veugadering Van de Commissie voor Georganiseerd Overleg tegen punt 8 verklaard. Daar blijkt uit de raadsbrief niets van. Het zou misschien verwondering wekken dat, wanneer het leventueel tot stemming komt, ik tegen zou stemmen. Ik heb er dus in de commissie wel blijk van gegeven dat ik tegen dit punt ben. De hear Jansma: Dizze punten binne uteraerd alle- gearre yn de niisneamde kommisje bihannele wuruen. Wy hiene hwat punt 7 oangiet gjin inkele fraech. Mar hwat punt 8 oangiet, soe ik docns wol even stelle wolle dat wy hjir yn Ljouwert en ek yn Fryslan üochs wol priis stelle op minsken fan nivo. As wy dy name wolle dan sille wy harren in lean jaen moatte dat yn elts gefal net minder is as dat yn gemeenten nuten Fryslan mei in selde ynwennertal, nil. tusken 8U.0UU en 100.000. As it oeral yn it lan wol kin, moat it yn Ljouwert ek kinne. Dat wie by üs it haeaargummc om efter dit foarstel to stean. De heer De Jong (weth.)Het probleem dat nu aan de orde is, is niet door ons naar voren gebracht. Het is voor het eerst aangekaart in de promotiecommissie. Wij hebben een promotiecommissie waar de directeur van de betreffende dienst voorstellen kan doen. In die commissie zitten dan een aantal directeuren van an dere diensten en vijf werknemersvertegenwoordigers de commissie bekijkt jaarlijks alle promotieproblemen. In de promotiecommissie is van de kant van de hoofd directie van de Dienst Stadsontwikkeling het voorstel gedaan om deze promotie te bewerkstelligen. Toen dit aan de orde gesteld werd zijn alle leden van de com missie akkoord gegaan; niemand had er bezwaar te gen, men oordeelde dat de promotie terecht was. Om dat dit vastgelegd diende te worden in de bezoldigings verordening is dit schriftelijk aan de Commissie voor het Georganiseerd Overleg voorgelegd. In deze com missie waren er wel bezwaren m.n. van de kant van twee leden van de Gemeenteraad die lid van de com missie zijn. Wij hebben ons toen afgevraagd of het wel nodig was al per 1 januari 1974 hiermee te komen; B. en W. zaten er niet om te springen, wij waren ook wel gevoelig voor de tegenargumenten. Wij hebben daarom besloten de kwestie te laten wachten tot 1 januari 1975 het hoefde niet mee te spelen bij de promoties van 1 januari 1974 - en die in de vergade ring van de commissie G.O. te bespreken. Die vergade ring is kortgeleden gehouden; de heer Bouma was ver hinderd, maar anders was hij vast tegen geweest en de heer Janssen heeft mededeling gedaan dat hij er bezwaren tegen had. Alle andere leden van de com missie zijn akkoord gegaan met deze inschaling; men meende ook dat die paste in het kader van het hele personeelsbeleid. Wij hebben hier te maken met een reorganisatie van de dienst die uiteindelijk ook repercussies heeft t.a.v. de zwaarte van de functies in de uitvoeringssfeer. Wij zijn al enkele jaren hiermee bezig; er zijn de laatste tijd verschillende rapporten verschenen. Nu krijgen deze functies een zodanig gewicht dat wij menen dat het billijk is dit voorstel te doen. Bovendien sluit dit aan bij het beleid dat wij dat staat ook in de raads brief gevoerd hebben m.b.t. het administratief per soneel dat wij per 1 januari 1971 geleidelijk aan een hogere rang gegeven hebben waarbij wij de rang ad ministrateur A ingevoerd hebben, schaal 26. Als je nu op de Secretarie schaal 26 invoert voor administrateur A en je vergelijkt die functie met deze, dan moet hier een rechttrekking plaats vinden. Dat was ook een van de argumenten in het G.O. Dit is echt geen beleid dat afwijkt van het beleid dat wij de laatste jaren hebben gevoerd; dit voorstel past daarbij. De wijziging gaat pas in per 1 januari 1975. De Voorzitter: Om ieder misverstand te voorkomen wil ik wel graag opmerken dat dit voorstel dat heeft de Wethouder in zijn enthousiasme als argument genoemd niet samenhangt met de reorganisatie die bij de Dienst Stadsontwikkeling is doorgevoerd; dit is een kwestie van rechttrekking. De heer Bouma: Ik heb er geen behoefte aan hier verder over te discussiëren; ik heb begrepen dat ik in andere fracties geen medestanders heb, dus ik neem aan dat iedereen voor het voorstel van B. en W. is. Ik wens wel de aantekening dat ik tegen punt 8 ben. De heer Janssen: lk sluit mij bij de heer Bouma aan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. met aantekening dat de heren Bouma en Janssen wensen te worden geacht tegen punt 8 van het voorstel te hebben gestemd. Punt 20 (bijlage no. 150). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De heer Knol heeft inmiddels de vergadering ver laten. Punt 21 (bijlage no. 152). Mevr. Dijkstra-BethlehemMijn standpunt hierover is wel bekend; daar wil ik verder niet op ingaan. Ik zou wel graag willen weten wat de zin er van is dat iets dergelijks hier aan de orde komt. Het is toch zo dat, ai zou de hele Raad tegen stemmen, het er toch door komt, want het wordt van bovenaf opgelegd. Daarom bergijp ik eigenlijk niet dat hei in de Raad aan de orde moet komen. De Voorzitter: Het komt hier aan de orde omdat dit besluit genomen wordt door Gedeputeerde Staten, gehoord de gemeenteraden. Dat is voorgeschreven. Ge deputeerde Staten zijn niet bevoegd om een besluit als dit te nemen dan nadat ze de gemeenteraden hebben gehoord. Alle 44 gemeenteraden in Friesland zullen zich hierover moeten uitspreken; dat is door de wet voorgeschreven. Dat is de zin hiervan. Ik geef mevr. Dijkstra toe dat, als één gemeenteraad tegen zou zijn, Gedeputeerde Staten dit wel vast zouden stellen. Als er een groter aantal gemeenteraden tegen zouden zijn dan zouden ze de zaak eerst nog wel eens opnieuw bekijken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Burgemeester. Punt 22 (bijlage no. 159). Gemeentebegroting. De heer Meijerhof: Ik zou iets willen zeggen over punt 7, Voorbereidingskosten verbouw Beurs. Formeel is de Gemeenteraad het hoogste orgaan van de Ge meente. Dat vindt dan dus ook zijn uitdrukking bij het behandelen van de begroting. Er komen altijd nog posten na die op het moment van de begrotingsbehan deling niet te voorzien waren of waarvan de gegevens nog niet bekend waren; die posten zien we dan in de loop van het dienstjaar verschijnen. Zo hebben wc op 26 januari 1970 het College gemachtigd om voor een bedrag van f 100.000,de voorbereidingsactivi teiten ter hand te nemen voor de verbouw van de Beurs. Er was overeengekomen dat U met een be paalde architect in zee zou gaan. Uw begroting van f 100.000,is opgebouwd uit een drietal elementen, n.l. de kosten van de architect, advieskosten voor akoestische voorzieningen en tekenkosten. Nu komt U achteraf met een overschrijding van die begroting, hetgeen op zich geen bijzonderheid is. Maar ik dacht dat we hier toch wel van een bijzonderheid kunnen spreken omdat U de begroting met 55% gaat over schrijden. In Uw stuk vermeldt U ook nog dat dc Commissie Openbare Werken hierover gehoord is en in die commissie zullen hier wel enige woorden aan gewijd zijn. Wat er in de commissie over gezegd is, weet ik niet, want het verslag lag niet in map 22 ter inzage. Misschien kunt U daar nog enige mededelin gen over doen. De grote vraag die mij bezig houdt is: Als de Raad vanavond besluit om punt 7 van de Ge meentebegroting niet zo aan te nemen als U voorstelt, wat gebeurt er dan met die f55.000,Ik vind het toch een vreemde zaak dat U het toegestane bedrag met 55% overschrijdt. De heer Heidinga: Ik heb natuurlijk de bespreking in de Commissie Openbare Werken meegemaakt. Deze commissie is inderdaad tenslotte tot het oordeel ge komen dat er niets anders op zit dan met deze rege ling akkoord te gaan. Dat wil niet zeggen dat wij zo gelukkig waren met deze zaak. Ik geloof niet dat ik er weer over zou zijn begonnen, ware het niet dat deze dingen zich heel gemakkelijk weer kunnen voor 19 doen; daarom zeg ik er nu iets van. U mag gerust weten dat ik me er in eerste instantie verschrikkelijk nijdig over heb gemaakt; dat kan ik ook nog wel eens doen. (De hear P. van der Veen: Nou mar net.) Nee, dat zal ik ook niet doen. Ik kom hier dus op tetfug omdat iets emerge)ijks zich .gemakkelijk weer kan voordoen. U zult zich misschien herinneren dat ik in de vergadering van de Raad, toen de architect voor de verbouw van de Beurs benoemd werd, heb gezegd dat ik het bijzonder op prijs zou stellen dat dit zorgvuldig begeleid werd omdat deze zaak alle ele menten in zich had om uit de hand te lopen en dat ik ook mijn twijfels had aangaande de begeleidingscom missie. Ik heb dus B. en W. in het bijzonder verzocht daar de nodige aandacht aan te besteden. En dat heb ben ze helemaal niet gedaan. Nu schijnt het woord van een raadslid niet veel gewicht in de schaal te leggen, maar ik zou dan toch wel graag willen dat dit soort dingen niet weer voorkwamen. Het is zo geweest dat de architect die wij hadden benoemd reeds een plan had gemaakt voordat hij benoemd was; dat wat een plan dat ongeveer 18 miljoen kostte. Hij is dus toen met dat plan in de begeleidingscommissie ge komen en onze mensen hebben op dat moment niet gezegd: Wij hebben met Uw plan niets te maken; de Raad heeft gezegd dat de verbouw ongeveer 5 miljoen mag kosten, dus willen wij van TJ een plan hebben van ongeveer 5 miljoen. Maar zo is het niet gegaan. Men is domweg, zonder die man enige voorwaarden te stel len of enige richtlijnen te geven of een program van eisen voor te leggen, over hët plan dat de architect al gemaakt had gaan redeneren en zodoende is dat plan in de roulatie gekomen als schetsplan. En daarom moeten wij nu deze verhoging van het honorarium be talen. Ik geloof ook dat, hoe je het ook wendt of keert, dit op het ogenblik de beste regeling is die wij voor de Gemeente kunnen vinden, maar ik wil wel zeggen dat het beleid dat het College van B. en W. in deze heeft gevoerd streng afgekeurd moet worden. Dit mag nooit weer gebeuren. Als zoiets weer zou gebeuren dan zou ik voorstellen om het vertrouwen in het Col lege op te zeggen; dan zijn ze niet berekend voor hun taak. Voor deze keer dus nog, maar nooit weer; het is onaanvaardbaar dat zoiets kan gebeuren. De heer J. de Jong: De heer Heidinga heeft het zijne al gezegd over de vergadering van de Commissie Openbare Werken. Ik heb nog één vraag. Het is voor mij een heel onduidelijke zaak waarom B. en W., na dat de Raad de architect had benoemd, geen duide lijke opdracht aan de architect hebben gegeven; zo komt het althans op mij over uit de stukken. Er is geen enkel gesprek geweest. Ik begrijp dit niet. Al leen de commissie, onder leiding van verschillende voor zitters, heeft zich met het plan bezig gehouden. De commissie heeft zich met het nodige enthousiasme met het plan b'ezig gehouden daar hebben wij ook wel v/aardering voor maar ieder zakelijk inzicht en zakelijke benadering heeft ontbroken. Ik vind dit een nare zaak en ik ben het volkomen met de heer Hei dinga eens. De heer Weide (weth.): De heer Heidinga heeft ge zegd dat deze zaak in de Commissie Openbare Werken niet zo gelukkig is gevallen. Ik kan U wel zeggen dat het College dit ook een hoogst ongelukkige gang van zaken vindt. Ik geloof dat het, n.a.v. hetgeen door de verschillen de raadsleden is gezegd, goed is dat ik nog even exact zeg wat er is gebeurd. Op 18 oktober 1971 is de Raad akkoord gegaan met de aanwijzing van de heer Kalma als architect voor de verbouw van de Beurs, dit op advies van de grote meerderheid van de Commissie Verbouw Beurs waarin een aantal raadsleden zitting hadden. Op 28 oktober 1971 is deze aanwijzing schrif telijk aan de heer Kalma meegedeeld. Op 26 november 1971 is de Commissie Verbouw Beurs voor het eerst bijelkaar gekomen met de architect; ook de Burge meester was bij die vergadering aanwezig. Op dat mo ment werd de commissie verrast met het panklare plan van de architect. De architect had als uitgangspunt genomen het rapport dat de Commissie Culturele Ac commodaties in 1969 had opgesteld; dat rapport is in januari 1970 door de Raad vastgesteld als basisplan m.b.t. onze culturele accommodaties. In dat rapport werd voor de Beurs een bedrag genoemd van 8 miljoen en voor de Harmonie een bedrag van 8 Ms miljoen. Aan de hand van dat rapport en het program van eisen dat de Commissie Verbouw Beurs onder leiding van mijn voorganger als voorzitter van de commissie had opgesteld is deze architect aan het werk gegaan. Ik herinner mij nog als de dag van gisteren dat de Burgemeester in die vergadering in de bovenzaal van de Harmonie duidelijk heeft gezegd: Het is een prach tig plan, maar wij moeten wel bliksems gauw weten wat dit gaat kosten, want we moeten met beide benen op de grond blijven staan. In die tijd kwam de art. 12-situatie al naar voren en wisten we eigenlijk wel dat de bedragen die in het rapport stonden in de toekomst waarschijnlijk niet haal baar zouden zijn. Er waren dus twee voorbereidingskre dieten vastgesteld, twee keer' f 100.000,één voor de Beurs en één voor de Harmonie. In die vergadering hebben wij geen cijfermateriaal van de architect ge kregen. Dat materiaal is pas in een latere vergadering op tafel gekomen; toen werden er bedragen genoemd van 9, 12 en 18 miljoen, weer gebaseerd op het rap port dat ik al genoemd heb. Vanaf dat moment zijn eigenlijk de moeilijkheden met de architect begonnen. De heer Heidinga heeft gelijk als hij zegt dat wij de architect niet een duidelijke opdracht hebben gegeven in de geest van: zoveel geld is er beschikbaar. Maar ik geef het U te doen om als commissie, nadat die met grote meerderheid deze architect had aanbevolen en nadat de Raad het program van de commissie waarin de bedragen werden genoemd had behandeld, tegen de architect te zeggen: Deze plannen moeten aan kant, er moet opnieuw worden begonnen met als uitgangs punt een bedrag van 5 miljoen. Dat bedrag van 5 mil joen speelde op dat moment al in het College. Over het definitieve ontwerp is eigenlijk geen meningsver schil geweest. De problematiek betreft n.l. het voor lopige schets-ontwerp. Ik dacht dat het voorstel zoals het nu op tafel ligt, hoe vervelend het ook is, het beste is dat gedaan kan worden. Volgens de algemene richtlijnen voor honore ring van architecten moet in geval van het niet door gaan van een plan het honorarium worden berekend aan de hand van de door de architect begrote bouw kosten. De Voorzitter: Ik zou nog een kleine aanvulling willen geven. Ik ben het volledig met het betoog van de Wethouder eens. Ik moet U wel zeggen dat ik het mij persoonlijk het hele College trouwens ook, dacht ik aantrek dat de heer Heidinga heeft gezegd dat wij schromelijk tekort zijn geschoten. Ik ben pertinent van mening dat dat niet zo is.. Ik zou van mijn kant ook willen onderlijnen dat het College van B. en W. ik ben blij dat ik toevallig, omdat ik geïnteresseerd was, met weth. Weide naar die eerste vergadering ben gegaan, ook om die commissie te installeren er niet van op de hoogte was dat de architect al een plan klaar had. De Wethouder en ik waren perplex dat in die vergadering al een panklaar plan op tafel kwam; daar wisten wij niets van. Er waren, dacht ik, ook een aantal raadsleden, leden van de commissie, die daar evenmin iets van af wisten. Ons bleek toen wel dat er anderen waren die er wel van af wisten. Het is dus volkomen buiten ons om gegaan. Ik heb toen inderdaad onmiddellijk gezegd: Wat U hier doet, lijkt heel mooi, maar wij zullen alleen iets kunnen reali seren als wij de heer Weide heeft het al gezegd beide benen op de grond houden. Niemand had een flauw idee wat het plan zou gaan kosten, maar men vertelde met een geweldig enthousiasme dat dit plan gebaseerd was op het rapport van de Commissie Cul turele Accommodaties. Wij twijfelden daar toen al aan, want het plan waar weth. Ten Brug en ik een keer mee naar Amsterdam zijn geweest en dat gebaseerd was op dat rapport, was een totaal ander plan, een aanmerkelijk eenvoudiger plan. Ik kan U zeggen dat de commissie in die vergadering niet erg enthousiast was ik wil niet zeggen dat ze mij kwaad aankeken dat ik toen direct zei: Pas op met wat U doet; wij zullen het moeten kunnen betalen. Vrij snel daarop kwamen de bedragen die weth. Weide al noemde op tafel. Het College heeft toen onmiddellijk gezegd: Daar kan geen sprake van zijn. Dat heeft spanning gegeven tussen het College en de Commissie Verbouw Eeurs; wij hebben toen zonder meer gezegd dat wij een plan wensten van maximaal 5 miljoen. Nu gooit men ons

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 10