter: Wij zullen hierover stemmen. Het is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 9