wijze op dit plan betrekking heeft en deswege onge grond behoort te worden verklaard. De hear Miedema: Noch in pear lytse puntsjes. Sa't de Wethalder yn syn biantwurding al tocht, giet üs fraksje wol akkoart mei it fêststellen fan dit plan. Doe't wy in pear jier lyn hjir it foarstel hiene foar it opheegjen fan dit gebiet en it graven fan de wetter- partijen wie it binammen üs fraksje dy't warskogjend de finger omheech stutsen hat en sein hat dat wy tofolle fêstleine en dat wy letter gjin kant mear üt kinne soene. De mearderheit fan de Ried miende doe dat it al sa moast. Nou leit it flekkeplan yn wêzen fêst. Dêrom binne wy der foar dat it plan nou ek rjochtskrêft krijt sadat wy fierder kinne. Nou noch even it skot fan de Wethalder yn 'e roas, it griene hert. Ik haw dêr noch ien fraech oer. It is by ütwreidingsplannen altyd in tige slimme saek om de eksploitaesje roun to krijen. Jo krije wol ris it idé dat de Plantsoenetsjinst dan üngefear krijt hwat der oer is; der is wol nea hwat oer, mar dêr wurdt dan dochs it potsje foar reservearre en dan kin der hjir en dêr noch hwat barre. En ik kin net oars sizze, yn de bistimmingsplannen dy't yn ütfiering binne rint dat goed. Mar nou dat griene hert. Meat dat bitelle wurde üt it budget dat wy hjoed-de-dei foar üs ütwreidingsplannen foar de Plantsoenetsjinst biskik- ber hawwe? As dat yndied üt deselde pot, üt de eks- ploitaesjekosten bitelle wurde moat dan haw ik hiel sterke twifels dat der noch ien sint oerbliuwt foar biplanting yn de wiken. Ik leau dochs dat, nou't wy nei in heger persintaezje leechbou geane, wy net sün- der iepenbier grien kinne yn de wiken. Ik neam mar de biplanting fan bline eingevels en sa. Dêr moat jild foar bliuwe. En as wy fan dat biheinde budget dat op de bigreating stiet foar de plannen dy't yn ütfie ring binne in grien hert oanlizze, dan kinne wy fan datselde budget neat mear dwaen yn de wiken. Ik wiis der mei klam op dat by dizze konsepsje straks by it finansiéle diel de problemen op üs öfkomme. Us eigen tsjinst giet hjir nou mei fierder; wy nimme öf- skied fan it architektenburo as dit plan goedkard is. Mar der kinne noch wizigingen oanbrocht wurde yn it plan. Ik soe der dochs op oanstean wolle dat de deskundigen harren tinzen noch ris gean litte oer in eventueel alternatyf foar it griene hert. Ik kin it net wier meitsje en de Wethalder ek net, mar ik haw sterke twifels dat wy straks finansieel by steat binne om it griene hert oan to lizzen. Ik haw der ek greate biswieren tsjin dat it griene hert al fan to foaren oanlein wurdt, hwant dan is it jild ütjown en dan is der gjin jild mear foar de wiken. En as wy de wiken oanlizze moatte sünder ienich iepenbier grien dan is dat mis. De heer B. P. van der Veen: Het is voor mij niets nieuws wanneer we zeggen dat, als we een bestem mingsplan vaststellen, we zeker weten dat dat nooit zo uitgevoerd zal worden als het er uit ziet op het mo ment dat we het vaststellen. Dat ligt voor de hand want de tijden veranderen, de inzichten veranderen en de behoeften veranderen. Maar als we een uitgangs punt maken van de veronderstelling ,,het wordt toch anders en het doet er dus totaal niets toe wat je vast stelt" dan kun je m.i. beter helemaal niets vaststellen. Wat wij op het ogenblik doen is praten over een plan waarvan wij weten dat het zo onuitvoerbaar is en waarvan wij weten dat het zo onaantrekkelijk is. En dan kunnen we het beter niet vaststellen. We zitten nu vast aan een groen hart. Waarom zitten we er aan vast? Ik heb van de Wethouder begrepen dat we daar aan vast zitten omdat het fietspad van Leeuwarden naar de Groene Ster ongeschonden gehandhaafd moet blijven. Dat is dus een vast punt waar omheen de zaak gebouwd is. Als dat zo is dan is die opdracht verkeerd geweest want dan had die opdracht moeten zijn dat dat fietspad voor zover mogelijk en in over eenstemming met de eisen van het plan gehandhaafd zou moeten worden, maar zou moeten wijken voor an dere belangen. (De heer Tiekstra (weth.): Dat is ook gebeurd.) Dat is het groene hart waar de Wet houder zo graag op schiet. Dan hebben we het rode rapport waar hij ook zo graag gebruik van maakt. Ik neem aan dat de omslag niet die kleur heeft gekregen omdat B. en W. dat als eis gesteld hebben, maar ik ben er wel van overtuigd en dat kunt U ook lezen uit het rapport; wij hebben het niet thuis gekregen, maar wij hebben het op de Leeskamer moeten lezen dat de commissie waar ik de naam niet meer van weet, maar die de Wethou der straks zo welsprekend heeft uitgesproken ge zegd heeft: Vergeet nu maar dat dat winkelcentrum bij het station moet komen want de relatie tussen sta tion en winkelcentrum is er niet; het was het beste dat dat winkelcentrum zo centraal mogelijk zou ko men, maar gezien het feit dat U nu eenmaal prijs stelt op een groen hart en dat is onverenigbaar met een winkelcentrum moet het noodgedwongen als tweede keus en subsidiair maar ergens anders. En ik vind het een sterk staaltje dat de Wethouder uit dit soort ar gumentatie een argument weet te putten om het groe ne hart daar te laten blijven. Dat is de wereld precies op zijn kop zetten. Nu moet U niet zeggen dat wij niet voor een fait accompli zitten. Het gegeven was er al; het fietspad moest er blijven. Dat hart is groen en dus moeten we de zaak er omheen bouwen. Wat ik op dit moment mis en dat missen we elke keer als we over dit soort dingen praten is een kaart waarop we kunnen zien waar we over praten. Die is er weer niet. We hebben het nu over dat groene hart dat zo nodig is; iedereen moet dat groene hart hebben. U ziet ook in het stuk van de Raad voor de Volkshuisvesting dat dit gebied oostelijk tegen het Groene Sterplan ligt. Daar heeft men groen. Aan de noordkant is de Bullevlakte, één van de beste groene gebieden die we hier kennen. Aan de zuidkant ligt de Hemrik. U ziet dat degenen die advies gegeven hebben zeggen: Probeer nu zoveel mogelijk het industrieterrein van de Hemrik van het woongebied van Camminghaburen af te schermen maak daar een groen-gordel tuinen. Is het nu zo gek dat, als je een stad maakt, je de mensen voordat ze in hun woongebied komen door groen gaat leiden? Is het zo gek dat je er een gordel groen omheen maakt? Is het eigenlijk niet veel verstandiger dat je dat wel doet en dat je centrale voorzieningen als wijkgebouwen, winkels e.d. in het centrum maakt waardoor de af stand zo gering mogelijk wordt? Ligt dat eigenlijk niet veel meer voor de hand? Waarom moeten we op deze antieke manier die wijk maken, zo van: De buitenkant moet hoog op en van binnen moet het groen; je moet allemaal in dat putje naar binnen zitten kijken. Dat is achterhaald, dat is eenvoudig een opvatting uit een verleden tijd. Op de laatste pagina van het advies van de Raad voor de Volkshuisvesting staat: „Naar de verwachting van de raad zullen de grond- en bouwkosten aanzien lijk hoger komen te liggen dan in de nota is aangege ven, o.a. in verband met prijsstijgingen. De raad is echter van oordeel dat de verwachte hogere stichtings- kosten geen aanleiding mogen vormen het percentage hoogbouw te verhogen." Nee, dat zijn dan weer van die wensen die eigenlijk onverenigbaar zijn. Is het niet zo dat wij, als jvij dit plan nu vaststellen, toch in elk geval de mogelijkheid moeten zien dat, als we het nu zouden gaan uitvoeren zoals we het nu vaststellen, het realiseerbaar is, dat die woningen daar nodig zijn en dat ze betaalbaar zijn? Als we nu niet weten wat de kavelprijzen zullen worden dan hebben we er geen idee van wat we eigenlijk doen. Het is best mogelijk en zelfs zeer waarschijnlijk dat die prijzen zo hoog zullen liggen dat wij volkomen andere opvattingen moeten gaan koesteren over de verbindingen, de stra tenplannen en dergelijke; het is best mogelijk dat de wegen een stuk smaller moeten zijn, dat we niet zullen moeten werken met trottoirs aan twee kanten van de weg die zo breed zijn dat elke gemeentelijke dienst alle kabels, riolen en weet ik wat kwijt kan, maar dat we die zo moeten maken dat ze niet te duur worden. Dat zijn dingen waarvan we moeten weten wat we gaan doen. Als we een bestemmingsplan maken voor een gebied dat nu in feite realiseerbaar zou zijn dan moeten we nu de prijzen van alle dingen die we er in zetten volgens de maatstaven van nu in de rekening betrekken. En dat is allemaal blanco; daar weten we niets van. Ik heb geen zin om nu de verslagen van de verga deringen van de Commissie Ruimtelijke Ordening die 9 ik bij me heb voor te dragen; er zijn alle mogelijke vragen geopperd waarop geen antwoord is gekomen. Ik vind het eenvoudig onverantwoord om op dit mo ment dingen vast te stellen waar wij zo weinig van weten. De heer P. D. van der Wal: Er was bij de raads- brief een bijlage van 7 pagina's waarin staat wat de invloed van de Gemeenteraad kan zijn na de vast stelling van het globale bestemmingsplan. Daar is m.n. door de P.v.d.A. om gevraagd. Ik moet zeggen dat het een vrij duidelijk stuk is. Tot mijn verbazing heert tot nu toe het kan nog komen de P.v.d.A. er het zwijgen toe gedaan. Ik heb dus gezegd dat moge lijkheid C volgens mij de grootste invloed van de Raad geeft bij de verdere uitwerking van het plan. Het is niet zo dat de Gemeenteraad dan het helemaal gede tailleerde bestemmingsplan moet vaststellen; daar kle ven allerlei bezwaren aan, zoals de heer Tiekstra zonet ook al geschetst heeft. Mogelijkheid C is een sooit tussenvorm. De korte omschrijving luidt: „Globaal be stemmingsplan (ook wel genoemd vlekkenplan)waar in een uitwerkingsplicht voor B. en W., als bedoeld in artikel 11, le lid van de W.R.O. is opgenomen, waarbij wordt bepaald, dat het uitwerkingsplan niet anders wordt vastgesteld dan overeenkomstig de uitspraak van de Raad." Die uitwerkingsbevoegdheden worden dan: „Aan de Raad worden voorgelegd het ontwerp voor een uitwerkingsplan en de bezwaarschriften, wel ke daartegen zijn ingebracht." en „B. en W. stellen het uitwerkingsplan vast niet anders dan overeenkom stig de uitspraak van de Raad." Dat lijkt mij gewoon de beste oplossing. Dan volgt in de bijlage het com mentaar van B. en W. en dat eindigt met: „Het vast stellen van het hierboven bedoelde uitwerkingsvoor schrift, dat door het presidium van de Raad voor de Volkshuisvesting wordt voorgestaan, zal naar onze me ning dan ook zeker geen goedkeuring verkrijgen van G.S." (De heer Tiekstra (weth.): Nee, zo komt het niet over; U moet het hele commentaar voorlezen.) Goed. Het commentaar luidt: „Het eisen van vooraf gaande toestemming van de Gemeenteraad voor dc uitwerking van een bestemmingsplan (waarmee be doeld uitwerkingsvoorschrift gelijk moet worden ge steld) is, aldus een kroonuitspraak, d.d. 16 augustus 1969, no. 47, noch met het wezen van een opdracht tot uitwerking als bedoeld in artikel 11 van de W.R.O., noch met de inhoud van dat artikel, hetwelk uitdruk kelijk goedkeuring door G.S. voorschrijft, in overeen stemming." (De heer Tiekstra (weth.): Duidelijk?) Ja, dat is duidelijk. Daar grondt U Uw conclusie op die ik net al heb voorgelezen. Ik heb geboord dat dat b.v. in Purmerend wel gebeurt, dat G.S. daar wel toe stemming hebben gegeven, maar dat het in Zuid-Hol land b.v. weer niet is gebeurd. Ik zou dus, omdat we helemaal niet in tijdnood zitten met dit bestemmings plan, omdat er voorlopig toch niet gebouwd wordt, gewoon deze constructie eens willen proberen. Ik heb echt niet bij voorbaat de minst haalbare mogelijkheid er uit gehaald. Ik heb gewoon gekeken wat het meest werkbare is voor de Raad, hoe de Gemeenteraad de grootste invloed op de uitwerking van het plan Cam minghaburen houdt. (De heer B. P. van der Veen: Door dit plan niet aan te nemen.) Dat is inderdaad een mogelijkheid. Wat betreft het bezwaarschrift van de heer Van dei- Zijl, ik heb niet gezegd dat wij het niet ongegrond moeten verklaren. Ik weet wel dat dat strikt formeel, juridisch buiten het plangebied valt, dus zullen we het wel ongegrond moeten verklaren. (De Voorzitter: Dat klopt.) (De heer Tiekstra (weth.): Daar zijn we mee bezig.) Ik heb gezegd: Feitelijk heeft de man natuur lijk wel gelijk. Ik heb er niet voor gepleit in het be sluit „ongegrond" te wijzigen in „gegrond", ik heb er alleen voor gepleit dat wat te verzachten en de man te berichten: Het valt om formele redenen buiten het bestemmingsplan, maar het heeft er wel veel mee te maken. Feitelijk krijgt hij ook al wordt het in het midden gelaten bij het volgende agendapunt gelijk en wordt die weg indicatief aangegeven. Daarom zeg ik: Neem niet in het besluit op: Bezwaarschrift Van der Zijl ongegrond. Het is dan wel formeel, juridisch ongegrond, maar zet er dan bij wat ik hier net gepro beerd heb duidelijk te maken. Ik ben benieuwd naar het antwoord. De heer Vellenga: Voor mijn fractie is eigenlijk maar één punt interessant en dat is de zaak die in de bijlage uiteen gezet is, n.l. de mogelijkheden A t.e.m. E. Al het andere dat in het plan staat is zeer „fraglich" in die zin dat we helemaal niet weten of er wel of niet iets van terecht komt. Er kunnen motieven zijn om te zeggenGoed, formeel, materieel stellen we dit plan vast. Akkoord. Vast staat evenzeer dat over zoveel tijd er veranderingen zullen moeten wor den aangebracht. Vast staat, dacht ik, ook dat het goed zou zijn dat de Raad daarbij de optimale in spraakmogelijkheden krijgt, een duidelijk beslissings recht in laatste instantie. Omdat dat voor ons bepa lend is, hebben wij ons niet zo in de discussie over een aantal belangrijke onderdelen willen storten, zoals anderen dat overigens met verve hebben ge daan. Het kan wat voor hebben dat de heer De Jong met vakantie is; dat gaf de liberale fractieleider de mogelijkheid alle registers nog eens open te trekken. De heer De Jong doet dat ook wel eens, maar die maakt zich echt boos. (Gelach) Waar het mij nu op dit moment om gaat is gewoon steun te betuigen aan de opvatting van de heer Van der Wal, n.l. dat moge lijkheid C de beste keus zou zijn, gewoon van binnen uit beredeneerd. Mochten G.S. dat eventueel afkeuren, goed, dan komt de hele zaak hier terug en kunnen we altijd nog op mogelijkheid E terug vallen; dat is ook ons standpunt. Dus, om het heel kort te maken, want het is direct negen uur(De heer B. P. van der Veen: Ja, het is tijd.) Ja, ik had het in de gaten, ik zag je op je klokje kijken. Ik dacht dat wij het plan best aan kunnen nemen. Wij kiezen dan, wat de pro cedure betreft, voor C; mocht men dat in hoger sferen niet goed vinden dan komt de zaak hier terug en dan gooien we er nog eens een avondje tegen aan, althans de Raad van dan doet dat. De heer Heidinga: Ik zou over ditzelfde onderwerp ook iets willen zeggen. In mijn fractie hecht men er nogal aan dat de Raad bij de uitwerking de nodige inspraak krijgt. Ik mag wel zeggen dat wij daar op gesteld zijn. Er is geen enkele reden, om des tijds wille niet, dat wij geen inspraak zouden krijgen. Wij dach ten dat mogelijkheid E daarvoor heel geschikt was. Dan zouden we nu gewoon de bestemmingen globaal aan moeten geven daar heeft mijn fractie niets op tegen en dan nemen we niet op dat er een uit werkingsplicht voor B. en W. is, maar dat de uit werking geschiedt door de Raad middels gedetailleer de bestemmingsplannen. We moeten de ontwikkeling nauwlettend volgen en dat doen B. en W. uiteraard wel. Dan lichten we uit dat globale plan een vak en zeggen: Daar is belangstelling voor, daar zal binnen twee jaar gebouwd moeten worden, daar maken we een gedetailleerd bestemmingsplan voor. Ik zie geen enkele pijn; dat kan gemakkelijk. Dan houdt de Raad zijn volledige rechten, dan kan de Raad zelfs het groe ne hart er nog uit lichten als hij dat wil. Een rood hart er uit lichten kan niet, een groen hart nog wel. (De heer Vellenga: Een rood hart moet blijven.) De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergade ring. De heer Van Kats is inmiddels ter vergadering ge komen. De hear Tiekstra (weth.): Ik leau dat ik earst oan it adres fan de hear Miedema noch hwat sizze moat m.b.t. it griene hert. Ik haw yn earste ynstansje al sein dat it ütgongspunt by de opdracht oan de stêdde- boukundige wie dat it fytspaed, de relaesje mei de Griene Stjer, hanthavene bliuwe moast. Dat bitsjut dat, omt it fytspaed al oanlein is, de kosten fan de oanliz fan dit paed net op dit plan drukke. (De hear Miedema: Fan it fytspaed „sec".) Nou, wol hwat mear as „sec", it is wol in sek mei in ekstra ban derom hinne. (Laitsjen) It is nmt. sa dat it in fytspaed is dat oanlein is binnen in griene ranne dy't aerdich mear mjitte hat dan it fytspaed „sec". Dat bitsjut ek dat dit fytspaed hwat dat oangiet mei syn fierdere oanliz in düdlike rekréative funksje hat. Nou kin ik

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 5