3^
ïl'b
soort dingen kiezen tussen de minst slechte. De Bleeklaan
heeft nu ook een scheidende werking en die zal misschien
iets groter worden. De scheidende werking van de hui
dige Oosterkade is op het ogenblik zeer klein.
Welke argumenten stellen B. en W. in de raadsbrief
tegenover ons plan? Het past niet in het heilige tangentieel
systeem; het past dus niet in het stempeltje dat zij op de
stad willen drukken. Een ander argument is de scheidende
werking van de Bleeklaan. Ik heb al gezegd dat de schei
dende werking van de Bleeklaan iets vergroot wordt, maar
we moeten nu eenmaal kiezen tussen de minst slechte.
Gisteravond kwam de Wethouder plotseling met een
nieuw argument; het oosttangent over de Bleeklaan zou de
loopafstanden vergroten. (De heer Tiekstra (weth.)Dat
was niet nieuw; dat heb ik wel eerder gezegd. Raadpleeg
je geheugen maar eens.) (De heer Ten Brug (weth.): Hij
heeft het gisteravond niet begrepen en nu nog niet.) Nee,
nu nog niet. In ons plan maken wij gebruik van de
Wijbrand de Geeststraat en van het Noordvliet als insteken
naar de binnenstad toe; aan de rand daarvan moet dan
geparkeerd worden. Wij stellen ook voor de P.v.d.A.
doet dat ook parkeergelegenheid te maken in de Ooster-
buurt i.p.v. op het terrein van de Gevangenis. De Wijbrand
de Geeststraat wordt dan eigenlijk alleen nog maar
gebruikt om van het oosttangent in de Oosterbuurt te
komen; hetzelfde geldt voor het Noordvliet. Bij het
Hoeksterend stellen wij voor parkeergelegenheid te maken
op het terrein van de Frigas en desnoods bij de Kortimarkt
en die voorziening met de binnenstad te verbinden met
voetgangersbruggen. Maar daar kom ik nog wel op terug
bij een volgend hoofdstuk. Ik zou graag willen dat de
Wethouder uitlegde hoe de loopafstand door ons plan zou
worden vergroot; zelfs wij zijn niet zo naïef dat we denken
dat je een auto zo op een tangent kunt kwijt raken en dan
de stad in loopt.
De heer Tiekstra (weth.): Allereerst iets over het
amendement van de P.v.d.A. Ik laat de beslissing daarover
graag aan de Raad over. In dit amendement wordt voor
gesteld de aansluiting naar het westen te verschuiven. Dit
heeft tot gevolg dat de Kanaalstraat niet in het tracé wordt
opgenomen. Ik kan na raadpleging van de deskundigen wel
zeggen dat deze oplossing op zich technisch uitvoerbaar
zou zijn. De beslissing laat ik gevoeglijk aan de Raad over.
Ik wil niet al te uitvoerig ingaan op het plan van Axies.
Als de Wethouder bij de beantwoording van elk raadslid
evenveel tijd neemt dan dat raadslid, dan komen wij
vanavond niet klaar. In de loop van de behandeling van al
deze stukken is er bij herhaling mijnerzijds kritiek geuit
op het voorstel van Axies. Ik wil er toch nog dit van zeggen.
Ik heb gisteravond al gezegd dat de tracering zoals die
door Axies is voorgesteld zonder meer een gebied toe
voegt aan de binnenstad en dat vergroot zonder meer de
afstanden die moeten worden afgelegd, nog afgezien van
het feit dat door de insteek naar de Oosterbrug een stroom
verkeer wordt gericht op dat punt van de binnenstad
waarmee Axies doet wat zij ons verwijten, n.l. een nieuwe
toegang maken voor een stroom verkeer. Ik wil er nog op
wijzen dat wat wij aan de oostkant wel en aan de west
kant niet kunnen doen wij gebruik kunnen maken van
aanwezige wegen die een verdeelfunctie kunnen krijgen
waardoor het verkeer niet noodzakelijkerwijs op dit bin-
nenstadsoosttangent langs de Oosterkade is aangewezen;
dat verkeer heeft ook een andere tracering beschikbaar,
n.l. die welke door de heer Van der Wal is genoemd. De
aanwezigheid van deze mogelijkheid betekent dat de
verkeersbelasting op deze wijze verdeeld kan worden. De
heer Van der Wal moet niet de illusie hebben dat door het
weglaten van het binnenstadsoosttangent geen voorzie
ningen zouden behoeven te worden getroffen op het tracé
Bleeklaan enz. Dat zou wel moeten.
Ik zou ook nog een opmerking willen maken m.b.t. zijn
uitlatingen over de Oosterkade. Wie ogen heeft om te zien,
stelt zich maar eens op aan de oostkant van de Oosterkade
en beziet eens even de toestand waarin de walmuren
verkeren; ze zakken toch wel in het water. Dat betekent
dat te avond of te morgen de hele walmuur vernieuwd zal
moeten worden; dat dient natuurlijk met de nodige zorg te
gebeuren. Als dat niet gebeurt, is er straks geen walmuur
meer, maar is er een afgekalfde oever. Deze voorziening
staat voor de deur.
Resumerend zeg ik dat er geen overwegende bezwaren
zijn tegen het amendement van de P.v.d.A.; de beslissing
daarover laat ik dus aan de Raad over. Er zijn zeer duidelijk
wel overwegende bezwaren tegen het voorstel van Axies;
dat is naar mijn mening gewoon een slecht alternatief.
De heer P. D. van der Wal: De Wethouder overschat
m.i. toch wel enorm het belang van een tangent, als hij
zegt dat, als een tangent over de Bleeklaan gelegd wordt,
de binnenstad wordt vergroot. Nu, dat is een goedkope
manier om een binnenstad te vergroten. Verder zegt hij
Door het verkeer op de Oosterbrug te richten, doen jullie
wat jullie B. en W. altijd verwijten. Maar dat doen wij niet.
Wij geven het verkeer met bestemming binnenstad een
parkeergelegenheid in de Oosterbuurt. Men kan dan ver
der lopen door de Oosterstraten. Als wij voor het minder
vérgaande amendement van de P.v.d.A. stemmen dan
doen wij dat omdat dat minder slecht is dan het door
B. en W. voorgestelde.
De heer Heidinga: Het lijkt mij toe dat het voorstel van
de P.v.d.A. helemaal niet slecht is. Het wijkt ook niet
zoveel af van hetgeen door B. en W. is voorgesteld. Ik dacht
dat het meest essentiële van het amendement is dat je een
stukje tweerichtingsverkeer krijgt vanaf de Willem Lode-
wijkstraat door de Maria Louisastraat en dan kom je daar
op het hoekje bij de nieuwe brug uit. Voor mij is het dan
de vraag of je daar ook dat kruispunt kunt oversteken en
dan de Zuidergrachtswal kunt nemen. Ik dacht het wel;
dat zal niet op bezwaren stuiten, hoewel je dan het kruis
punt wat moeilijker maakt. Het enige waar ik wel wat
bezwaar tegen heb in dit tracé is dat stuk vanaf de Stations
weg. Die weg gaat vanaf de Stationsweg dwars door de
bebouwing van het Zuiderplein heen. Ik zou toch wel
graag ernstig hebben bezien of dat niet anders kan, niet
tegenstaande alle goede woorden die de Wethouder er
gisteravond aan gewijd heeft. Er zou goed moeten worden
bekeken of die weg niet kan worden gelegd over het terrein
van de voormalige Watertoren. (De heer P. D. van der
Wal: Dat hebben we gister al besloten.) Dan krijgt het
tracé dat de P.v.d.A. nu voorstelt een beetje een andere
richting. Maar als wij die ruimte houden dan ga ik akkoord
met hun voorstel; dat vind ik prima.
De heer J. de Jong: Tegen het voorstel van de P.v.d.A.
bestaat bij ons niet het minste bezwaar. Ik heb alleen wel
een opmerking over hetgeen de heer Heidinga stelde. Op
de kaart staat tweerichtingsverkeer voor Achter de Hoven
en Maria Louisastraat. Is het niet bezwaarlijk dat er twee
drukke kruispunten vlak op elkaar komen? Ik dacht dat het
misschien logisch zou zijn om de Willem Lodewijkstraat
aan te laten sluiten op het oosttangent; dan hebben we één
kruispunt met verkeerslichten geregeld en dan blijft de
rest vrij. Verder wil ik toch graag van de Wethouder weten
hoe, als dit wordt aangenomen, men eigenlijk denkt over
de le Kanaalbrug.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat ik verder geen
gedachtenwisseling hoefde te voeren met de heer Van der
Wal; dat is al uit den treure gebeurd. Het zou een herhalen
worden van argumenten en tegenargumenten. Mijn
oordeel over het voorstel van Axies is nu wel genoeg
bekend.
Wat de vragen van de heer Heidinga betreft, ik dacht
dat de vragen aan de fractie van de P.v.d.A. waren gericht.
Maar ik wil wel een poging doen voor die fractie te ant
woorden. Als dat niet deugdelijk is, zijn ze wel in staat dat
te herstellen.
Aan de pijltjes op de kaart te zien, denkt men aan één
richtingsverkeer en worden het dus niet twee rijrichtingen
maar één rijrichting. Verder ga ik er van uit dat de P.v.d.A.
niet de bedoeling heeft dat deze tracering doorgetrokken
wordt als onderdeel van het verkeerssysteem over de
Zuidergrachtswal; ik meen dat dat uit de tekening dui
delijk blijkt. Ik heb mijn opvatting uitsluitend beperkt
tot de tracering van het oosttangent, omdat op dit moment
de rest eigenlijk een aanhangsel vormt. Het is natuurlijk
wel zo dat de afwikkeling van het verkeer op twee aansluit-
punten, resp. één aansluitpunt en twee kruispunten
verkeerstechnisch wel eens wat moeilijker kan worden,
maar ik dacht dat dat gewoon een kwestie van nadere
studie is; er moet worden nagegaan hoe dat dan opgelost
dient te worden. Als daarvoor een oplossing moet komen
die betekent dat je maar één kruispunt maakt en de andere
niet aansluit dan heb je het probleem ook opgelost maar
dit zal naar mijn mening verkeerstechnisch nog wel even
goed beoordeeld moeten worden.
Wat betreft de opmerking van de heer Heidinga over
het Zuiderplein, ik meen dat hij daarmee even terug komt
op een beslissing die de Raad gisteravond heeft genomen.
De Raad heeft gisteravond een motie van de V.V.D. aan
genomen die luidt: „D.S.O. op te dragen naast de door
braak „Tulpenburg" een alternatief uit te werken in de
vorm van een weg in het verlengde van de Stationsweg
langs de noordzijde van de spoorbaan." (De Voorzitter:
Dat voorstel is gisteravond inderdaad aanvaard.) Dat
houdt dus in dat aan de opmerking die de heer Heidinga
nu gemaakt heeft over die tracering aandacht kan worden
geschonken bij de verdere studie.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik zou nog graag
even willen uiteen zetten waarom wij daar twee aparte
wegen ieder met éénrichtingsverkeer gecreëerd hebben.
U kent onze voorliefde voor drempels in de tangenten.
Dat lukte ons hier niet zo goed. De aansluiting naar de
Willem Lodewijkstraat leek ons een beetje racebaanachtig
en daarom hebben we er in ieder geval voor één richting
op deze manier een drempel in gecreëerd. Dat is onze
opvatting hierover.
De Voorzitter: Wij gaan nu over de amendementen
stemmen. Allereerst komt in stemming het amendement
van Axies, want dat is het meest vérstrekkende voorstel.
Het amendement van Axies betreffende objectdoel
2.1-4 wordt verworpen met 29 tegen 2 stemmen.
De Voorzitter: Dan komt nu het amendement van de
P.v.d.A. in stemming. Ik wil voor de goede orde nog even
vragen of dit amendement bedoeld is als aanvulling en
nadere precisering van wat onder objectdoel 2.1-4 in het
stuk staat. Dit amendement heeft betrekking op een deel
van het objectdoel. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma:
Ja.) Ilc mag het dus zo interpreteren dat datgene wat wij in
het objectdoel hebben gezet moet worden aangevuld met
datgene wat in het amendement staat. Er moet natuurlijk
een logische redactie van worden gemaakt; het amendement
heeft alleen betrekking op het laatste gedeelte van het
objectdoel dat in ons stuk staat. Als dit amendement in de
plaats zou komen van het door ons geformuleerde object
doel zou een deel van het oosttangent niet geregeld zijn.
(De heer Schaafsma: Impliceert het aanvaarden van dit
amendement ook het aanvaarden van de éénrichtingspijlen
in Maria Louisastraat en Achter de Hoven?) (Mevr.
Brandenburg-Sjoerdsma: Nee.) Ik vat dat niet op als
een onderdeel van dit amendement. We praten alleen over
het oosttangent. Het kan best een logisch gevolg zijn van
dit voorstel; dat moet nog onder ogen worden gezien.
Maar U beslist daar op dit moment niet over want het
heeft niet direct betrekking op het oosttangent. (De heer
B. P. van der Veen: Als het er een logisch gevolg van is,
beslis je natuurlijk wel.) Niet juridisch. Laten we nu maar
gaan stemmen over het amendement van de P.v.d.A. met
de interpretatie die ik net heb gegeven. (De heer P. D. van
der Wal: Ik ben tegen een tangent over de Oosterkade.)
Het amendement van de P.v.d.A. betreffende objectdoel
2.1-4 wordt aangenomen met 30 tegen 1 stemmen.
De Voorzitter: Nu we de tangenten hebben afgewerkt
zijn we gekomen bij de objectdoelen over de lussen en
insteken. Ik zou U echter willen voorstellen om even af te
wijken van de volgorde in het document en eerst te spreken
en te beslissen over het eerste objectdoel (2.3-1) onder
Parkeren. Bij het onderdeel over lussen en insteken zijn
een aantal keren de te nemen beslissingen afhankelijk van
de vraag wat er met de Minnemastraat gebeurt. Het lijkt
mij logisch dat de Raad eerst een uitspraak doet over de
kwestie Minnemastraat, anders krijgen we een verwarde
discussie over de lussen.
De Raad stemt hiermee in.
De Voorzitter: Het door B. en W. geformuleerde
objectdoel 2.3-1 luidt: „Minnemastraat: parkeergarage
bovengronds." De amendementen van P.v.d.A. en Axies
m.b.t. dit objectdoel komen m.i. met elkaar overeen.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Het gaat dus om
parkeren, kort en middellang. Wij wijzen de parkeergarage
aan de Minnemastraat af. Wij verwijzen hiervoor naar het
door de Raad vastgestelde richtdoel: „Handhaving karak
teristieke terpbebouwing. Niet passende bebouwing in
overeenstemming brengen met karakter en bestemming
van dit gebied." Ook wanneer de terp hier niet in het
geding zou zijn, vinden wij een parkeergarage gelegen aan
of nabij het midden van het langgerekte winkelcentrum
fout. Er zal een grote verkeerscongestie ontstaan op de
rand van een voetgangersgebied met alle lawaai en stank
die dat mee brengt. De doorbraak over het Schoenmakers-
perk werd door de Raad niet geaccepteerd. Dit maakt naar
onze opvatting de aan- en afvoer van deze parkeergarage,
via de Eewal en via de Tweebaksmarkt, zo ingewikkeld dat
het wel moet leiden tot allerlei brekerij in de omgeving
van de Korfmakersstraat en/of de Koningsstraat en tot een
verandering van de Pijpen. Wij pleiten voor een parkeer
garage achter de Klanderij. De loopafstand van die plek
naar het winkelcentrum is niet langer dan de loopafstand
bij vestiging van een dergelijke garage op het terrein van de
Gevangenis waar wij een woonfunctie prefereren. Wonen
aan de stadsgracht, het kan bijna niet mooier; daar horen
mensen en geen auto's. Achter de Klanderij is ook sneller
een parkeergarage te realiseren gezien de plannen van het
rijk met de Gevangenis. De exploitatie lijkt ons ook nog
niet zo eenvoudig gezien de resultaten elders. Een middagje
parkeren komt toch al gauw op 9,Is de bevolking van
Leeuwarden daar aan toe?
De heer P. D. van der Wal: Een parkeergarage aan de
Minnemastraat, dus in het hartje van de binnenstad, is voor
ons enfin, dat weet iedereen totaal onaanvaardbaar.
Zo'n parkeergarage wordt tot in lengte van dagen een
autoverkeer-aantrekkend object midden in de binnenstad,
zeker als je beziet in welke vorm dat volgens de gepubli
ceerde voorstellen zal worden gerealiseerd. De toestand
daar in de binnenstad ligt dan in lengte van dagen vast;
wij krijgen dat ding daar nooit meer weg ook al zouden
volgende raden de beslissing tot stichting van een parkeer
garage op die plaats fout vinden. Ik twijfel trouwens ook
aan het nut van die parkeergarage. Ik denk dan even aan
het tijdelijke parkeerterreintje op het terrein van de
Nieuwe Doelen. Sinds er parkeerautomaten zijn geplaatst
wordt het door zeer kleine aantallen automobilisten
gebruikt; misschien staat het op zaterdag net vol, maar
door de week staan er misschien een 20 auto's. (De heer
Schaafsma: En waar komt dan die stroom auto's vandaan
waar U net over sprak?) Ik vind in de eerste plaats dat zo'n
garage niet in een behoefte voorziet. Zou hij al in de
behoefte voorzien waarvoor hij gebouwd wordt, dan trekt
hij zoveel verkeer aan dat hij ook onmogelijk wordt. Dus
in beide gevallen is een parkeergarage op die plaats fout;
ik dacht dat de heer Schaafsma er wel mee vertrouwd was
dat je langs twee of meer gedachtengangen tot een zelfde
uitkomst kunt komen. Wij vinden, net als de P.v.d.A.,
dat een parkeergarage achter de Klanderij of in Tulpen
burg een goede vervanging kan bieden voor de parkeer
gelegenheid die volgens U zo nodig aan de Minnemastraat
moet komen.
De heer De Jong (weth.) is inmiddels ter vergadering
gekomen.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat het op zich
genomen te verwachten was dat, gezien de opstelling van
de P.v.d.A.-fractie bij eerdere gelegenheden, hier een
tegengestelde opvatting m.b.t. de parkeergarage aan de
Minnemastraat tot uitdrukking zou worden gebracht. Nu
denk ik, wat het stichten en exploiteren van parkeer
garages betreft, nogal nuchter; dat is ook wel bekend. Een
heel andere zaak is dat het regiem van betaald parkeren
uiteraard, zou ik haast zeggen in Leeuwarden steeds
meer invoering zal krijgen. De heer Van der Wal meent
dat het geringe gebruik van het terreintje van de Nieuwe
Doelen op dit ogenblik een aanwijzing zou zijn voor het
toekomstig gebruik; dat is natuurlijk niet waar, dat is een
primaire reactie. Die auto's blijven ergens. En dan zeg ik
weer: Wie ogen heeft gaat maar kijken. Overal waar op dit
ogenblik in de binnenstad nog kosteloos geparkeerd kan
worden, staan auto's. Zolang we ook dat regiem nog han
teren, is dat het effect. Zodra dat niet meer mogelijk is,
zult U zien dat de parkeerplaatsen waarvoor betaald