18
gemoedsrust dat naar mijn verwachting in het komen
de jaar 1975 het verkeers- en vervoersrapport ter tafel
zal liggen en dan heeft de Raad alle gelegenheid om
over de voorstellen die daarin besloten zullen zijn te gaan
discussiëren. Er is een goed functionerend, regelmatig
overleg tussen Rijkswaterstaat, Provinciale Waterstaat
en onze Dienst Stadsontwikkeling. Dat niet alleen, er
is ook periodiek overleg onder leiding van deze wet
houder met de betrokken instanties in Den Haag, i.e.
Rijkswaterstaat, de Rijks Planologische Dienst en het
departement voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or
dening, met de betreffende provinciale vertegenwoordi
gers van dezelfde rijksdiensten en met de betrekkelijke
provinciale diensten. Dat overleg vindt eens in het kwar
taal plaats en ik meen dat er voor ik vertrek nog één
keer overleg zal plaats vinden. Daarin wordt voortdu
rend over de totale problematiek van de verkeersstruc-
tuur rondom Leeuwarden gesproken. Wat wij metel-
kaar wel moeten weten is dat het op programma zet
ten van een weg, van een verkeersvoorziening van dit
formaat, van het verwervingsbeleid dat hiervoor nodig
is en van de aanleg van deze wegen een reeks van jaren
vraagt. Niet alles kan tegelijk worden gemaakt. Als
we alleen al weten ik kom hierover straks bij de
heer Schaafsma terug dat de aanleg van het buiten-
oosttangent 24 miljoen zal gaan kosten, dan is het wel
duidelijk dat het uitgesloten is dat we binnen een be
paalde korte termijn in staat zouden zijn om al deze
verkeersvoorzieningen te maken. Ik hoop dat uit het
door mij in uitzicht gestelde verkeers- en vervoersrap
port voor volgend jaar een stuk informatie zal komen.
De heer Heidinga heeft gelijk als hij zegt dat, als er
op een bepaald ogenblik een onderdeel van zo'n ver-
keersstructuur klaar komt met zijn accommodatie, over
het algemeen de verkeersdeelnemer vooral van bui
ten af geneigd is om van die nieuwe accommodatie
gebruik te maken. Dat betekent dat er, zolang die hele
structuur niet compleet is, weer nieuwe belastingspun-
ten ontstaan. Dat brengt mij weer bij mevr. Branden
burg die prioriteit geeft aan het snel aanleggen van
de buitentangenten boven een reconstructie van de
rondweg. In dat opzicht ben ik het volledig met mevr.
Brandenburg eens. Ook bij de rapportering zal aan
onderdelen als de aansluiting van Camminghaburen aan
het tracé van het binnenstadstangent aandacht kun
nen worden geschonken; dat kan dan een punt van de
discussie uitmaken.
Mevr. Brandenburg vroeg in het bijzonder naar de
stand van het overleg m.b.t. de Oostergoweg. Er is
wat het resultaat van dat overleg betreft op dit mo
ment nog geen enkele wijziging in de opvattingen ter
zake gekomen. Dat betekent dat na de beslissing van
de Raad het plan voor het buitengebied waarin een
andere tracering was opgenomen U weet het wel,
zuidelijker en dan aansluitend op de bestaande weg
nog steeds gelijk is. (De heer Vellenga: Dat geldt
voor alle partners in het overleg?) Dat geldt voor
alle partners in het overleg. Ik moet dit heel nadruk
kelijk vaststellen. Alleen, die partners zijn natuurlijk
niet allemaal tegelijk in staat om de paar honderd
miljoen die daarvoor nodig is op tafel te leggen. Dat
betekent aat er een zekere programmering moet zijn.
Ik geloof dat de Raad zich over die programmering
kan uitspreken als het verkeers- en vervoersrapport
ter tafel ligt.
De heer Heidinga komt met een opmerking waarvan
een deel mij volstrekt onbekend is. Ik zeg dit in alle
openhartigheid. Ik weet dat er een bepaald, een soort
zeewerend waterschap, waarin de hele provincie Fries
land is opgenomen, in voorbereiding is. Maar als ik
over waterschapszaken begin te praten dan voel ik mij
als een kind van vijf jaar dat geroepen wordt een be
paalde wiskundige wet uit te leggen; dat lukt mij
nooit. De heer Van der Veen knikt al en denkt al:
Jonge, zo is dat inderdaad met dat spul. Ik dacht dat,
wat het zeewerend waterschap betreft, dit nog hele
maal in een voorstadium is. Wat de ruilverkavelings
zaken betreft, daar is mij op dit moment niets van be
kend. Ik mag de Raad er wel aan herinneren dat in
het bestemmingsplan voor het buitengebied bepaalde
gebieden een voorlopige agrarische bestemming hebben
gekregen. Dat betekent dat zij voor tien jaar die agra
rische bestemming hebben. Die tien jaar is dus duide
lijk een inkorting van de termijn van 25 jaar die de
heer Heidinga genoemd heeft. Meer weet ik daar op
dit moment niet van. Wel is het juist wat de heer Hei
dinga zei, n.l. dat wij op een bepaald ogenblik, als het
eerste model, de eerste fase ons duidelijk voor ogen
staat dat is op het ogenblik, dacht ik, het geval
toch wel moeten weten dat we tijdig, als de nadere
modellen aan de orde komen, daarover een standpunt
hebben in te nemen. Dan is het maar de vraag in welke
richting je koerst. Er zijn natuurlijk nog wel wat va
rianten te bedenken die niet direct in de richting van
het zuiden wijzen. Ik wil hiermee niet zeggen dat ze
beter zijn; dit ter voorkoming van misverstanden.
Dan komen we bij de heer Schaafsma. Ik heb al een
paar woorden gesproken over de verkeersvoorzieningen,
over de verkeersstructuur. Ik heb bij de heer Schaaf
sma een merkwaardige beschouwing aangetroffen met
betrekking tot het buitenoosttangent. Ik dacht dat dat
op dit ogenblik duidelijk een harde zaak is. Ik dacht
dat de Raad daarover ook duidelijk een beslissing heeft
genomen en ik dacht dat, als het een beetje meeloopt,
de eerste aanleg daarvan binnenkort tegemoet kan
worden gezien. Ik ben het ook niet met de heer Schaaf
sma eens. Als het buitenoosttangent de aansluiting
heeft van het Drachtsterplein, buiten oost om, naar
de Groningerstraatweg, dan is dat, dacht ik, duidelijk
een kortere resp. meer obstakelvrije route dan de route
via het Vrijheidsplein. Dat is een heel erg duidelijke
zaak. Het is ook een eerste onderdeel van het buiten-
tangentieel systeem. Ik herhaal, als men de binnenste
delijke verkeersstructuur, in een ruim verband gezien,
wil ontlasten dan zal men een buitenstedelijk ver
keerselement moeten aanleggen. Ik dacht dat daar geen
keus tegenover staat.
De heer Schaafsma heeft ook een beschouwing ge
houden over het bezwaarschrift van de Spoorwegen.
Ik dacht dat ik kom dan terug op een beantwoor
ding die ik al eerder heb gegeven de Nederlandse
Spoorwegen in hun bezwaarschrift uitsluitend zijn in
gegaan ik verwijs naar pag. 11 van de nota van 29
november op de voordelen die zij zien in het situe
ren van een universiteitscomplex in het plan Hemrik
ten zuiden van de spoorlijn. Kijk, dat is m.i. duidelijk
in strijd met resp. een heel aanmerkelijke afwijking
van hetgeen ik zoéven heb gezegd m.b.t. de universi
taire voorzieningen. Maar ik ben het met de heer
Schaafsma eens dat de stichting van een vrij grote
woonwijk met zijn accommodaties ten noorden van de
spoorlijn kan leiden daarover zijn, dacht ik, de Ne
derlandse Spoorwegen en de Gemeente het wel eens
tot een voorziening van de Nederlandse Spoorwegen
ter plaatse. Of dat de voorzieningen moeten zijn die
de heer Schaaf§ma genoemd heeft weet ik nog niet.
Maar dat is ook een zaak van nadere uitwerking. Op
dit punt hebben wij gemeend dat het bezwaarschrift
van de N.S. ongegrond diende te worden verklaard.
Ik heb al een beschouwing over de dorpen gehouden;
ik doe dat nu niet weer.
Ik heb de heer Van der Wal al voor een deel beant
woord. De heer Van der Wal zegt: Het College onder
schat de geluidshinder van de Vliegbasis. Ik zou daar
dit van willen zeggen. In het oorspronkelijke structuur
plan voor de gehele gemeente de heer Van der Wal
zal wel gaan rillen, maar hij rilt altijd tien jaar later
dan ik ben begonnen was ten noorden van Bilgaard
een woonwijk gepland. Welbewust is in het overleg
deze woonwijk er uit gehaald. Welbewust, juist omdat
we ons bewust waren van de hinder van de Vliegbasis.
Ik dacht dus dat wij gevoeliger waren voor dit ver
schijnsel dan de heer Van der Wal veronderstelt, hoe
wel wij de mate van gevoeligheid van de heer Van der
Wal uiteraard niet tot de onze maken. Dat ligt mis
schien ook meer aan onze geluidsgevoeligheid of in
het gebrek aan geluidsgevoeligheid.
Ik haw de hear Singelsma al in pear dingen sein.
Dat hoecht nou ek net mear.
Tige tank foar it ütsitten fan dit antwurd.
De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering-
voor de tweede koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 23.15 uur, de vergade
ring.
De heren J. Knol en J. T. Vellenga hebben inmiddels
de vergadering verlaten.
19
Mevr. Visscher-Bouwer: Ik .wilde graag even in
gaan op een paar dingen die de heer Tiekstra heeft
gezegd n.a.v. mijn betoog in eerste instantie.
Ik heb o.a. gevraagd hoe hij over de Hemrik als
woongebied denkt. Het is natuurlijk een veel kleiner
gebied dan Camminghaburen, vooral als je ten aan
zien daarvan ook nog denkt aan tertiaire vestigingen
terwijl er bovendien ook sportvelden zijn gepland. Ik
houd echter recht overeind dat de Hemrik geschikt
is als woongebied. Dit gebied heeft ook nog het voor
deel dat het reeds door wegen ontsloten is. Wij zagen
het als een mogelijke tussenfase.
T.a.v. het stuk dat is aangegeven voor vestiging
van kleine bedrijven aan de noordkant van de Tijnje-
dijk antwoordt de Wethouder dat dat wel moet om
dat het niet ergens anders kan. Ik vraag mij af waarom
kleine bedrijven niet in de Hemrik kunnen worden
gevestigd. Ik dacht dat op het tegenwoordige indus
triegebied aan de westzijde van de stad ook wel kleine
vestigingen zijn. Nogmaals, ik vind dat dat woonwijkje
daar vreselijk geïsoleerd ligt en dat daar, ook i.v.m.
Huizum, toch wel een aansluitend woongebiedje zou
kunnen komen. Het ligt dan tegenover Greunshiem, dus
tegenover de woonwijk ten oosten van de Pieter Stuyve-
santweg; het lijkt mij toch wel een oplossing daar een
woongebied te maken.
Dan nog even iets over dc dorpen. De Wethouder
heeft gezegd dat hij zich er over verbaast dat er nu
plotseling een ander geluid komt. Men zei altijd dat
het platteland leeg liep en dat er geen groeimogelijk
heden meer waren. Dat is ook inderdaad zo geweest.
De dorpen verouderden, de woningen in de dorpen ver
ouderden ook. Maar dat is gewoon veranderd. Bestaan
de woningen zijn opgeknapt en er zijn bij de dorpen
nieuwe woningen gebouwd. Misschien vindt U dat er
niet veel aan de dorpen is toegevoegd, maar als in een
dorp als Lekkum, dat maar ruim 700 inwoners heeft,
40 nieuwe woningen worden gebouwd dan betekent dat
plm. 120 nieuwe inwoners en dat is dan op zo'n aantal
inwoners een heel goede injectie, al lijkt het voor een
buitenstaander niets. Dat is dus al een keer gebeurd
en dat zou best nog een paar keer kunnen. Maar dan
moeten het niet 300 woningen zijn zoals in de nota
staat. M.b.t. Wirdum en Wytgaard denk ik er net zo
over.
De Wethouder heeft niet geantwoord op mijn ver
zoek om een nota over de dorpen. Ik had daar om ge
vraagd omdat er misschien ook bij het College andere
ideeën zouden kunnen zijn gegroeid over de dorpen. Aan
de hand van die nota zouden wij dan vast kunnen stel
len hoe de Raad hierover denkt.
Dan heb ik nog gevraagd het percentage hoogbouw
uit de nota te lichten. Daar heeft de Wethouder ook
niet op geantwoord. Ik heb gezegd dat ik eventueel met
moties zou komen, maar misschien kan hij mij dit zo
ook toezeggen; dat zou wel zo eenvoudig zijn.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik had gevraagd
dat was n.l. toegezegd bij de behandeling van het
plan voor het buitengebied hoever het overleg was
dat de Wethouder had toegezegd over de weg van
Werpsterhoek naar het noorden, dus de verbinding
met de weg naar Boksum. Hij heeft gezegd dat cr
een uitstekend overleg is op alle fronten, maar dat is
niet erg concreet en daar komen wc niet zoveel ver
der mee. Wij hebben bij de vaststelling van het plan
voor het buitengebied wel gezegd dat wij die weg
de weg ten zuiden van het Van Harinxmakanaal in
het plan laten staan, maar we hadden wel allerlei be
zwaren. Het zou toch wel van belang zijn als de Wet
houder dat overleg, waardoor die weg misschien over
bodig zou kunnen worden, voerde.
Ik heb gevraagd naar de Oostergoweg. Daar zat
eigenlijk iets achter. Het aanleggen van de Oostergo
weg leidt er toe dat er een derde brug over het Van
Harinxmakanaal moet komen. Er liggen nu al twee
bruggen vrij dicht bij elkaar en daar moet dan nog één
tussen. Dat is natuurlijk allemaal wel bekend. Maar
moeten we niet eerst eens afwachten hoe de Drachtstcr-
brug, waar het nu nog helemaal niet druk is, de Van
Harinxmabrug ik bedoel de brug in het verlengde
van de Schrans; ik weet eigenlijk niet hoe die brug
heet ontlast als er een verbinding komt tussen Werp
sterhoek en de Drachtsterweg Het uit het zuiden ko
mende verkeer kan dan n.l. al ver voor de stad voor
sorteren. Dan zouden we misschien eens kunnen be
kijken of een verbreding van de bestaande brug in het
verlengde van de Schrans niet voldoende zou zijn. Het
aanleggen van een derde brug is duur en het is land
schappelijk gezien niet mooi om over dat kleine stukje
kanaal drie van die enorme verbindingen te hebben.
De heer P. D. van der Wal: De heer Tiekstra vindt
dus dat ik verrekt gemakkelijk praten heb als ik de
nota afkraak; dat doe ik volgens hem. Hij zegt dat
de commissie welbewust onder de aantallen is gaan
zitten die staan in de tweede nota Ruimtelijke Orde
ning en in Friesland in 2000 (het rapport van de
P.P.D.). In de tweede nota Ruimtelijke Ordening wordt
gesproken over 125.000 tot 250.000 inwoners en in de
nota van de P.P.D. over 200.000 tot 250.000 inwoners.
Maar daar gaat het natuurlijk helemaal niet om. Dat
blijft ook natte-vinger-werk; ga je op 80%, 60%
of 50% van die prognose zitten, het blijft een getals
matige aanpak, het blijft natte-vinger-werk. Dat blijkt
elke keer weer en elke keer gaan we weer door met
dit soort structuurplannen. Wij kunnen ons daar niet
in vinden. (De heer Heidinga: Er zijn geen andere.)
Natuurlijk wel. Wij vinden dat er veel meer een prin
cipiële discussie moet komen over de uitgangspunten',
waar ga je met Leeuwarden naar toe Net zoals we
gedaan hebben met de binnenstad. Ik vond het m.b.t.
de binnenstad nog niet optimaal, maar het is in elk
geval een stuk beter. Toen kwamen er ook veel meer
principiële punten naar voren. Nu hoor je steeds praten
over vasthouden van de natuurlijke aanwas, er moet
een nieuwe visie komen op de dorpen e.d. Dat vind ik
ook allemaal prachtig, maar als ik in de Commissie
Ruimtelijke Ordening vraag of Wirdum wel zo moet
worden uitgebreid en of het niet anders kan, dan hoor
je nooit wat van de P.v.d.A. Nu vragen ze plotseling
om een nieuwe visie. Goed, ik ben daar wel blij mee.
Nu vragen ze om een gemengde bebouwing van de
Hemrik; dat vind ik ook prachtig. (De heer B. P. van
der Veen: Anders heb je geen natuurlijke aanwas.)
Ze willen, om Huizum-Dorp te sparen, verlenging van
de Jansoniusstraat, ze willen het doortrekken van de
weg uit Drachten via Werpsterhoek naar Boksum langs
de spoorlijn. Ook willen ze Schilkampen behouden. Wij
hebben dit kortgeleden nog in de Commissie Ruimte
lijke Ordening gehad. Nogmaals, ik ben blij dat ik
het nu van de P.v.d.A. hoor, maar ik vind dat ze
er rijkelijk laat mee zijn. (De heer De Vries: Zeg nu
eens wat origineels.) Daar moet je voor bij de P.v.d.A.
zijn, denk ik. (De Voorzitter: Wij praten, dacht ik,
over het structuurplan en niet over de P.v.d.A.) Ik be
gin er toch niet over. (Gelach) Ik ben blij ook uit die
hoek nu te horen dat er getwijfeld wordt aan de nood
zaak van de nieuwe Oostergoweg.
Ik vind deze hele discussie over dit structuurplan als
los zand aan elkaar hangen. Er wordt van het ene
project naar het andere gesprongen; eigenlijk passen
we nu het hele hoofdwegenstructuurnet aan. In plaats
van dat er nu in het kadei van deze structuurnota ge
zegd wordt: We stellen dat hoofdwegenstructuurnet
weer ter discussie! Nee, we gaan overal hap, snap door
heen: dit moet maar niet doorgaan, dat moet maar in
dicatief enz. Je hebt er op deze manier helemaal geen
overzicht over. Ik vind verreweg het grootste gedeelte
van de P.v.d.A.-plannen wel best hoor, maar wat dit
in het kader van het structuurplan moet, zie ik niet
zitten.
Ik heb in mijn aantekeningen nog iets staan over
een motie over de dorpen; is die al ingediend?
Dan nog iets over de geluidshinder. (De Voorzitter:
Hoort dat ook bij het structuurplan?) Ja, dat dacht
ik wel. Ik heb hier een verslag van het overleg ex
artikel 8. Daar zegt de eerst aanwezende ingenieur der
Genie: „De toekomstige uitbreiding van Snakkerbu-
ren/Lekkum is evenals de mogelijke universiteitsves
tiging" dat is intussen achterhaald „gelegen in
de invliegtrog van de oost-west baan van de vlieg
basis. Naast de speciaal voor een eventueel te bouwen
universiteit van belang zijnde hoogtebeperking geldt
ook voor de toekomstige bebouwing daar dat bouwen
nabij het vliegveld leidt tot geluidshinder. Deze hinder
zal ook voor het in uitvoering zijnde bestemmingsplan
Westeinde optreden." Dit zijn dus woorden van een