dit dat ook de provinciale subsidieregeling opnieuw
bezien moet worden. Daarom sluit ik mij aan bij het
voorstel van mevr. Visser om dit subsidie met ingang
van 1973 niet af te schaffen maar te verhogen van
f 30,tot f 65,per pupil. Ik heb ook nog' een ander
argument. In onze begroting voor 1974 zit wel de na
zorg voor de Asthmavereniging; waarom zouden we
die dan wel handhaven en deze gaan afschaffen? Ik
dacht dat we deze zaak zouden moeten bekijken in
het overleg dat op het ogenblik mogelijk is in het ka
der van een speciaal orgaan dat in het leven is geroe
pen door V.N.G. en Provincie, waarbij men inzake sub
sidievraagstukken als deze met elkaar tot een oplos
sing probeert te komen.
De heer Heetla (weth.)Mevr. Visser en de heren
Van Haaren en De Vries pleiten er voor dit subsidie
wel te geven. De heer Van Haaren sprak over het hand
haven van het subsidie, maar U weet dat we altijd
f 30,per pupil subsidie gaven; men vraagt dit subsidie
te brengen op f 65,wat dus meer dan een verdubbe
ling betekent. Daar gaat het dus om. Mevr. Visser
heeft terecht gezegd dat het f 910,is waarvan wij
ook nog een deel terug krijgen. Maar ik denk dat de
Raad wel begrijpt dat het niet gaat om die paar cen
ten. Het gaat er om, zoals ook in de raadsbrief staat,
dat er landelijk wordt gesproken over een subsidieper
centage van 90%, misschien zelfs 100%. Het C.O.L.
wordt b.v. ook voor 100% (50% rijk, 50% gemeente)
gesubsidieerd. Het is dus een actie van de betreffende
verenigingen om te proberen van het rijk een hoger
subsidie te krijgen. Wij worden ook altijd wel in een
laat stadium geconfronteerd met deze zaken. Er wordt
gesproken over uitbreiding in 1972 en 1973 en dan
wordt de rekening gepresenteerd. Meerdere gemeenten
hebben zich daarover verwonderd en gezegd: Dit is
volgens ons idee een rijkstaak in deze situatie. Vandaar
dat wij, ook rekening houdende met de financiële po
sitie van de Gemeente het gaat natuurlijk niet om
deze paar centen want dat zou een beetje belachelijk
zijn gemeend hebben dat het niet juist zou zijn het
subsidie te verhogen om het tekort weg te werken. Dit
is de visie van het College; daar hoeft de Raad het
natuurlijk niet mee eens te zijn. Als wij het subsidie
zouden verhogen tot f 65,per pupil zou dat voor hun
betekenen dat de zaak rond is. Dan zou het rijk kun
nen zeggen: Er is geen tekort meer. Om meer geld van
het rijk te krijgen, moet er een tekort zijn. Ik wacht
nu maar af wat de Raad er verder van zegt.
De Voorzitter: En wat zegt de Raad verder
Mevr. Visser-van den Ros: De Raad zegt dat hij
graag een voorstel wil indienen om toch maar tot die
verhoging te komen. (De heer Tiekstra (weth.): Dat
zegt mevr. Visser; dat zegt de Raad niet!) Namens
een aantal raadsleden we merken straks wel hoeveel
raadsleden het er mee eens zijn stel ik voor het sub
sidie te verhogen tot f 65,per pupil. Ik moet U be
kennen dat ook mijn ervaring is dat de wegen van het
Ministerie onnaspeurlijk zijn. Je kunt inderdaad heel
gekke dingen beieven. Ik wil dit instituut daar echter
toch maar niet de dupe van laten worden. In afwach
ting van een verbetering van de subsidieregeling van
het Ministerie, die echt niet achterwege zal blijven als
wij deze mensen gaan helpen, heb ik een motie ge
maakt waarin wij voorstellen:
,,De Raad van de gemeente Leeuwarden, in verga
dering bijeen op 13 mei 1974, sprekende over het sub
sidiëren van het Instituut „Guyot", besluit het subsidie
voor dit instituut te brengen op f 65,per pupil, zulks
met ingang van 1973."
Dit voorstel is, behalve door mij, ondertekend door
de heer De Vries.
De heer Van Haaren: Ik ben bijzonder blij dat dit
voorstel is ingediend. De Wethouder zegt dat het niet
om die paar centen gaat en dat deze mensen zelf maar
moeten zien dat ze bij het Departement aan het geld
komen, maar het gaat wel om die centen. Ik geloof
dat wij die centen maar moeten geven. Ik geloof niet
dat in deze sector bezuinigd moet worden. Het gaat
niet alleen om het toekennen van dit bedrag, het gaat
ook om een stuk beleid, om een aantal principes. Laten
we daarom dit subsidie handhaven en verhogen. Als
er een nieuwe Raad is en als er een Raad voor Maat
schappelijke Dienstverlening is ingesteld zou zo'n zaak
daar eens naar toe gespeeld kunnen worden om die in al
zijn facetten te bekijken; dan komt het bij de begro
ting vanzelf wel weer terug.
De heer De Vries: Ik had graag gezien dat het
College was ingegaan op mijn suggestie deze zaak te
brengen in het subsidie-overleg van Provincie en ge
meenten. Misschien kan dat nog in de tweede ronde.
In de tweede plaats zou ik willen opmerken dat het
hier gaat om een rijkssubsidie van 60%; er moet dus
40% van de salaris- en apparaatskosten worden over
brugd. Van die 40% neemt de Provincie 20% voor zijn
rekening. De resterende 20% wordt ponds-ponds-gewijze
verdeeld over de gemeenten naar het aantal cliënten.
Zo ligt de verdeling op dit moment. Wij kunnen wel
zeggen dat het rijk tot 90% moet gaan, maar wij heb
ben de koorden van de rijksbeurs niet in handen; wij
kunnen het rijk niet dwingen.
De heer Heetla (weth.): Ik geloof dat het voorstel
van de heer De Vries om nog eens overleg te plegen
met de Provincie wel gevolgd kan worden. Daartoe
zijn wij wel bereid.
Wat de motie betreft, daar zou ik toch wel wat voor
zichtig mee willen zijn. Nogmaals, het gaat niet om
het geld, maar om het principe. Ik heb al eerder ge
zegd dat, als wij het subsidie verhogen tot f 65,de
zaak precies klopt. Ik geloof dat er dan een percentage
uitkomt dat boven de 90% ligt. G.S. zouden ons dan
wel eens op de vingers kunnen tikken. Ik vind het be
ter om deze zaak, al gaat het om een klein bedrag,
eerst maar eens met G.S. te bespreken. Ik weet niet
hoe de andere leden van het College daarover denken,
maar mij lijkt dat het beste.
De heer De Jong (weth.): Ik heb er eigenlijk be
zwaar tegen dat we voor zo'n, incidenteel geval, via een
motie, onze wil tot uitdrukking brengen in een zaak
als deze. Dit raakt de subsidieverhouding tussen rijk,
provincie en gemeente. Ik heb er vrede mee dat deze
zaak, zoals de heer De Vries voorstelde, in de provin
ciale overlegcommissie wordt gebracht die juist voor
de uniformering van dit soort regelingen is ingesteld.
Als we op dit onderwerp een afwijkend besluit nemen,
hebben we straks geen been om op te staan in soort
gelijke gevallen. We zijn juist bezig de regelingen wat
meer te uniformeren en dan moeten we niet met dit
soort moties beginnen. Ik stel voor deze zaak te ver
wijzen naar de overlegcommissie. Dan komt het zo
dat alle gemeenten in Friesland op één noemer gaan
zitten en niet lukraak gaan subsidiëren, zoals nu dreigt
te gebeuren.
De Voorzitter: Ik zou graag nog één opmerking
willen maken voor ik de motie in stemming breng. Ik
ben van mening dat wij toch wel enige voorzichtigheid
moeten betrachten met dit soort dingen; er is al dui
delijk gezegd dat het niet gaat om het bedrag. Als wij
zelf menen dat wij het te vertellen hebben, dan moeten
we wikken en wegen en alle dingen op een rij zetten.
Wij moeten nagaan of het op dit moment een gemeen
telijke taak is en zo ja, zijn wij dan bereid eventueel
iets anders er voor te laten staan Er is een brief ge
komen van de Staatssecretaris waarin staat dat wij
niet één nieuwe financiële verplichting op ons mogen
nemen. Nu kan de Raad natuurlijk de motie aannemen.
Die gaat dan naar G.S. en die wijzen hem af; dat moe
ten ze doen want dat is hun opdracht tot wij
dekking aangeven. Het gaat niet om de hoogte van
het bedrag. Wij moeten zeggen wat wij er voor willen
laten staan.
Ik dacht dat de suggestie van de heer De Vries, die
ook ondersteund werd door weth. De Jong, goed was.
Laten wij dit probleem als zodanig wij onderkennen
dat ook in het overleg brengen waar de subsidie
lastenverdeling ter sprake komt tussen rijk, provincie
en gemeenten en m.n. die tussen provincie en gemeen
ten. Wij kunnen best toezeggen dat wij in de Raad ver
slag zullen uitbrengen van dat overleg. U kunt er zich
dan altijd nog op beraden wat U dan doet. Dan weet
U ook exact waar U aan toe bent. Als U meent dat
9
dat overleg tot een onbevredigend resultaat heeft ge
leid, kunt U altijd in laatste instantie Uw standpunt be
palen. Kunnen de indieners van de motie instemmen
met dit voorstel? (Mevr. Visser-van den Bos: De heer
De Vries en ik gaan er mee akkoord dat deze zaak in
het overleg wordt gebracht. Wij zien graag t.z.t. het
advies hierover van U tegemoet.) Wij zullen onze be
lofte hiertoe beslist inlossen.
Besloten wordt de zaak te brengen in het provinciale
overleg, rekening houdend met de toezegging van de
Voorzitter dat het resultaat van het overleg t.z.t. in
de Raad aan de orde zal worden gesteld.
Punt 13 (bijlage no. 160).
Mevr. Visser-van den Bos: Met het College zijn wij
blij dat de fusering van het algemeen maatschappelijk
werk, wat betreft de organisatorische kwesties, prak
tisch afgerond is. U wilt de ontwikkeling met belang
stelling volgen en vele raadsleden zullen dat met U
doen, want wij hebben ongetwijfeld grote verwachtin
gen van de mogelijkheden die deze grote instelling voor
de samenleving in onze stad kan hebben. Het is na
tuurlijk logisch dat, wanneer met 12 maatschappelijk
werkers in één goed geleide instelling gewerkt wordt,
er beter en meer specialistisch werk bedreven kan wor
den dan wanneer vier instellingen, ieder met twee of
drie maatschappelijk werkers, de problemen te lijf
moeten.
Juist omdat wij zo blij zijn met deze fusie zijn wij
toch wel bijzonder teleurgesteld dat uit de stukken
blijkt dat U meent op geen enkele wijze financiële toe
zeggingen te kunnen doen om de gefuseerde instellin
gen het leven een beetje draaglijk te maken. U zult
natuurlijk tegenwerpen dat U tegemoet bent gekomen
aan het subsidieverzoek voor de leidinggevende maat
schappelijk werker en diens apparaatskosten. Het zou
ook een onmogelijke zaak geworden zijn wanneer er
op deze bezetting van 11 of 12 mensen geen leiding
gekomen was; dan was U waarschijnlijk ook met zorg
vervuld geweest over het slagen van deze onderneming.
Toch zijn we natuurlijk blij dat U de toezegging hebt
gedaan de leidinggevende kracht te willen subsidiëren.
Ik zou nog op willen merken dat deze hele zaak, wat
de financiële lasten van de fuserende instellingen aan
gaat, nu niet bepaald als een verrassing is gekomen,
ook niet als een nieuwtje. Reeds in mei 1973 en her
haald in september 1973 heeft de Commissie Schaal
vergroting U gezegd: Weet U wel dat het bedrag dat
in de begroting vermeld wordt voor de schaalvergro
ting die op handen is, en die toch eigenlijk door het
Ministerie wordt afgedwongen en door U wordt toe
gejuicht, te laag is? Er is toen herhaaldelijk gezegd
ook in antwoord op vragen uit de Raad dat dat
bekend is, maar dat de commissie daar t.z.t. maar op
terug moet komen. Nu is het eindelijk zover; de men
sen zijn overleg komen plegen met de ambtenaren van
de Gemeente en met de Wethouder. Er is toen hier een
rekensom opgesteld en die vindt U terug in bijlage 1
bij de brief van de Commissie Schaalvergroting van
16 april 1974. Uit deze brief blijkt dat er eigenlijk van
de Gemeente gevraagd werd een 6% aanvullend subsi
die dat neerkwam op nog geen f 17.000,terwijl U
een regel daaronder kunt zien dat door de fuserende
partners f 53.000,wordt opgebracht, geld dat dan
komt van de kerkleden en de leden van Humanitas;
41.000 burgers brengen ieder f 1,30 op om de schaal
vergroting mogelijk te maken, maar er zijn in deze
stad bijna 90.000 burgers. En dan doet het toch wel
een beetje vreemd aan dat we nu tegen zo'n algemene
stichting, die gaat werken en ingezet zal worden voor
het belang van alle burgers van Leeuwarden, gaan
zeggen: Voor de financiële consequenties van een en
ander moeten de kerken dan alleen maar zorgen; ik
kan het moeilijk anders uitdrukken. Ik vermeld expres
dat die zich bereid verklaard hebben f 53.000,in te
brengen. Het is natuurlijk niet zo dat de kerken, die
dit werk jarenlang gedragen hebben en die hopen dit
werk ook verder te begeleiden om te zorgen dat het
nog veel beter tot ontplooiing kan komen, zich nu te
rug zullen trekken en zeggen dat ze hiervoor geen geld
meer geven. Ik zou er hier dan ook bijzonder voor wil
len pleiten dat U zich alsnog bereid verklaard om een
bepaald bedrag toe te kennen om tegemoet te komen
in het tekort van f 17.000,dat U op de berekening
die door Uw ambtenaren gecontroleerd is zult aantref
fen. Ik spreek dan nog niet eens over autokostensubsi
dies e.d. die niet doorgaan; ik spreek alleen over het
bedrag van f 17.000,dat tekort is op de salarissen
van de uitvoerende krachten, omdat het Ministerie
ik zeg weer: de beslissingen daar zijn soms heel won
derlijk meent dat je het algemeen maatschappelijk
werk wel met 47% door de Gemeente verhoogd met
ook 47% kunt laten werken. Ik denk niet dat er
hier in de zaal iemand is die wil geloven dat je als
maatschappelijk werker aan je cliënt kunt vragen na
het gesprek of na de hulpverlening: Wilt U f 10,
wilt U f 25,bijpassen Je kunt in deze sector niet
op die manier baten vragen voor de prestatie die je
levert. Dat is in dit werk -uitgesloten; daar hoef ik
geen lang verhaal over te houden. Ik wil graag af
wachten wat andere raadsleden inbrengen en wat de
Wethouder antwoordt.
De heer De Vries: Uw voorstel inzake de subsi
diëring van de Stichting Maatschappelijke Dienstver
lening betekent in onze gemeente een belangrijke stap
in de ontwikkeling op het terrein van de welzijnszorg
en om die reden alleen al verdient het waardering dat
U hier met dit voorstel gekomen bent. De fusering van
een vijftal instellingen op het terrein van het algemeen
maatschappelijk werk tot wat men in het vakjargon een
„schaalvergrote instelling" pleegt te noemen, is des
ondanks minder dan wat de toenmalige Staatssecreta
ris van Maatschappelijk Werk, de heer Van der Ploeg,
voor ogen heeft gestaan. In de in de raadsbrief ge
noemde circulaire van april 1971 werd er n.l. van uit
gegaan dat in dit proces van schaalvergroting het
maatschappelijk werk en de gezinsverzorging zouden
samengaan. De onderhandelingen daarover in Leeuwar
den zijn na een rapport van een werkgroep daarop ge
richt geweest, maar m.n. van de zijde van twee instel
lingen voor gezinsverzorging werd de noodzakelijkheid
van fusering niet ingezien en vandaar dat deze nieuw
gevormde stichting, waaraan vier instellingen van ker
kelijke signatuur en Humanitas deelnemen, zich alleen
zal richten op het maatschappelijk werk. Ook dit is
een fase in een bepaald proces. In diverse ver
banden binnen het gespecialiseerde maatschappelijk
werk, zoals dat voor de zwakzinnigenzorg, de re
classering, het ziekenhuiswerk, de kinderbescher
ming, enz., wordt gedacht aan integratie en sa
menwerking binnen een verband van deze regio
nale eenheden. Daarbij zal het evenwel niet blij
ven. Ook de gezondheidszorg en alles wat daarmee an
nex is, zoekt naar dwarsverbindingen met het maat
schappelijk werk; de sociale en psycho-sociale hulpver
lening is bezig tot één gemeenschappelijke bedding te
komen, waarbij de cliënt/patiënt centraal zal staan. In
dit perspectief beoordeeld maakt de maatschappelijke
dienstverlening een belangwekkende ontwikkeling door.
Er zijn in onze provincie al fusies ontstaan van maat
schappelijk werk en gezinsverzorging en mede aan de
hand van de praktijk aldaar kan worden nagegaan of
deze gecombineerde bedrijfsvoering voldoet en zo dit
het geval is, kan het niet anders of ook in Leeuwar
den zal t.z.t. de maatschappelijke dienstverlening naar
één organisatie toegroeien. De tijd om deze ontwikke
ling te laten rijpen moet er eenvoudig worden afgeno
men. Wie 15 jaar geleden een fusie als deze zou heb
ben voorspeld zou toen niet serieus zijn genomen. En
toch is het nu zover. Onze fractie is blij met deze ont
wikkeling en zal deze met bijzondere interesse blijven
volgen. Er liggen n.l. op dit gebied nog een aantal
barrières. In feite zijn deze al af te leiden uit de raads
brief. Het verzoek van het bestuur van de nieuwe
stichting wordt n.l. niet volledig gehonoreerd. Mevr.
Visser heeft de klemmende vragen al op tafel gelegd.
Ik zou graag willen weten of er m.b.t. de personeels
formatie en de subsidiëring van de apparaatskosten ook
overleg is geweest met het Ministerie van C.R.M. Het
doet n.l. wat onprettig aan als C.R.M. akkoord gaat
met een personeelsformatie van 11 uitvoerende maat
schappelijk werkers en de Gemeente het houdt op lCH/2,
C.R.M. akkoord gaat met 2 assisterende beroepskrach
ten en de Gemeente het op 1 houdt, C.R.M. akkoord
gaat met de autokostenvergoeding voor de aanwezige
functionarissen en de Gemeente deze beperkt tot de