vergoeding voor 5 functionarissen. Dit alles zou mis
schien tot de conclusie kunnen leiden dat Ministerie en
Gemeente niet vooraf in een goede overlegsituatie heb
ben verkeerd. Dat is jammer, want het ligt voor de
hand dat een dergelijke zaak juist bij de start van zo'n
nieuwe instelling spanningen kan oproepen.
Hoe moet de houding van de Gemeente verder
zijn t.o.v. deze gesubsidieerde instelling? Onze opvat
ting is dat deze instelling voor maatschappelijke dienst
verlening aanspraak heeft op dezelfde aandacht en
zorg die de Gemeente voor haar eigen instellingen op
brengt. Het werk, het kwaliteitsniveau dat deze instel
ling dient op te brengen kan een belangrijke bijdrage
vormen voor het goed functioneren van de samenle
ving, van individuen en gezinnen. Deze stichting richt
zich m.n. op de z.g. immateriële hulpverlening, op al
lerlei defecten en stoornissen, en tracht bij de clienten
de krachten tot stand te brengen om de moeilijkheden
te overwinnen. Dit alles zal een goed samenspel vra
gen met alle andere hulpbiedende instellingen, ook en
m.n. met de Gemeentelijke Sociale Dienst die zien niet
alleen bezig houdt met de uitvoering van de Algemene
Bijstandswet, de rijksgroepsregelingen e.d., maar ook
met de immateriële dienstverlening voor zover die
rechtstreeks samenhangt met de problemen om te
voorzien in de kosten van het bestaan. Hier ligt een
werkveld waarop/ de G.S.D. en deze nieuwe stichting
elkander vrij zeker dagelijks zullen ontmoeten. In de
Algemene Bijstandswet bepaalt art. 2 dat B. en W. zo
nodig voorlichting verlenen t.a.v. de mogelijkheden van
dienstverlening; desgewenst verlenen zij bemiddeling
tot het verkrijgen van dienstverlening door kerkelijke
of particuliere instellingen of personen, dan wel door
de overheid, waarbij zoveel mogelijk overeenkomstig
de redelijke wensen van de cliënt wordt gehandeld.
Bij het laatste zou onze fractie graag willen aanslui
ten. De redelijke wensen van de cliënt dienen centraal
te worden gesteld. Onze fractie heeft er geen enkele
behoefte aan op dit moment het primaat te leggen bij
de G.S.D. of bij de stichting. Men zal over en weer in
een goede vertrouwensrelatie tot een samenspel moeten
komen waarbij het belang van de cliënten als enig en
juist richtsnoer mag gelden. Dit laatste betekent wel
en dan kom ik terug op hetgeen ik zoëven heb op
gemerkt dat de werkmogelijkheden van de mede
werkers van deze nieuwe stichting in ieder opzicht
gelijk zullen moeten zijn aan die van de functionaris
sen van de G.S.D. Dat houdt o.i. onder meer in dat de
Gemeente er niet onderuit kan om haar subsidie niet
te bepalen tot het percentage van het rijkssubsidie,
maar dat zij alle aanvaardbare exploitatielasten van
deze nieuwe instelling, minus het rijkssubsidie en de
eigen inkomsten, voor haar rekening zal moeten ne
men. De ongelijkheid waar ik op doelde is n.l. al aan
wezig nu de Gemeente slechts subsidieert tot het per
centage van het rijkssubsidie, n.l. 47%.
Het tweede element dat tot fricties zal leiden zit in
de eigen bijdrage uit de achterlanden die voor de vier
van het kerkelijk erf afkomstige participanten f 1,30
zal bedragen en voor Humanitas het viervoud daarvan,
n.l. f 5,20 per lid per jaar. Aldus komt men op bijna
41.000 leden die voor een inbreng zorgen van f 53.170,
In de stukken heeft men kunnen lezen dat men deze
eigen bijdragen als een tijdelijke zaak ziet en dat het
bestuur deze post ook niet mee wil laten groeien met
de ontwikkeling van de kosten. Het is op zichzelf een
gekke zaak dat men voor een algemene instelling de
ene helft van de bevolking laat betalen en de andere
helft niet. Dat vraagt gewoon om moeilijkheden.
Dit alles betekent niet dat wij er op dit moment be
hoefte aan voelen om met amendementen te komen.
Dat willen we enerzijds niet omdat we de consequen
ties daarvan op dit moment niet kunnen overzien en
anderzijds niet omdat deze nieuwe stichting aan de
slag moet kunnen gaan en moet weten waar zij voor
dit jaar met de Gemeente aan toe is. Wat er wel moet
gebeuren is dat de stichting en de G.S.D. op korte ter
mijn tot goede en sluitende werkafspraken komen. Dat
is waarschijnlijk nog niet eens zo erg eenvoudig. Begin
maart 1.1. heeft de Prov. Raad voor de Maatschappe
lijke Dienstverlening over dit onderwerp een nota uit
gebracht. Deze zaak speelt niet alleen in Leeuwarden,
maar in de gehele provincie, ja, zelfs in het gehele
land. De Divoza, de vereniging van directeuren van
overheidsorganen voor sociale arbeid, belegt op 21 en
22 mei a.s. in Drachten haar algemene vergadering
waarin ook dit thema centraal staat. Dat bewijst hoe
zeer velen op dit moment met deze materie bezig zijn.
De Prov. Raad voor de Maatschappelijke Dienstverle
ning heeft een tijdelijke medewerkster in dienst die op
grond van een op de praktijk gericht onderzoek de
nota van maart 1.1. verder zal uitdiepen. Vandaar dat
wij op dit moment zeggen: Laten we op basis van het
voorstel van B. en W. van start gaan. In de begroting
van deze nieuwe stichting zit wellicht, nu het jaar al
voor een groot deel verstreken is, nog wel enige spe
ling om de eventuele tekorten die men nu geraamd
heeft op te vangen. Maar laten wij ons daarbij reali
seren dat er bijsturing nodig zal zijn om de schaalver
groting te doen worden wat de deskundigen voor ogen
staat: verbetering van het kwaliteitsniveau van de
maatschappelijke dienstverlening.
De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de verga
dering voor de koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
De heer Van Haaren: Wij geloven ook dat de nieuwe
opzet een bijzonder goede opzet is. Dit is uiteindelijk nog
maar een begin. Het is een duidelijke zaak dat er in
de komende tijd nog meer schaalvergrotingen op ons af
zullen komen en dat is op zichzelf een goede zaak.
Maar zo'n nieuwe opzet vraagt een financiële basis.
En als ik nu zie wat de Gemeente toezegt dan heb ik
sterk het gevoel dat er met deze nieuwe opzet op iets
langere termijn niet gewerkt kan worden. Dat lijKt me
gewoon een onmogelijk zaak. Mijn fractie is dan ook
van oordeel dat de steun van de Gemeente beneden
de maat blijft om deze nieuwe opzet werkelijk goede
kans van slagen te geven.
De vorige sprekers zijn al uitvoerig ingegaan op
allerhande detailpunten; ik hoef daarover niet in her
haling te vallen. Eén punt dat niet besproken is, maar
dat mij toch bijzonder verwonderd heeft, is de verde
ling 47% rijk, 47% Gemeente. Wij kunnen dit percen
tage als Gemeente optrekken tot 53, dus de ontbre
kende 6% voor onze rekening nemen; dan valt het nog
onder het Gemeentefonds en kunnen we daarvan 80%
terug krijgen en kost zo'n hele zaak, als we een beetje
tegemoet komen aan wat het bestuur van de nieuwe
stichting vraagt, niet meer dan f 6.000,Is dat nu
zo'n groot bedrag? Waarom is het niet mogelijk om
nu al te besluiten om het aandeel van de Gemeente
van 47% op 53% te brengen? Verder zijn er nog wat
vreemde dingen. Als ik zie dat er een autovergoeding
gaat naar zo'n leidinggevende kracht die eigenlijk in
hoofdzaak achter zijn bureau zit om leiding te geven
en allerlei dingen te stimuleren, coördineren e.d., dan
vind ik dat vreemd. De autokosten van zo'n man wor
den wel gesubsidieerd, maar de mensen die die vergoe
ding het hardst nodig hebben, de veldwerkers, krijgen
geen subsidie voor autokosten. Ik ben van mening dat
het gewenst zou zijn dat er t.a.v. aanvullende subsidies,
om te voldoen aan wat het bestuur van de stichting
wil, toch een nader overleg komt met de rijksoverheid;
ik meen dat ook de heer De Vries een opmerking in
die richting heeft gemaakt.
Ik vrees dat we het voorstel dat nu voor ons ligt
wel zullen moeten accepteren en dat we dan straks bij
de begrotingsbehandeling uitvoeriger op deze hele ma
terie terug zullen komen om de zaak nog eens van alle
kanten te bekijken. Ik hoop dat er dan die gemeente
lijke Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening is,
waarin een stuk voorbereidend werk kan worden ge
daan t.a.v. dit soort belangrijke zaken die we echt niet
eventjes en passant in de Raad af kunnen doen.
De heer Heetla (weth.): Het zal de Raad wel duide
lijk zijn dat ik niet in kan gaan op alle facetten van
het maatschappelijk werk die hier zijn aangesneden.
Uit de reacties uit de Raad blijkt wel dat de bedoe
lingen van deze nieuwe stichting de Raad goed bekend
zijn. Wij moeten deze zaak niet in het emotionele vlak
trekken. Wat is n.l. het geval. De drie sprekers die
aan het woord zijn geweest hebben in alle toonaarden
bezongen dat ze blij zijn met deze fusie. Het College
is er ook blij mee; dat is zo geweest vanaf het moment
11
dat we van de fusieplannen hoorden. U weet dat het
College indertijd een brief heeft ontvangen over deze
situatie. Mevr. Visser zei ook dat wij waren gewaar
schuwd. Er waren inderdaad onderhandelingen gaande,
maar nog niet eens met het definitieve bestuur, want
juist deze week hebben we bericht gekregen dat alle
betrokken instanties bereid zijn tot de stichting toe te
treden; het waren dus steeds nog voorlopige bespre
kingen. Wij hebben bij de behandeling van de begroting
dan ook gezegd dat we nader op de zaak zouden terug
komen als de aanvullende subsidienota aan de orde
kwam. De besprekingen over deze zaak in het College
hielden nauw verband met de positie van de Gemeente.
De uitbreiding was naar ons idee nogal fors; een nor
male fusie in het bedrijfsleven betekent over het alge
meen meer winst doordat meer economisch tewerk ge
gaan wordt en meer geproduceerd kan worden. Bij de
overheid en bij dit soort instellingen ligt het natuurlijk
een beetje anders en komt er een groter bedrag uit
de bus. Ik zal de Raad precies vertellen wat het geval
is. In de begroting van 1974 was een bedrag opgeno
men van f 177.950,dat waren de kosten. Daarvan
krijgen we 80% terug dus blijft er 20%, zijnde
f 35.590,voor rekening van de Gemeente. In eerste
instantie heeft het College gezegd: Wij zijn bereid om
die f 177.950,te handhaven, ook voor 1975. Laten de
bijelkaar stappende instellingen eerst eens bekijken
hoe ze na de fusie samenwerken; na verloop van tijd
kan dan bekeken worden of er een directeur, of er
administratieve krachten bij moeten en of er autokos
tenvergoeding en wat dies meer zij moet komen. We
hebben er lang en breed over gesproken in het College
en mij is toen opgedragen nog eens met de instellingen
te gaan praten om de moeilijkheden van de Gemeente
uiteen te zetten; wij zijn wel blij met de fusie, maar
de instellingen moeten eerst maar beginnen en probe
ren met het geld dat de instanties altijd afzonderlijk
kregen nu ook uit te komen. Ik heb dat gesprek ge
voerd het was niet een gemakkelijk gesprek, maar
ik geloof toch dat er door die discussie en door latere
gesprekken met ambtenaren van de Secretarie een
nieuw voorstel is gekomen bij B. en W. Gelukkig is
het College van B. en W. daarin meegegaan. De stich
ting vroeg uitbreiding met een leidinggevende kracht,
schaal 46, en twee assisterende beroepskrachten, schaal
13. Wij zullen nog proberen voor die leidinggevende
kracht en één assisterende beroepskracht geld beschik
baar te stellen; er is dus één assisterende beroepskracht
af gegaan. M.b.t. de subsidiëring van de 53% die men
vroeg hebben wij ons standpunt gehandhaafd; wij stel
len dus 47 voor. Uitbreiding van de subsidiabele
autokostenvergoeding van 4 functionarissen naar H/2
hebben wij afgewezen; alleen voor de leidinggevende
kracht willen wij, boven die 4, de autokosten subsidi
ëren. Wij vonden het niet juist om alle 11 mensen in een
auto te laten rijden; dat gebeurt bij de Sociale Dienst ook
niet. De heer Van Haaren zegt dat het onzin is dat die
leidinggevende kracht in een auto mag lijden. Ik denk
dat die man wel zoveel sociaal gevoel heeft dat hij,
als hij op zijn bureau zit, een ander in die auto laat
rijden. (De heer Van Haaren: Daarom had hij het
juist niet moeten krijgen.)
Mevr. Visser heeft gezegd: Wat kost het ons nu
eigenlijk helemaal? In de begroting van 1974 ik
heb dat al gezegd is f177.950,opgenomen; door
het voorstel dat wij nu doen komt er nog een bedrag
bij van f 53.605,Daar krijgen we 80 van terug,
dus kost het ons f 10.720,meer. Het College is be
reid te trachten van G.S. toestemming te krijgen voor
dit bedrag en er dekking voor te vinden. Als we zou
den besluiten tot een verhoging van 47% naar 53%
dan zou er nog een bedrag van f24.565,bij moeten;
20% hiervan is f4.915,Dat zijn de naakte cijfers.
Mevr. Visser zegt dat je geen baten kunt vragen voor
de prestatie; dat is dus de kwestie van de eigen in
breng van de samenwerkende instellingen. Ze hebben
altijd een eigen inbreng moeten leveren. (Mevr. Visser
van den Bos: Ik heb gezegd dat je dat niet van de
cliënten kunt vragen.) Ik meen dat de cliënten in Rot
terdam f 12,50 per visite betalen; dan is die f 1,30 niet
zoveel. (Mevr. Visser-van den Bos: U verwart twee din
gen; die f 1,30 wordt door de kerkleden betaald en U
spreekt nu over de cliënten die f 12,50 moeten betalen.
Het lijkt mij erg interessant om te weten wie f 1,30
en wie f 12,50 betaalt.) Die verdeelsleutel is natuurlijk
een zaak waar wij ons niet mee bemoeien. De stichting
heeft zelf opgegeven wat de eigen inbreng zal zijn
waar die vandaan komt, van de kerk of van de cliënt,
is een interne aangelegenheid; dat moet de stichting
maar uitmaken. Er is ook al gezegd dat Humanitas
f 5,20 moet betalen; daar heb ik nog nooit iets over
gehoord. Er staat in de begroting van de stichting een
totaal bedrag voor de eigen inbreng van f 53.000,Ik
geloof niet dat ze daar moeilijkheden mee hebben.
Mevr. Visser kan wel zeggen: „Geen baten voor presta
ties", maar je zou ook kunnen zeggen: Geen woorden
maar daden. Wie dat gezegd heeft, weet ik niet pre
cies meer, maar iemand heeft eens gezegd: Menigeen
wil uit de staatsruif eten, maar weinigen willen de
vaat doen. Uiteindelijk moeten B. en W. de vaat doen,
want die moeten op het geld passen; dat is de verant
woordelijkheid van het College. De Raad moet van ons
aannemen dat wij m.b.t. deze zaak niet verder kunnen
gaan. Wij hebben gemeend door het subsidiëren van
de leidinggevende kracht en een assisterende beroeps
kracht en de autokosten van een aantal medewerkers
al een eind tegemoet te kunnen komen aan de wensen
van de stichting; wij menen dat wij wel een kans heb
ben dit er bij G.S. door te krijgen. De Raad kan nu wel
zeggen dat we die 6% er nog bij moeten geven, maar
ik geloof dat we dan in de situatie komen dat G.S.
zullen zeggen dat wij nog verder gaan dan het rijk.
Mevr. Visser en de heren De Vries en Van Haaren,
die net als ik thuis zijn in het maatschappelijk werk,
weten ook wel dat er van alle kanten geprobeerd wordt
om tot een subsidieverhouding 5050 te komen, zoals
dat bij het C.O.L. en andere instellingen al het geval
is. Dan komt de situatie heel anders te liggen. Ik
geloof dat het niet verstandig is dat de Raad het sub
sidiepercentage nu op 53 brengt.
De heer De Vries heeft terecht gevraagd hoe het
moet met de samenwerking met de Sociale Dienst. Hij
heeft ook gezegd dat de stichting niet minder moge
lijkheden moet hebben dan de Sociale Dienst. Ik geloof
dat wij de ontwikkeling af moeten wachten. Er moet
getracht worden tot een goede samenwerking te ko
men, niet alleen met de Sociale Dienst maar ook met
de secretarie-afdeling die dit soort zaken behartigt.
Er is ook gezegd dat C.R.M. veel verder gaat met
toezeggingen dan de Gemeente. Daar wil ik toch wel
iets over zeggen. Het is zo dat de instanties die sub
sidie willen hebben ik wil ze geen schop na geven,
want ze weten de weg niet goed eerst naar C.R.M.
gaan om te vragen wat de mogelijkheden zijn. C.R.M.
vertelt hun dan alleen wat de rijksvoorschriften op
een bepaald terrein zijn; voor gezinsverzorging kunt U
dit krijgen, voor maatschappelijk werk dat, enz. En
daarbij noemen ze dan de percentages. Ze bekijken de
opzet van de instelling en zeggen of ze het al dan niet
subsidiabel achten. Maar de situatie ligt totaal anders.
Al die instanties zouden eerst bij de Gemeente moeten
komen; de Gemeente moet onderzoeken of het werk
nodig is. Als het nodig is dan komt de Gemeente met
een voorstel en vraagt aan C.R.M. of die hetzelfde per
centage voor zijn rekening wil nemen als de Gemeente;
van de kant van C.R.M. wordt dan hier en daar ook
nog wel eens een vraagteken gezet. Men draait de
situatie dus nogal eens om; dat doet men niet met ver
keerde bedoelingen, maar dat gebeurt uit onwetend
heid met de gang van zaken.
Nogmaals, wij hebben gemeend te moeten subsi
diëren zoals in de raadsbrief staat aangegeven.
De Voorzitter: Voordat ik de tweede instantie open,
zou ik graag een opmerking willen maken. Weth. Heetla
heeft gezegd dat hij de indruk heeft dat G.S. dit wel
zullen goedkeuren en dat hier wel dekking voor zal
komen. Dat laatste is niet waar; er is geen dekking
voor, het vergroot het tekort. Dat moet duidelijk wor
den gesteld. Het is niet zo dat G.S. dekking aangeven;
dat moeten wij doen, maar dat kunnen we niet. Het
staat dus vast dat het tekort van de Gemeente hierdoor
vergroot wordt. Dat wij toch met dit voorstel komen
en dat lijkt wat controversieel met het kleine bedrag
van het vorige punt; U zou kunnen vragen waarom wij
dit wel voorstellen omdat het ook een extra uitgave
is is gebaseerd op het overleg dat onzerzijds is