h y> nadere studie willen zien m.b.t. de vraag of het inderdaad noodzakelijk is om bij de Harmonie een nieuwe brug te maken. Als het noodzakelijk mocht zijn nu of binnen een termijn van vijf tot tien jaar dan zouden wij graag zien dat U niet alleen de plek in beschouwing neemt achter de Harmonie, maar ook de plek recht tegenover de Fonteinstraat. Zo op het eerste gezicht heeft de brug achter de Harmonie toch wel een aantal nadelen. Ik noem een paar voorbeelden. Door het aanleggen van die brug worden een aantal uitbreidingen van de functie van de Harmonie of van gebouwen die de functie van de Harmonie op de een of andere manier kunnen ondersteunen de hele Schoolstraatbuurt min of meer afgesneden of in ieder geval bemoeiüjkt omdat er dan een duidelijke ver keersader gelegd wordt. Een tweede bezwaar tegen een brug op de door U voorgestelde plaats is dat de afbuiging naar het tangent over de Westerkade moeiüjk is. Als er een wat erg lange vrachtauto komt of een lange bus dan komen er problemen; dan moeten ze de halve rijweg gebruiken om de bocht te maken. Als de brug tegenover de Fontein straat wordt gelegd is er een veel duidelijker aansluiting. Wij spreken ons dus niet uit voor of tegen een brug in de buurt van de Harmonie. Wij menen dat ons het ma teriaal ontbreekt om daarover nu een beslissing te nemen. Als er t.z.t. een beslissing moet worden genomen, willen wij beide mogelijkheden graag in de beschouwingen betrekken. De heer P. D. van der Wal: Wij hebben destijds bij de behandeling van de richtdoelen al onze visie gegeven in ons andere plan hoe wij tegen de tangentwegen aankijken. Wij zijn tegen die tangentwegen en onze voor stellen zijn helaas niet overgenomen door de meerderheid van de Gemeenteraad. Toch bent U op bepaalde punten wel tegemoet gekomen aan ideeën en suggesties die in ons plan stonden, ik noem b.v. de Westersingel, behalve dan dat U daar een brug wilt hebben, iets dat wij helemaal niet zien zitten. Ik wijs dan op de motivering die U gebruikt om een brug af te wijzen recht tegenover het noordtangent, zoals die in het plan De Jong/Schaafsma staat. U zegt dan: „De in dit voorstel weergegeven hoekpuntoplossing bij Hoeksterend en Vrouwenpoort doet sterk afbreuk aan de bestaande waarden." En even verderop stelt U: „De geschetste situering bij de Vrouwenpoort zal leiden tot versmalling van de gracht, zowel aan de zijde van de Westerplantage als aan de zijde van de Westersingel wegens de opstelstroken die op de bruggehoofden nodig zijn. Overigens moet opgemerkt worden dat een brug op de voorgestelde plaats niet mogelijk is" enz. Die argu mentering geldt evenzeer voor die brug tegenover het Zaailand, want daar zijn ook opstelstroken nodig. Op dat punt is het nog moeilijker als op het eind van de Groene- weg. Ik ben dus tegen beide bruggen. U gebruikt dus wel een bepaalde motivering om de brug in het plan De Jong Schaafsma af te wijzen, terwijl U die motivering vergeet bij de brug tegenover het Zaailand. Voor de rest ben ik het in grote lijnen eens met wat mevr. Brandenburg heeft gezegd over het noord- en westtangent. Dan kom ik bij het zuidtangent. Wij hebben er destijds al voor gepleit om de Emmakade geen tangentfunctie te geven in het verlengde van het binnenstadszuidtangent. Dat heeft U dus ook overgenomen. Daar zijn we erg blij om. Wij zaten erg moeilijk met de situatie voor het station. Wij zouden ook graag zien dat de voetgangers vanaf het station rechtuit zouden kunnen lopen naar de binnenstad zonder te worden gehinderd door een drukke verkeersweg. Vandaar dat in de variant die wij hebben ingediend een stippellijn staat. Wij zijn van mening dat je daar misschien een onderdoorgang moet maken zodat je toch een stationsplein krijgt dat een rechtstreekse verbinding heeft met de binnenstad. Ik ben mij er volledig van bewust dat dat hoge kosten met zich brengt; misschien geeft het ook wel technische problemen die ik niet kan overzien. Wij hebben dus willen aangeven dat wij het station graag dichter bij de binnenstad willen hebben. Ik wil de Wethouder ook nog een concrete vraag stellen. Hoever is het met de zaak Leeuwarden hoog/laag? De Commissie Leeuwarden hoog/laag moest de heer Heidinga heeft daar in zijn algemene beschouwing ook al naar gevraagd en ik kan mij niet herinneren dat daar een antwoord op gegeven is de eindrapportering eind januari klaar hebben; er was een heel strak schema ge maakt. Na de excursie naar Amsterdam hebben wij er nooit meer iets over gehoord. Plotseling is het kennelijk niet meer actueel. Maar wij vinden het vooral m.b.t. het zuidtangent wel actueel, want wij willen het zuidtangent wel voor het station langs hebben en niet door de Van Swietenstraat; als het zuidtangent door de Van Swieten- straat komt, geeft dat even goed een scheidende werking. Als het plan Leeuwarden-laag zou doorgaan, zou een onderdoorgang niet nodig zijn bij het station; maar dan vind ik dat de verlaagde perrons via een voetgangerstunnel onder de Stationsweg bij het Oranjehotel, bij de Sophia- laan zouden moeten uitkomen, liefst gecombineerd met een fietstunnel. Maar daar kom ik wel op terug bij het onderdeel over het fietsverkeer. U stelt voor dat doet de P.v.d.A. ook, als ik hun amendement goed begrijp een doorbraak te maken door de gevelwand van het Zuider plein, daar waar een paar makelaars en een notaris zitten. In combinatie met het plan Leeuwarden-laag zou het heel goed mogelijk zijn om via het terrein van de oude Water toren te gaan. Maar wij weten niet of dat plan ooit uit gevoerd zal worden. Ik wil dus graag weten hoe het daar mee staat. Wij stellen voor als het enigszins mogelijk is het tracé te leggen over het terrein van de oude Watertoren. Dan kom ik bij het oosttangent. In mijn algemene beschouwing ben ik daar al uitvoerig op ingegaan. Ik zal het nu een beetje kort houden, want wij zullen daar straks ook nog wel over praten als het oosttangent apart aan de orde komt. Wij hebben dus voorgesteld om de Oosterkade die nog volkomen gaaf is helemaal geen tangentfunctie te geven en bij de hoek bij de Gevangenis een grote beton- brug te leggen. Wij weten allemaal wel hoe de dienst dit soort bruggen uitvoert, het worden enorm grote beton- toestanden, te breed en niet passend in het binnenstads beeld. Wij stellen dus voor de Bleeklaan te verlengen en een brug te leggen tussen de le Kanaalbrug en de 2e Kanaalbrug; dat zal je dan waarschijnlijk de H/2e Kanaal- brug moeten noemen; die brug moet er toch al komen. Via de Bleeklaan kom je dan bij hotel De Bleek; het kruispunt Bleeklaan/Groningerstraatweg moet dan ge reconstrueerd worden, maar dat waren we toch al van plan. Financieel gezien heeft onze oplossing enorme voordelen. Wij horen steeds of het nu een punt betreft over welstand of sport of weet ik wat dat onze financiële positie zo slecht is. Maar het verbaast mij elke keer weer dat, als wij komen met m.i. constructieve, veel goedkopere voorstel len dit is er een voorbeeld van die weggewuifd worden. Ook als de Oosterkade oosttangent wordt, moet de brug en dat is het grote financiële struikelblok in het verlengde van de Bleeklaan er toch komen. Ik begrijp niet waarom hier helemaal geen aandacht aan wordt besteed. Ik ben, dacht ik, de binnenstad rond geweest; ik zit weer op het Hoeksterend, of, in onze oplossing, bij de Hoekstersingel. Bij onze oplossing speelt het hele probleem van het Hoeksterend niet, want dat kan blijven zoals het is. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb bij verschillende gelegenheden gezegd dat het verkeer een van het binnen- stadsfunctiepatroon afgeleide functie is. Was dat binnen- stadsfunctiepatroon niet zoals het is, dan trok de binnen stad niet zoveel verkeer aan en dan was het verkeers- patroon volkomen anders. Anders geredeneerd betekent dat eenvoudig en dat heb ik ook al vaker gezegd dat, als wij de binnenstad de verkeersstructuur niet geven die de binnenstad in staat stelt om zijn functies te ver vullen, het onvermijdelijk zal gaan ten koste van het functiepatroon van die binnenstad. Ik ben door een van de raadsleden al eens de hogepriester van de auto ge noemd, niet in mijn bijzijn overigens; hij maakt wel eens meer opmerkingen niet in mijn bijzijn en dat ben ik wel gewend. (De heer Van Haaren: Ik wil het best nog eens herhalen.) Men moet mij niet voor de hogepriester van de auto verslijten, men moet mij eerder verslijten, acht ik, voor de hogepriester van de binnenstad van Leeuwar den. En als we over de binnenstad spreken dan meen ik dat wij toe moeten naar een goed functionerend verkeers systeem. Dat kan alleen maar bereikt worden wanneer wij daarvoor ook de voorzieningen treffen. Als die voor zieningen er zijn, moeten we daarheen ook het autoverkeer verplaatsen want dat is de bedoeling van het oplossen van de verkeerscongestie die de binnenstad nu eenmaal meemaakt. Verplaatsing van het verkeer betekent on £5 3é- herroepelijk belasting van het systeem dat daarvoor in de plaats wordt gesteld. Nu heb ik uit de beschouwingen die van verschillende kanten gehouden zijn toch wel de indruk overgehouden dat ook in de Raad toch eigenlijk een zekere behoedzaamheid bestaat m.b.t. de behandeling van deze vraagstukken, zowel wat betreft de specifieke keuze van de tracé's als wat betreft de specifieke aan sluitingen van de verschillende onderdelen. De Raad heeft de uitspraak gedaan ik was het niet met die uit spraak eens dat de binnenstadstangenten niet meer dan twee rijstroken zullen hebben; mevr. Brandenburg heeft daar nog even op gewezen. Dat betekent dat de capaciteit beperkt gehouden wordt; daarom is die uitspraak ook gedaan. Het verkeer dat niet op de tangenten wil, zal daarom naar andere verkeerssystemen toe moeten, anders zou er onmiddellijk congestie optreden op de tangenten. Maar het is, dacht ik, ook de bedoeling van de Raad geweest het verkeer dat er niet hoort zoveel mogelijk van de tangenten te houden. Als dat zo is dan moet men m.i. niet doen ik heb dat al eens eerder gezegd aan het adres van Axies wat Axies voorstelt, n.l. het oost- tangent nog verder naar het oosten verplaatsen. Dat zou in de eerste plaats de loopafstanden tot de binnenstad vergroten; bovendien zou men dan een gebied binnen het tangentensysteem brengen waar al genoeg problemen bestaan, een gebied dat binnenkort voor de Gemeente zal moeten gelden als stadsvernieuwingsgebied. (De heer P. D. van der Wal: Sinds wanneer worden tangenten gebruikt of ontworpen voor voetgangersverkeer?) Ik geloof dat ik duidelijk genoeg ben, maar dat ik opzettelijk slecht begrepen word. Ik heb n.l. duidelijk gesteld dat, wanneer het oosttangent oostelijker komt te liggen, de loopafstanden naar de binnenstad worden vergroot; daar helpt geen lieve moederen aan. Verder is er dan nog het bezwaar dat er een groter gebied binnen dit systeem wordt gebracht dan de bedoeling is van binnenstads tangenten. Als ik mevr. Brandenburg goed heb begrepen, dan zegt zijWij zouden het huidige tracé van het noordtangent met inbegrip van de functie van de Vrouwenpoortsbrug het liefst willen behouden. Wij hebben van onze kant, dacht ik, bewust gekozen voor de mogelijkheid van ver deling van het tangent, binnen en buiten de gracht. Wij doen dat omdat het ons bijzonder aantrekkelijk üjkt om de binnenstad een eigen ingang te geven voor het openbaar vervoer en voor de voetgangers. Als die mogelijkheid er is dan moet men die trachten te realiseren. Dat is de reden waarom in onze opstelling de Vrouwenpoortsbrug een duidelijk andere functie heeft gekregen dan in de op stelling die door mevr. Brandenburg naar voren is ge bracht. Mevr. Brandenburg pleit dus voor de aanhaking van het noordtangent aan de Vrouwenpoortsbrug en ver volgens voor het tracé Pier Panderstraat-Westersingel. Dat betekent dus dat het gehele binnenstedelijke verkeer op deze wijze via het westtangent moet worden afgewik keld. In die situatie ontstaat er m.i. een belasting die de oplossingen op andere plaatsen duidelijk bemoeilijkt en ik wijs dan alleen maar op de oplossing die dan gevonden moet worden in het bijzonder voor de aanhechting aan de Tesselschadestraat; die is dan niet eenvoudig, omdat daar onherroepelijk dezelfde problemen opdoemen die mevr. Brandenburg vreest bij de brug achter de Harmonie over de Westersingel. Ik dacht dat het juist een ontlasting voor die aansluitpunten kon zijn als men daarvoor een brug heeft over de Westersingel. Ik heb begrepen dat de C.C.P.-fractie en dat tekent de zorgvuldigheid in de benadering zegt: Wij stemmen op dit moment niet in met de brug achter de Harmonie, wij menen dat deze oplossing nadere studie vereist en willen graag het nadere resultaat van deze studie op tafel hebben, specifiek be treffende dit punt, om tot een definitief standpunt te kunnen komen. Hetzelfde geldt voor de P.v.d.A. en de C.C.P. met betrekking tot de aansluiting van het oost tangent aan het Hoeksterend. Nu geloof ik dat we ge voegelijk kunnen zeggen dat we niet alles tegelijk overhoop kunnen halen en dat de tijd voor de studie wat dat betreft nog wel beschikbaar is, waarbij het ene punt uiteraard urgenter is dan het andere. Ik heb hier dus bijzonder het oog op de kwestie van de aansluiting Hoeksterend/ oosttangent. Ik dacht dat de urgentie van de brug over de Westersingel op dit moment wel minder hoog kan worden aangeslagen, nog afgezien van het feit dat de realiserings mogelijkheid daarvan minder hoog kan worden geschat. Ik dacht dat de opvattingen m.b.t. de tracering van het zuidtangent vrij aardig overeenstemmen, zij het dan dat de heer Van der Wal weer een variant heeft aangebracht waarbij hij van mening is dat de voorlopige projectie van het zuidtangent langs de Stationsweg, met in perspec tief een mogelijke projectie door de Van Swietenstraat naar het Zuiderplein, dan zuidelijker getraceerd zou moe ten worden; ik dacht dat dat in deze tracering grote moeilijkheden kan opleveren, niet alleen bij de vraag of Leeuwarden-hoog of Leeuwarden-laag tot uitvoering komt, maar ook bij de verkeersbewegingen die dan ont staan in het bijzonder i.v.m. het verkeersaanbod uit de Schrans op dit punt, dat niet gering is. (De heer P. D. van der Wal: Daar hebben we onze verkeersdeskundigen voor.) Dat verkeersaanbod zal op een kruispunt, door lichten geregeld, opgevangen moeten worden en dat betekent dat we de automobilist die vooraan in de file staat voor de verkeerslichten niet het risico mogen aan doen dat hij op een bepaald ogenblik in de file staat en dat dan de spoorbomen dicht gaan. (De heer P. D. van der Wal: Mag ik U er op attent maken dat een auto nooit op een spoorbaan mag staan; dat dient U te weten.) Nee, dat mag inderdaad niet. Maar die opmerking is wel wat naief. Als de verkeerslichten op rood staan en als de verkeersstroom stil staat dan komt die automobilist tot stilstand op die overweg. (De heer P. D. van der Wal: Je zet die verkeerslichten toch zeker voor die overweg!) Het risico dat ik noemde zit er dik in; vandaar dat er vanaf die overweg een opstelmogelijkheid moet blijven die voldoende ruimte geeft als de verkeerslichteninstallatie werkt. Daarom is de door ons voorgestelde tracering gekozen. (Stem: Dit klopt niet.) Dit klopt wel; het is in het verleden wel gebeurd dat er zich dit soort dingen voordeden op overwegen. Het mag natuurlijk niet, maar je mag fouten m.i. niet aanmoedigen en daar gaat het om. Ik ben nog een antwoord schuldig aan de heer Heidinga over de rapportering m.b.t. Leeuwarden hoog/laag. Wij hebben een krap schema gemaakt; het interne overleg over de ontwerp-eindrapportering is, dacht ik, vrijwel afgerond. Ik hoop zeer binnenkort opnieuw een afspraak te maken met de commissie om te komen tot behandeling van het ontwerprapport t.b.v. de Raad. Met de heren die er over hebben gesproken betreur ik het dat dit rapport op dit ogenblik nog niet aanwezig is. De heer Rijpma heeft een opmerking gemaakt over het plan De Jong/Schaafsma m.b.t. het Hoeksterend. Hij zegt daarvan dat dit plan zou verhinderen dat er een sluiproute ontstaat en hij betrekt daarbij ook de los- en laadgelegenheid van de Leeuwarder Courant. Ook in de oorspronkelijke plan-opzet voor deze verkeersoplossing die is dus tenslotte de ijskast ingegaan zat deze voor ziening t.b.v. de Leeuwarder Courant. Maar wat de Raad bij voortduring onderschat is, dacht ik, de obstakel werking die uitgaat van door lichten geregelde kruis punten. Men moet dit systeem bij voortduring beoordelen op de aanwezigheid van door verkeerslichten geregelde kruispunten. Dat is de filosofie die in dit stuk zit en die barrièrewerking is groter dan die in het plan De Jong Schaafsma. Ik dacht dat wij daar ook in de raadsbrief uitvoerig genoeg op zijn ingegaan; ik hoef niet te herhalen wat daarin staat. In het plan De Jong/Schaafsma wordt het laatste stukje gracht bovendien niet onverlet gelaten dat kan ook niet in hun opzet; dat is bij onze oor spronkelijke opzet ook al gebleken en de Dienst voor de Monumentenzorg heeft bepaald overwegende be zwaren tegen een verdergaande overkluizing van dit laatste stukje gracht; dit stukje gracht wil men per se volledig behouden. Ik wil de Raad wel de informatie geven dat wat betreft de oplossing van deze aansluiting er overeen stemming bestaat met de Dienst voor de Monumenten zorg; dat is, dacht ik, een belangrijk punt. De heer J. de Jong: Het plan dat oorspronkelijk is ingediend en dat door de Raad in de ijskast is gezet hield een totale overkluizing in. Als het toen door de Raad was goedgekeurd wat was er dan gebeurd? Was daar dan van te voren niet over gesproken? Ik vind dit de zaak terug draaien. Ik heb eigenlijk een beetje het gevoel dat deze argumentatie gebruikt wordt om ons plan te weren. De heer Tiekstra (weth.): Toen de begrotingswijziging voor dit plan in de Raad aan de orde kwam, was ons bekend dat er nog overleg gepleegd moest worden met

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 8