12 gevoerd met C.R.M. Rekening houdend met de bestaan de voorschriften menen wij dat wij een beroep kunnen doen op bestaande landelijke ontwikkelingen; wij ho pen dat in dit stadium G.S. die goedkeuring zullen ge ven ook al kunnen wij geen dekking aangeven. Een heel ander probleem is wat er verder moet ge beuren. De heer Van Haaren heeft terecht gezegd dat dit punt hiermee niet van'de kaart hoeft te zijn. Wij zullen bereid moeten zijn dit punt in de herfst op tafel te leggen en te wikken en te wegen; misschien moeten we wel verder gaan dan we nu doen, maar dan zal de Raad bereid moeten zijn om door andere dingen een streep te halen. En dat wordt het probleem waarvoor we zullen komen te staan. Dat wij dus nu met dit voorstel komen, is omdat het College de indruk heeft dat wij een redelijke kans maken dat, niettegenstaande het feit dat wij geen dekking kunnen aangeven, G.S. dit gelet op de landelijke ontwikkelingen toch zullen slikken. Wij kunnen in dit opzicht echter geen enkele garantie geven. Dit voorstel lijkt ons wel de limiet, maar wij menen het te kunnen verantwoorden op dit moment. Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil een paar misver standen, zo die nog mochten bestaan, uit de wereld helpen. Ik vind het niet zo prettig te horen zeggen: ,,Mevr. Visser zegt: Wat kost het ons nu helemaal?" terwijl mevr. Visser eerder bekend staat voor het feit dat ze behoort tot degenen die bezuinigingen ten zeer ste nodig vinden. Als de Wethouder in mijn woorden in eerste instantie beluisterd mocht hebben dat ik het bedrag kleineer dan is dat van zijn kant een misver stand. Op die manier heb ik niet gesproken en spreek ik nu ook niet. Ik ben gewoon keihard gaan uitreke nen wat de lasten zullen zijn van de instelling die na de fusie ontstaat; wij juichen die fusie bijzonder toe. Ik ben erg blij dat de Voorzitter heeft gezegd dat wij deze zaak nu in ieder geval van start moeten laten gaan en dat wij bij de nieuwe begroting op nieuw moeten gaan bekijken wat we er mee doen. We zullen dan inderdaad moeten zoeken naar ver schuivingen binnen het pakket. Dat is natuurlijk het best haalbare. Dan nog een ander misverstand. De Wethouder had het over de f 5,20 die de heer De Vries heeft genoemd. Aangezien dat vast ook bij andere mensen een mis verstand teweeg heeft gebracht, wil ik daar nog iets over zeggen. Het is n.l. zo dat alle kerkelijke partners hebben afgesproken: voor onze doopleden betalen wij f 1,30 per lid. Dat was het bedrag dat ze voorheen ook voor het maatschappelijk werk afzonderden. Nu heeft Humanitas geen doopleden maar gezinnen tot lid; daar een gezin normaal wordt gerekend uit vier mensen te bestaan zal Humanitas per lid f 5,20 inbrengen. Het lijkt mij goed dit misverstand even weg te werken. Ik had zelf niet zoveel zorg dat door G.S. bezwaren gemaakt zouden worden tegen een iets royalere sub sidiëring dan de 47 Om inderdaad ineens tot die 53% te komen, was misschien wel het meest ideale ge weest. Maar al was er maar een paar procent meer van de Gemeente dan die 47% als bewijs dat de Gemeen te het besef heeft dat de hele gemeenschap dit werk dragen moet. Aangezien er nu eenmaal een grote groep van ruim 40.000 mensen niet zo te bereiken is, moet je eigenlijk denken dat de Gemeente hun lasten, al is het dan voorlopig, voor zijn rekening neemt. Dat ik dacht dat G.S. niet zoveel bezwaar zouden hebben tegen een wat hoger percentage is omdat het Ministerie zich in de brief van 26 april 1971 zelf uitlaat in de geest van: de gemeenten zullen ongetwijfeld geconfronteerd wor den met lastenstijgingen ten gevolge van de fuse ringen, de schaalvergrotingen in het maatschappelijk werk. Ook die brief lag ter inzage. Ik wil de Raad verder niet ophouden. Ik hoop van harte dat de stichting toch van start zal gaan en dat we de zaak dusdanig zullen kunnen volgen dat we kun nen voorkomen dat financiële problemen het goed wer ken van de stichting in de weg zullen staan. De Voorzitter: Ik geloof niet dat het nodig is dat er van de zijde van het College nog een reactie ge geven wordt. De kaarten zijn duidelijk op tafel gelegd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 156). De heer Heidinga: Ik hoef hier niet veel over te zeggen. Ik ga volledig akkoord met het voorstel om sportvelden aan te leggen in de Hemrik. Hoe gauwer ze er zijn hoe beter. Ik zou alleen dit willen opmer ken. Dit sportveldencomplex is ontworpen door het Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Ik meen dat dit ingenieursbureau ook zelf wel de werken uitvoert. Ik zou er een groot tegenstander van zijn dat de ont werper ook de uitvoerder zou zijn. Dat kan in de praktijk tot nare dingen leiden. De heer Weide (weth.): Ik ben het met de heer Heidinga eens. Het is inderdaad niet verstandig om de ontwerper ook het werk te laten uitvoeren. Daar komt bovendien nog bij dat, willen wij het werk op een rede lijke termijn realiseren, het werk in A.C.W.-verband zal moeten worden uitgevoerd. Ik vraag mij af of men er wel mee akkoord zou gaan dat een werk in A.C.W.- verband door de ontwerper wordt uitgevoerd. Wij zul len ernstig rekening houden met de opmerking van de heer Heidinga, want die is zeer terecht. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 15 en 16 (bijlagen nos. 151 en 148). De heer Knol: Beide punten betreffen een garantie geldlening, zij het m.b.t. verschillende woningstichtin gen, n.l. Patrimonium en St. Joseph. Het totaalbedrag is 17% miljoen, rekening houdend met de reeds eer der hier verleende garanties. Nu is het een goede gewoonte bij financiële instel lingen om bij het verstrekken van kredieten of het afgeven van garanties allereerst na te gaan hoe de financiële positie van de betrokkenen is. Ik had dan ook verwacht dat er in ieder geval accountantsrappor ten ter inzage zouden hebben gelegen waaruit een en ander af te leiden was geweest. Dit was echter niet het geval. Daarom heb ik nu een paar vragen dien aangaande. Ik zou allereerst willen vragen hoe groot het eigen vermogen van de stichtingen is en hoe het staat met de solvabiliteit en de liquiditeit van de stich tingen. Worden deze stichtingen gecontroleerd door een registeraccountant? Zijn er bij de stichtingen ook fondsen waaruit de huurderving, die ten gevolge van leegstand ontstaat, geput kan worden? Tot slot heb ik een opmerking die ik hier al eens eerder heb gemaakt en die betreft het feit dat bij de bemiddeling van deze geldleningen een ambtenaar van de Secretarie een rol speelt en dat die bemiddeling al tijd via één bank wordt geleid. Ik vraag me af of op deze wijze wel de meest gunstige voorwaarden voor deze leningen worden verkregen. De heer De Jong (weth.): Wat punt 15 betreft gaat het om de garantie van een geldlening van 6% miljoen voor 346 premiewoningen in aansluiting op al eerder verleende financiële medewerking m.b.t. het zelfde complex woningen; het gaat nu om de derde tranche. Het is dus een verdere uitvoering van een besluit dat al eerder door de Raad is genomen om financiële medewerking te verlenen aan de bouw al naar de bouw vordert. Die bouw is nu zover gevor derd dat dit besluit nodig is. Ik dacht dat het voor de hand lag dat de Raad hiermee akkoord gaat. Wij hebben de verplichting om financiële medewerking te geven als aan de eisen die redelijkerwijze te stellen zijn, wordt voldaan. De accountantsrapporten van de stichtingen worden ons jaarlijks verstrekt. Ze staan dus inderdaad onder toezicht van de Gemeente; dat is een taak van B. en W. Die rapporten hebben ons tot nu toe nog geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen. Als de heer Knol daar iets over zou willen weten dan zou hij zijn vragen moeten stellen bij de begrotingsbehandeling. Ik vind het niet juist dat hij zijn vragen stelt bij zo'n incidenteel geval. Bo vendien is het hier een voortzetting van een besluit dat al eerder door de Raad is genomen. Wij vergewis sen ons er bij dergelijke aanvragen steeds van of de financiële positie en administratie van de betreffende stichtingen aan de eisen voldoen. 13 Wat de fondsen inzake huurderving betreft, dit is een zaak die tot nu toe niet gespeeld heeft omdat een deel van de huren altijd wordt gereserveerd voor huurderving; die reserve is daar nog nooit voor ge bruikt. Het is wel de bedoeling dit eens aan de orde te stellen omdat, als van de huren een deel voor huur derving gereserveerd wordt, dit in de toekomst het beste per woningbouwvereniging per complex beschik baar zou kunnen zijn, zodat het niet in de algemene dienst van de woningbouwverenigingen terecht komt. Dit is een probleem dat op dit moment begint te spelen omdat de huurderving nu om de hoek komt kijken; dit heeft tot nu toe nog geen rol gespeeld. De opbrengsten van de reserve voor huurderving zijn tot nu toe in de exploitatierekeningen van de woningbouwverenigingen en het Gemeentelijk Woningbedrijf terecht gekomen. Er is dus wel degelijk een mogelijkheid om terzake van de huurderving in de toekomst, wanneer dat nodig mocht zijn, iets te doen. Het lijkt mij dus in dit kader, wat Patrimonium betreft, niet een reële zaak om te vragen of deze exploitatie verantwoord is. Wij hebben de indruk dat het, wat de verhuur van de woningen betreft, goed loopt. Wij hebben ook de indruk dat de aanvankelijke leningen die aangegaan zijn op een per centage van 9|/2% nu gaat het om 9 5/8% goed kloppen met de huren; de huur van de woningen waar het nu om gaat is f 15,per maand hoger. Er zit een marge in waaruit de dekking wel kan plaats vinden. Onze indruk is dus dat deze geldlening rustig verstrekt kan worden. Punt 16 betreft een garantie van een geldlening van St. Joseph. Dat is een soortgelijk geval. Het betreft een interne verschuiving van 1% miljoen. Die zaak is op 30 oktober 1972 voor het eerst in de Raad aan de orde geweest i.v.m. financiële medewerking. Het aan tal woningen is met één terug gebracht; de Raad heeft deze hele geschiedenis in de stukken kunnen lezen. De nu gevraagde 1% miljoen is niet de laatste tranche. Het is best mogelijk dat we nog eens terug komen. Dit is een bijstelling i.v.m. de punten a, b en c die in de raadsbrief genoemd zijn. Wat de overige vragen van de heer Knol betreft gelden dezelfde antwoorden die ik heb gegeven t.a.v. Patrimonium. Het is de taak van B. en W. toezicht tc houden op de woningbouwverenigingendaar hou den wij ons ook aan. De heer Knol: Ik heb feitelijk op geen van mijn vragen een antwoord gekregen. Ik wil graag weten of die accountants registeraccountants zijn. De Wet houder heeft gezegd dat het toezicht van gemeente wege gebeurt. In de tweede plaats had ik de toezegging verwacht dat er bij een volgende aanvraag om garantie accoun tantsrapporten ter inzage zullen worden gelegd waar uit kan worden opgemaakt hoe de financiële positie van de betreffende woningbouwvereniging is. Vroeger was het helemaal geen probleem, maar het begint m.i. nu wel wat te knijpen. Ik heb bij geruchte vernomen dat er op het ogenblik ongeveer 1.500 woningen leeg staan in deze stad. Dat vindt altijd zijn weerslag in de exploitatie van de woningbouwverenigingen. (De Voorzitter: Er is geen sprake van zo'n hoge leeg stand.) Het was ook een gerucht. (De Voorzitter: Het is toch beter hiermee voorzichtig te zijn. Anders staat morgen met grote koppen in de krant dat Leeuwarden een leegstand heeft van 1.500.) Het probleem op zich blijft natuurlijk bestaan, ook al staan er misschien maar 1.200 woningen leeg. Er zijn ook 1.400 woningen in aanbouw. Dan komt het probleem van de exploitatie en van de financiële draagkracht van de woningbouw verenigingen wel degelijk om de hoek kijken. Als wij zonder meer garantie verlenen zonder ons te overtui gen van het eigen vermogen, de solvabiliteit en de li quiditeit van de betreffende woningbouwverenigingen, dan vind ik dat maar een wankele basis. De hear Miedema: Even hwat oer punt 16, de wen ningen fan St. Joseph yn Aldlan-west. Hwat hjir foar- steld wurdt, haw ik gjin biswier tsjin. Mar ik kom even op in rigel üt it riedsbrief. Dêryn wurdt de histoarje even oanhelle. Wy hawwe yndertiid as Ried üs meiwurking jown oan de bou fan 258 wenningen. Yn in letter stadium is oan de wenningbouforiening tastien om 62 wenningen to forkeapjen; ik tocht dat dêrta tastimming forliend wie troch it Koileezje en net troch de Ried. Ik wol dêr nou gjin spul oer meitsje, mar ik bin eins dochs fan miening dat, as dit soarte tastimmingen forliend wurde foar wizigingen fan in riedsbislüt, de bisluten dêrta troch de Ried nommen wurde moatte. Ik sil net sizze dat it Koileezje büten syn foech gien is dat kin ik net hielendal bioardiel- je mar ik haw der hwat muoite mei dat in wen ningbouforiening groun krijt foar wenningwetwen- ningen foar de priis fan in wenningwetkavel en dat dan fan dy hierwenningen forkocht wurde. Ik leau dat dat ek in konkurrinsje is foar de bilizzers en de lju dy't foar de forkeap bouwe; dy jowe in oare priis foar de groun. Wy moatte dat neffens my skieden halde. Dizze üntjowing fyn ik dus net goed. As soks wer oan de oarder komt dan hechtsje ik der oan dat it Koileezje mei in foarstei yn de Ried komt. De heer Meyerhof: De Wethouder antwoordt de heer Knol m.b.t. de vraag over de registeraccountants door te zeggen dat er van de kant van B. en W. con trole wordt uitgeoefend op de woningbouwcorporaties. Dan wil ik nog even in herinnering roepen dat bij de behandeling van de rekening van welk dienstjaar dan ook in de rapporten meermalen de opmerking staat dat er geen waterdichte controle is op de huurinning omdat daarvoor de gegevens ontbreken. Daar komt dan nog bij dat de Gemeente geen stok achter de deur heeft om de woningbouwcorporaties te dwingen over te gaan tot een registeraccountant; die macht schijnt de Gemeente niet te bezitten. Nu is het logisch dat wij, als wij een stuk voor ons krijgen zoals nu het geval is de heer Miedema heeft al even de verkoop van wo ningen naar voren gehaald ons afvragen wat de motivering is voor de verkoop van deze woningen. Het kan zijn dat er geen animo is om deze woningen te huren maar wel om ze te kopen; dat kan een goede reden tot verkoop zijn. De heer Knol heeft de begrip pen solvabiliteit en liquiditeit genoemd. Ik dacht dat men ook uit een oogpunt van liquiditeit over zou kun nen gaan tot de verkoop van woningen. Die liquiditeit houdt dan dus nauw verband met de huurinning; ge beurt dat op tijd? En dan kom ik weer terug op mijn eerste punt, n.l. dat er geen waterdichte controle is op de huurinning. In dat verband is het m.i. niet vreemd dat er gevraagd wordt hoe het zit met de re gisteraccountant. Het is dan niet juist dat de Wethou der in zijn antwoord zegt dat het dik voorelkaar is omdat onze eigen dienst de zaak controleert. Ik ben het er niet mee eens dat het dan o.k. is. De heer J. de Jong: Het is natuurlijk niet aan mij de Wethouder te helpen, maar ik ben het er toch niet helemaal mee eens dat hier naar de bekende weg wordt gevraagd. Voor zover mij bekend is, dienen de woningbouwverenigingen jaarlijks een jaarrapport en een financieel rapport in bij de Gemeente en bij het rijk en om de twee jaar komt er van het Ministerie een ambtenaar om deze zaak te controleren, door te spreken en te bekijken of er een goed beleid wordt gevoerd. Ik vind dus dat er hier naar de bekende weg wordt gevraagd en de strekking daarvan begrijp ik niet helemaal. De heer De Jong (weth.): Ik kan nog wel iets zeg gen over de kwestie van de registeraccountant. Waar schijnlijk zal de registeraccountant in de toekomst ver plicht worden. Als de wettelijke regeling op de accoun tants tot stand is gekomen die is bijna voltooid dan hebben die ondernemingen die ten behoeve van het openbaar verkeer tegenover derden verantwoordelijk heid dragen een verklaring van een registeraccountant nodig. Dat was tot nu toe niet het geval. Wij zijn nu nog niet in staat om te eisen dat een registeraccoun tant wordt ingeschakeld. Wij hebben wel de eis gesteld dat, wanneer er geen registeraccountant is ingescha keld, wij er in onze toezichthoudende taak op de wo ningbouwverenigingen bijzonder op moeten letten dat de administratie zodanig gecontroleerd is dat die aan redelijke eisen beantwoordt. Dat hebben we altijd ge daan. In dat opzicht kan men er m.i. niet aan tornen. Als het maatschappelijk verkeer straks zelf een ver klaring van een registeraccountant vraagt dan zullen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 7