17 16 prijsstijgingen, is de kale huur voor de bejaardenwo ningen f 150,en voor de eengezinswoningen f 230, Dit plan past aardig in ons beleid zoals dat is uitge stippeld in de nota woningbouwbeleid en het is een goed middel in het kader van het tegengaan van de suburbanisatie; wij kunnen het hiermee opnemen te gen Stiens en Hardegarijp terwijl de huurprijs redelijk is. Dat vind ik een goed resultaat. Misschien is de variatie een tikkeltje onvoldoende omdat er in een dorp gebouwd wordt, maar het zicht op het dorp wordt niet teveel geweld aangedaan doordat de bejaardenwonin gen aan de rand komen te staan waar je tegenaan kijkt. Die woningen van 8Vz meter hoog zijn eigenlijk wel een beetje ingepakt in de wijk. Inderdaad zitten er negatieve kanten aan deze zaak, maar die zijn zo gering mogelijk gehouden. Er zijn echter zulke duide lijke pluspunten dat wij van mening zijn dat dit plan aanvaardbaar is. Wij zouden het willen proberen. Wij krijgen een aantal huurwoningen tegen een aanvaard bare prijs. De heer Eijgelaar heeft het even gehad over de mid denstand die in een klein dorp moeilijk kan bestaan. Door het bouwen van deze woningen kunnen we de middenstand een stimulans geven. Nu zijn er op dit gebied onvoldoende voorzieningen. Die kwestie moe ten we ook in onze overwegingen betrekken. Mevr. Brandenburg heeft nog een vraag gesteld over de woningbouw in het noordwesten van de stad. Ik dacht dat dat nu niet aan de orde was. Ik wil het wel eens voor haar opzoeken. Wij stellen toch wel dat wij het schema dat wij bij de nota woningbouwbeleid ge voegd hebben als uitgangspunt houden. Bij overschrij dingen zullen wij zeker tegengas geven. Wij houden dit ook i.v.m. de leegstand goed in de gaten. Ik kan mij voorstellen dat er hier en daar bij de Raad twijfels zijn; die hebben wij ook gehad. Maar als we de totaliteit bekijken dan menen we het toch zo te moeten doen, ondanks het feit dat er wel bezwaren aan kleven. Mevr. Brandenburg-SjoerdsmaIk vind het eigen lijk een heel onbevredigende zaak. Wij krijgen alle maal gelijk van de Wethouder en toch gaat het plan dat wij allemaal niet willen door. (De heer Eijgelaar: Allemaal De heer Singelsma krijgt gelijk, de heer Van Haaren krijgt gelijk en ik krijg gelijk, maar er verandert niets. (De heer De Jong (weth.): U kunt toch nee zeggen.) Wij vragen de Wethouder of het niet mogelijk is om het plan een beetje te veranderen. Hij onderschrijft de bezwaren wel, maar hij komt niet met een oplossing. Ik heb gevraagd of er niet wat meer typen woningen kunnen worden gebouwd. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat het zo in de papieren zal lopen als er in plaats van 55 gelijke woningen 3 maal 18 gelijke woningen worden gebouwd. Dat zal natuurlijk wel wat meer architectenkosten meebrengen; dat neem ik onmiddellijk aan. Maar bouwen is bouwen. Ik kan ge woon niet begrijpen dat het bouwen op zich dan zoveel duurder wordt. Er zit f 2.000,risico in per woning. Het is helemaal niet zeker dat die nodig zijn. Als ze niet nodig zijn dan kunnen we de huren drukken, maar we zouden er ook iets anders mee kunnen doen. De heer Singelsma heeft gezegd dat het dorp er niet mooier van wordt; ik ben dat met hem eens. U kunt wel zeggen dat die hoge woningen ingepakt worden in de wijk, maar wie een beetje voorstellingsvermogen heeft weet natuurlijk dat van een afstand gezien die hoge huizen boven de huizen aan de Wergeasterdyk uit zullen steken. Dat is een lelijk gezicht. Wij beslui ten hier om het toch maar te doen terwijl we er 50 jaar aan vast zullen zitten. Het spijt mij wel maar ik wil in ieder geval de aantekening dat ik tegen dit voorstel ben. De hear Singelsma: Ik bin it folslein mei mefr. Brandenburg iens. As dit plan der dan komme moat, lit der dan hwat fariaesje mooglik wêze yn de bou fan wenten. De unifoarmiteit dy't wy oars krije is forskriklik foar it doarp. It doarp sa't it fan aids üntstien is hat in geweldige fariaesje. Ik bin it der- wol mei iens dat de lintbibouwing op dizze manier hwat opfolle wurdt. Stêddeboukundich is it net sa'n gek plan om dy romte efter de lintbibouwing hwat op to foljen. Mar lit der dan in mooglikheit wêze dat der hwat fariaesje komt yn de hüzebou. Dat is dochs wol it minste dat wy freegje kinne as dat plan troch- gean moat. Lit dan bisocht wurde oft dêr noch in mooglikheit yn sit. De heer J. de Jong: Er wordt hier nu steeds ge sproken over variatie in de woningbouw. Ik heb daar wel begrip voor. Maar laten we goed begrijpen dat, als hier een bedrag voor risico staat van f2.000, dat bedrag waarschijnlijk al op gaat aan prijsverho gingen die er tijdens de bouw zullen zijn. Het is de vraag of dit bedrag voldoende is. (De heer Wiersma: Dat staat toch ook in de raadsbrief?) Ja, maar het wordt hier anders geïnterpreteerd. (De heer Tiekstra (weth.): Het is geen „onvoorzien".) Nee. Het zou natuurlijk prachtig zijn om differentiatie toe te pas sen; je zou huisje voor huisje kunnen bouwen. Maar de kosten daarvan zijn te hoog. Als hier wordt ge poogd om een klein aantal woningen te bouwen tegen een lage huurprijs dan betekent dat heel gewoon in de woningwetbouw dat we een bepaalde uniformiteit zullen moeten handhaven. Doen we dat niet dan gaat de huur drastisch omhoog. Willen we de kavels ver groten om de woningen wat groter te maken, dan be tekent dat gewoon dat de grondkosten omhoog gaan, dat de stichtingskosten omhoog gaan en dat de huur hoger wordt. We kunnen dus kiezen. We kunnen kie zen voor woningen van f 300,—, maar dan janken we allemaal weer dat die huur te hoog is. Nu doet men hier een poging om een klein aantal woningen in een klein bestek te bouwen tegen een lage huurprijs en nu is het ook weer niet goed. Onze fractie staat achter het voorstel van B. en W. Wij zijn blij dat deze woningen gebouwd kunnen wor den, al is het jammer dat we niet huis voor huis kun nen bouwen, ieder huis in een andere trant; maar dat is nu eenmaal niet mogelijk. We hopen dat dit plan zal slagen. De heer Eijgelaar: Dat is nu juist het punt. Het kan gewoon niet in de woningwetsector gerealiseerd worden. Het is dus öf öf. We moeten het wel op deze manier doen, want bij een lager aantal kunnen wc ge woon niet aan de curveprijs komen. Dat is het punt. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Geen sprake van.) De hear Miedema: Ien opmerking. Der wurdt hjir dus oer differinsiaesje praet, mar dan moatte wy wol foar eagen halde dat yn dit plan ek noch 18 kavels sitte foar bou yn de frije sektor. Dan binne der dus yn dit lytse gebiet al minimael trije soarten wennin gen en dat is, tocht ik, al in ridlike differinsiaesje. De heer Bouma: De heer De Jong is even ingegaan op de woorden van mevr. Brandenburg; hij zegt dat, als je huisje voor huisje bouwt, de prijzen drastisch omhoog gaan. Maar dat heeft mevr. Brandenburg hele maal niet gevraagd. Zij vraagt of er van die 55 wo ningen van één type niet b.v. driemaal 18 gemaakt kunnen worden. Dat is heel wat anders dan huisje voor huisje. (De heer J. de Jong: En dacht U dat dat niet kostenverhogend was?) Dat is hier niet met cij fers aangetoond. De heer De Jong (weth.): Ik vind het niet reëel als mevr. Brandenburg zegt dat ik iedereen gelijk geef. Dat mag naar mijn mening niet uit mijn verhaal ge concludeerd worden. Het is met woningbouw echt geen kwestie van zwart-wit. Ik heb te maken met een aan tal argumenten pro en contra. Ik ben wel zo reëel om te erkennen dat er plus- en minpunten zijn. Dat be tekent niet dat ik iedereen gelijk geef; ik heb duidelijk gesteld wat de nadelen van dit plan zijn. Natuurlijk is het een nadeel dat hier zoveel huizen tegelijk gebouwd worden en dat er geen variatie in zit. Maar je moet de balans opmaken van voor- en nadelen en dan be sluiten wel of niet met het plan in zee te gaan. B. en W. hebben de zaken afgewogen en zich afgevraagd of ze al dan niet met een positief advies naar de Raad zouden gaan. Wij hebben gemeend met dit voorstel te moeten komen. Mevr. Brandenburg kan zich niet voorstellen dat het aanbrengen van variatie zoveel verschil maakt in de kosten. Wij zouden ook graag meer variatie heb ben, maar dit is het maximaal haalbare voor deze prijs. Een raadslid dat het niet met dit plan eens is, kan tegen stemmen. Als ik op Uw plaats zat en ik was het niet met het voorstel eens, zou ik ook tegen stemmen. U hebt de volledige vrijheid om nee te zeggen. Het College heeft gemeend zich achter dit plan te kunnen stellen. Wij meenden dat dit, gelet op de plus- en minpunten, toch een reële oplossing is vooral ook omdat en daar heeft mevr. Brandenburg altijd zo op aangedrongen het hier gaat om betaalbare wo ningen. Als er meer typen woningen gebouwd zouden worden dan zou dat flink kostenverhogend werken; dat weten we uit ervaring. De f 2.000,die ingecal culeerd is voor risico van prijsstijgingen tijdens de bouw is niet extra ingebouwd; die moet naar onze me ning ingebouwd worden omdat wel zeker is dat we met prijsstijgingen te maken zullen hebben. We zullen hierover een besluit moeten nemen; ik vind dat degenen die hier tegen zijn het volste recht hebben tegen te stemmen. Er moet een duidelijke uit spraak komen hoe de Raad hierover denkt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. met aantekening dat mevr. Brandenburg- Sjoerdsma en de heren Bouma, Van Haaren, Singelsma en Spoelstra wensen te worden geacht tegen te heb ben gestemd. Punt 18 (bijlage no. 155). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 138). De heer Bouma: Ik zou graag van Uw zijde een informatie willen hebben. Het betreft punt 7 op pag. 2. In de laatste alinea staat dat de thans in dienst zijnde directeur op rechtmatige wijze aanspraken heeft gekregen op een bezoldiging volgens een bepaalde schaal voor de duur van de vervulling van zijn ambt. Om elk misverstand uit te sluiten zou ik willen zeggen dat ik daar niet aan wil tornen. De Raad heeft goed keuring gehecht aan een inschaling in schaal 27 en nu horen we dat de Minister van Binnenlandse Zaken hiertegen bezwaar maakt, waarmee het besluit van de Raad van de baan is.'Bij de toenmalige raadsbeslissing was het niet bekend dat dit besluit van de Raad even tueel ongedaan zou kunnen worden gemaakt. In de raadsbrief staat verder ook geen toelichting waarom de Minister goedkeuring heeft geweigerd en wat de consequenties zijn in financieel opzicht. Ik meende dat het salaris van de directeur D.S.W. niet valt onder de subsidiëring door het Departement van Sociale Zaken; van die zijde krijgen we er dus geen bijdrage voor. Ik weet niet wat de beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken inhoudt. Geeft dat een andere financiële uitkomst dan wanneer de Minister het wel had goedgekeurd? Mocht dat zo zijn dan zou het mis schien prettig zijn dat in het vervolg bij een soortgelijk besluit van te voren tegen de Raad werd gezegd: Denk er om, deze beslissing moet nog goedgekeurd worden en eventueel kan het anders uitvallen. U, mijnheer de Voorzitter, hebt bij andere gevallen ook wel eens ge zegd: Denk er om, de Raad kan dit nu wel beslissen, maar dat wil nog niet zeggen dat de Gemeente dit kan uitvoeren. Vandaar dat ik vind dat er bij punt 7 eigen lijk wat te weinig informatie wordt gegeven. De heer Hemstra heeft inmiddels de vergadering verlaten. De heer De Jong (weth.)Aan dit geval zit een geschiedenis vast. In de tijd dat wij hiermee te maken hebben gekregen, hadden wij in vrij korte tijd twee directeuren versleten. Dat heeft ons toen voor bijzon der moeilijke situaties gesteld wat betreft de vervul ling van de functie waar het hier om gaat. Het pro bleem was dat, wilden wij hier iemand hebben van voldoende kwaliteit, van voldoende niveau, wij naar een beloning moesten die vergelijkbaar was met die van de functies die wij ook bij andere diensten hadden. Ik denk aan directeur G.S.D., directeur Sport en Re creatie, adj. directeur Reiniging en Brandweer; dat zijn de functies waarmee wij deze functie hebben ver geleken toen wij deze directeur aangesteld hebben. Wij hebben toen gezegd: Deze functie past daarbij in het kader van ons hele personeelsbeleid qua zwaarte, qua niveau e.d. Zodoende hebben wij toen tot deze inschaling besloten; dat is de eigen verantwoordelijk heid van B. en W. en Raad als bevoegde instanties. In de tussentijd hebben wij ons wel even afgevraagd of dit bij Binnenlandse Zaken een haalbare kaart zou zijn; dat weet je van te voren nooit. De Burgemeester en ik zijn samen naar de Staatssecretaris geweest om naast andere gevallen ook dit geval aan de orde te stellen. Het is zo dat de gemeenten die beneden 100.000 inwoners zitten 80.000 tot 100.000 inwoners en die vaak dezelfde functionarissen hebben als gemeen ten met meer dan 100.000 inwoners deze functionarissen lager betalen omdat zij volgens de inschaling van de commissie-Ubbink niet meer mogen betalen. Wij kre gen bij ons bezoek aan de Staatssecretaris wel de in druk dat men ten departemente bijzonder goed op de hoogte was van onze moeilijke positie en dat men niet zoveel van het rapport-Ubbink moest hebben omdat dat rapport dat blijkt ook wel uit de begroting die wij van Binnenlandse Zaken krijgen zijn tijd gehad heeft; dat rapport is door de werkelijkheid achterhaald. Wij meenden na ons gesprek met de Staatssecretaris dat wij van de zijde van Binnenlandse Zaken niet zo veel tegenwerking zouden krijgen wat deze inscha ling betreft. Toen zijn we met een voorstel naar de Raad gegaan. Een aantal jaren later hebben we toch bericht gekregen dat men hier niet mee akkoord kon gaan. Het is niet de eerste keer dat er bezwaar wordt ge maakt. Wij hebben een soortgelijk geval gehad met de directeur van Openbare Werken; die kwestie heeft een jaar of zes geduurd. Het is nu onze taak om te gaan zeggen dat wij menen dat wij in het kader van ons personeelsbeleid een juiste beslissing hebben genomen; wij hebben de functie wel terdege gewogen en verge leken met soortgelijke functies bij onze diensten. Wij moeten aan de Minister laten weten dat wij van me ning zijn dat hij fout is. Wij zullen de beslissing van B. en W. en Raad gestand moeten doen. Wij moeten wat betreft de man die naar ons oordeel recht heeft op deze inschaling ook de daaruit voortvloeiende con sequenties aanvaarden. Vandaar dit voorstel. Ik ben blij dat de heer Bouma hier even naar gevraagd heeft, zodat ik het uit kon leggen; wij hebben op dit punt niets te verbergen. Het gaat hier toch ook om een stukje autonome bevoegdheid van Raad en B. en W. De heer Bouma: Ik wil nog even komen op punt 8 van de raadsbrief. Wat punt 7 betreft ben ik vol doende ingelicht. Punt 8 betreft een voorstel om een aantal hogere rangen in te stellen. Een aantal leden van onze fractie heeft daar moeite mee. Het is n.l. zo dat wij op het ogenblik in Nederland leven onder een Machtigingswet waarbij je buiten de regeringsmaatregelen om niet zo maar c.a.o.-salarissen en andere salarissen kunt ver hogen. Wij vragen ons dus af of deze maatregel, zoals die nu uitgevoerd wordt, wel past in het kader van de algemene loonmaatregelen van deze Regering. Wij vragen ons af of het niet juister zou zijn om af te wachten tot ook de c.a.o.'s en andere salarissen vrij gelaten worden in het normale overleg tussen werk gevers en werknemers. Ik moet zeggen dat ik dit voor stel ook uit andere oogpunten niet zonder meer juist vind, te meer daar hier geen enkele verdere motive ring wordt gegeven dan dat het een rechttrekking is. Ik vind het eigenlijk een overbodige zaak. Het is zeker geen urgente kwestie. Uit niets blijkt dat hier promo ties op wachten. Het zou wellicht een andere zaak zijn wanneer men zou komen met een voorstel om b.v. de laagste rang van de bezoldigingsverordening af te schaffen waardoor een zodanige druk naar boven zou ontstaan dat bovenaan enkele rangen ingesteld moe ten worden. Maar dat is hier niet het geval. Vandaar dat wij toch wel bezwaar hebben tegen punt 8. De heer Janssen: Even een kleine aanvulling op hetgeen de heer Bouma heeft gezegd en ook op de raadsbrief. In de laatste alinea staat: „Onder mede deling dat de plaatselijke Commissie voor Georgani seerd Overleg zich met het vorenstaande heeft kun nen verenigen, stellen wij voor" enz. Ik heb mij in de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 9