12 zou uit hetgeen weth. Tiekstra heeft gezegd kunnen concluderen dat hij dat nu wel zegt als wethouder, maar dat het College zich van zijn uitspraak, omdat hij niet in het nieuwe College terug komt, gemakke lijk kan distantiëren. Ook daarover hebben wij in do pauze gesproken. In het verslag kan duidelijk worden vastgelegd dat het College nu toezegt inderdaad dit College dat, wanneer in de toekomst de Com missie Ruimtelijke Ordening het verzoek doet aan B. en W. om een uitwerkingsplan niet vast te stellen dan nadat het in discussie is geweest in de Raad, deze toezegging gerealiseerd zal worden. Het moet al gek lopen als een volgend College zich daar niets van aan zou trekken; ik kan mij dat niet voorstellen. (Stem: Het kan best.) Formeel kan het, maar we mogen cr m.i. van uitgaan dat dat niet gebeurt. U mag er van uitgaan dat er straks een net College komt. (Gelach) Handhaven de indieners de motie na deze toelich ting? (De heer Vellenga: Ja, zeker.) Ik zie dat de andere indieners instemmend knikken; dat is dan jam mer. (Gelach) Wij gaan over tot stemming over de motie. De motie van de heren J. T. Vellenga, W. Miedema en P. D. van der Vv'al wordt aangenomen met 26 tegen 8 stemmen. Tegen stemmen de heren J. ten Brug (weth.), J. Heetla (weth.), K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, J. Schaafsma, J. Tiekstra (weth.), B. P. van der Veen en K. Weide (weth.). De Voorzitter: De Raad heeft dus de motie aan genomen en we zullen moeten afwachten of de kleine minderheid dan wel de grote meerderheid gelijk blijkt te hebben. Dat wachten we rustig af. Het aannemen van de motie impliceert dat het besluit waarover we nu moeten beslissen moet worden aangevuld met het besluit dat in deze motie is vastgelegd. Wordt er stemming verlangd over het voorstel met inbegrip van de motie? (De heer B„ P. van der Veen: U mag aan tekenen dat de heer Schaafsma en ik tegen zijn.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het met dc aangenomen motie aangevulde voorstel van B. en W., met aantekening dat de heren J. Schaafsma en B. P. van der Veen wensen te worden geacht tegen te heb ben gestemd. Punt 13 (bijlage no. 199). Mevr. Visscher-Bouwer: Ik wilde graag eerst een voorstel van orde doen. Wij hebben de structuurnota in tweeën verdeeld en twee leden van onze fractie zullen hier het woord over voeren. Is het toegestaan dat wij dit achterelkaar doen? (De Voorzitter: Wie is de andere?) Mevr. Brandenburg. (De Voorzitter: Ja, dat is goed.) Dank U. De taakstelling betrekking hebbend op het aantal in woners van Leeuwarden is in de eerste fase van de structuurnota nog steeds 116.000 inwoners, hoewel U schrijft dat dit aantal wel niet zal worden bereikt en vermoedelijk ruim beneden de 100.000 zal blijven. Deze prognose is zoals zo vaak met prognoses het geval is tijdens het ontstaan van deze nota door de feiten achterhaald. Wij dachten dat het uitgangspunt thans zou moeten zijn het vasthouden van de natuurlijke aan was gezien de huidige ervaringen met het aantrekken van werkgelegenheid en de daling van het geboorte cijfer. Ook in de structuurschets van Friesland en bij het ontwerpen van het integraal structuurplan van het Noorden des lands gaat men uit van het vasthou den van een natuurlijke bevolkingsaanwas. U schrijft dat een structuurplan ruimtebiedend moet zijn. Wat betreft de woningbouw is hier, dachten wij, met het plan Camminghaburen reeds aan voldaan. Maar indien wij 116.000 inwoners aanhouden die er, zoals U zelf ook schrijft, de eerste tien jaar wel niet zullen komen, is er dan niet het gevaar dat wij al onze voorzieningen onnodig te groot maken, dus te duur en te veel ruim te verslindend? Natuurlijk moeten wij proberen te be reiken dat Leeuwarden als centrum goed kan functio neren, maar we moeten wel van de realiteit uitgaan. Wat betreft de werkgelegenheid die hier ten nauw ste mee te maken heeft zal het, om werkelijk onze eigen intelligentia te kunnen vasthouden, noodzakelijk zijn dat wij hoog gekwalificeerde arbeidsplaatsen krij gen, anders blijft een afroming plaats vinden zoals al eeuwen aan de gang is en krijgen wij er anders ge kwalificeerde mensen van buiten de provincie voor te rug. Wij denken b.v. aan het aantrekken van weten schappelijke instituten. Wij zijn ons er wel van bewust dat dit gemakkelijker gezegd is dan gedaan. Wat het wonen betreft, wij hebben de woningbouw- nota 1985 aangenomen en deze willen wij daarom als uitgangspunt nemen. Eerst iets wat betreft de aantal len woningen genoemd voor de dorpen. In Goutum wor den nu weer 77 woningen gerealiseerd. Voor Lekkum schrijft U in de raadsbrief over 300 en voor Wirdum over 200 woningen. De aantallen voor de dorpen zitten niet in de aantallen vermeld in de bewuste nota. Wij vragen ons dan ook af of, indien deze grote aantallen daar gerealiseerd zouden worden, dit het schema van de 640 in 1975 te bouwen woningen en daarna onge veer 500 per jaar niet gaat ontwrichten. Er zouden dan in de bestemmingsplannen in Leeuwarden zelf eenzelfde aantal woningen minder kunnen worden ge bouwd. Wij vragen ons ook af of wij ons, ook om an dere redenen, niet moeten bezinnen op deze grote aan tallen te bouwen woningen in onze dorpen. Zullen deze de dorpen niet overspoelen, zodat de dorpen hun iden titeit kwijt raken? Wij zijn tegen suburbanisatie m.b.t. de dorpen buiten de gemeente. Is het niet juister niet met twee maten te meten en ditzelfde principe voor onze eigen dorpen te hanteren? Het is in Wirdum op de hearing van vorige week, waar gesproken werd over het plan Marwerd, gebleken dat de bewoners van Wirdum-zuid dit betreft 72 woningen nog niet in het dorp zijn geïntegreerd en dat deze uitbreiding de leefbaarheid van het dorp niet heeft bevorderd in die mate die men had verwacht. Het zou dus zaak zijn, zoals reeds vermeld in de nota „Wirdum leeft" en zoals de inwoners van Wirdum ook nu weer duidelijk naar voren brachten, zeer voorzichtig te zijn met het bouwen van grote aantallen woningen tegelijk in onze dorpen. Wij dachten dat het vasthouden van de natuur lijke groei een juist uitgangspunt zou zijn. Er komt dan vanzelf naar voren hoe je moet bouwen, dus waar. Wat betreft Wirdum dit als voorbeeld moet er werkelijk aan de westkant worden gebouwd, waar de rijksweg ongetwijfeld een ongunstige invloed zal heb ben Er is indertijd een motie aangenomen in de Raad betreffende groot-Wirdum. Wij vinden echter, gezien de geschetste ontwikkelingen, dat er een nieuwe visie over de dorpen moet komen. Stel dat je in Wirdum één van de drie te ontwerpen vlekken gaat volbouwen en dat je daarna tot de conclusie komt dat er geen behoefte meer is aan woningen of dat je niet meer inwoners wilt; dan zit je met een structureel oneven wichtig dorp; er hangt dan ergens een puist aan die geen verband heeft met de rest. Dit alles geldt na tuurlijk evenzeer voor Lekkum. Om dergelijke ontwik kelingen te voorkomen en ons opnieuw te bezinnen over onze dorpen zouden we B. en W. willen vragen te komen met een nota over de groei van onze dorpen. Het hangt van Uw antwoord af of wij hierover met een motie komen. Dan heeft U onder de cijfers voor dc dorpen een ge schat aantal woningen van 3.000 staan voor Cammin- ghaburen-noord. Inderdaad, de noordkant is opgespo ten, de zuidkant niet. Maar de hoofdvoorzieningen ko men in de zuidwesthoek. Wie zou willen wonen in de noordoosthoek ver van alle voorzieningen in het Heech- terp Hier zullen toch de voorzieningen zijn waar men op aangewezen is. Stel dat Camminghaburen-zuid niet wordt bebouwd. Wat weten wij nu reeds van de ont wikkelingen die zo ver weg liggen Er zou hier dan een vreemde structuur ontstaan. Zou het eigenlijk niet veel logischer zijn om eerst het westelijk deel te bebouwen, dichter bij de stad en met voorzieningen? We zijn ons er van bewust dat dit zeer moeilijk ligt. Daarom heb ben wij, denkend aan de Hemrik en ziende hoe prach tig dit gebied omringd door water geschikt zou zijn voor wonen, gedacht dat dit misschien een oplossing zou zijn voor het dilemma Camminghaburen. Het is kleiner en er komen sportvelden. Deze zouden dan meteen veel gunstiger in de bebouwing komen te lig gen. De Hemrik ligt ook veel dichter bij een bestaande woonwijk wat voor de voorzieningen gunstiger is dan Camminghaburen-noord. Het komt ons voor dat dit ge bied ook uitermate geschikt zou zijn voor de tertiaire sector die zich zeer goed met wonen verdraagt. Waar 13 om moet bij woonwijken altijd alleen gedacht worden aan wonen? Misschien zou een zekere mengvorm zelfs gunstig kunnen zijn. Ook kleine ambachtelijke bedrij ven hoeven niet altijd storend te zijn voor wonen. Een dergelijke woonwijk zou minder saai zijn en zou ook een gunstige invloed kunnen hebben op het woon-werk- verkeer. Blijkbaar is er tot nu toe geen grote behoefte aan dit terrein als industrieterrein. De Hemrik zou vol gens ons ook een goed alternatief kunnen zijn voor de vingervormige uitlopers rondom de stad, b.v. zoals U heelt aangegeven langs de Oostergoweg voor kan toren e.d. Wij zouden deze daar niet gesitueerd willen zien tussen de oude woonwijken, omdat ze zeer ver- keeraantrekkend zijn en een barrière vormen tussen de oude woonwijken. Wat betreft de kansen op een N.S.-station, de Spoorwegen hebben indertijd laten we ten dat het vestigen van een tertiaire sector en wonen in de Hemrik de kans op een station zeer zou ver groten. Dit verhaal over de Hemrik betekent niet dat wij van Camminghaburen afzien, maar Camminghabu ren kan, dachten wij, alleen worden verwezenlijkt bij een grote opzet. De Hemrik zou, met gedeeltelijk wo nen, een tussenvorm kunnen zijn voor Camminghabu ren en zou ook een uitwijkmogelijkheid geven voor de dorpen. Dan nog iets over het rijtje woningcijfers dat in de raadsbrief staat. Wij missen in dit rijtje de aantallen die gebouwd worden op de kaalslaggebieden, zoals Werkmanslust en Landbuurt, en de in de schil vrij komende gebieden. Wat betreft het percentage hoog bouw dat U noemt voor nieuwbouwplannen, wij zou den niet uit willen gaan van de door U genoemde 27%. In het overleg ex artikel 8 wordt een lager percentage genoemd. Wij stellen echter voor het percentage be treffende de hoogbouw geheel uit de nota weg te laten en dit te zijner tijd af te stemmen op de behoefte. Af hankelijk van het antwoord van de Wethouder komen wij hierover ook met een motie. Dan nog iets over een paar bestemmingen zoals die op kaart 36A zijn aangegeven. Rondom het oude dorp Huizum zijn industriebestemmingen aangegeven. Wij zouden deze iets terug willen dringen om de mogelijkheid voor het dorp om weer een leefbare gemeenschap te worden te vergro ten. In verband hiermee vinden wij dat de doortrekking van de Borniastraat niet moet plaats vinden en dat de Jansoniusstraat zo snel mogelijk moet worden doorge trokken. Dan is aan het terrein tegenover de Tijnjedijk tussen de Tijnjedijk en de Potmarge; ik bedoel hier mee het oostelijk deel van de Tijnjedijk ten oosten van de Drachtsterweg de bestemming industrie gegeven. De bedoeling was hier kleinere bedrijven te vestigen. Wij hebben laatst grond verkocht, zodat de technische dienst van Philips zich daar kan vestigen. Wij vinden echter dat hier ook heel goed gewoond zou kunnen worden. Het is een aantrekkelijk gebied en het zou de woonwijk aan de zuidkant van de Tijnjedijk uit zijn isolement hallen. Het lijkt ons geen bezwaar dat ook hier een mengvorm van wonen en kleine bedrijfjes zou ontstaan. Langs de Potmarge zou nog wat openbaar groen mogelijk zijn en aan de oostkant zou het worden begrensd door de geplande ijsbaan. Wij zouden graag willen dat dit nog eens zou kunnen worden bekeken. Mevr. Brandeiiburg-Sjoerdsma: Mijn verhaal gaat over het verkeer, over de wegen. In de laatste raads brief over de structuurnota worden onder B, C, D en E een aantal wegen genoemd die op de kaart voor komen, maar kunnen vervallen of indicatief moeten worden aangegeven. Wij gaan daarmee akkoord. Om nu de knelpunten in de voornaamste verbindingen op te sporen lijkt het mij het handigst de buitentangen ten zoals op de kaart aangegeven even na te lopen. Ik begin dan in het zuiden. Bij de vaststelling van het plan voor het buitenge bied sprak de Raad zich uit voor handhaving van de weg ten zuiden van het Van Harinxmakanaal. De Wet houder heeft toen wel toegezegd na te zullen gaan in hoeverre het mogelijk zou zijn de weg uit de richting Boksum door te trekken naar Werpsterhoek en dan verder naar de Drachtsterweg waardoor, bij snelle realisering, de weg langs het Van Harinxmakanaal zou kunnen komen te vervallen omdat aan deze weg toch grote bezwaren zitten. Om aantasting van het landschap zoveel mogelijk te voorkomen willen wij de suggestie doen de weg van Werpsterhoek naar de weg naar Boksum evenwijdig aan de spoorlijn te laten lo pen. Van de Wethouder willen wij graag horen hoe ver het overleg is gevorderd. Dan het buitenoosttangent. De weg over de Froske- pólle komt te vervallen. De verlengde Aldlansdyk wordt de verbinding tussen het zuid- en oosttangent. Een moeilijk punt in het oosttangent kwam ter sprake bij het plan Kalverdijkje, n.l. de verbinding tussen het ver lengde zuidelijke binnenstadstangent en het oostelijke buitentangent via Schilkampen. Daartegen waren be zwaren. Schilkampen willen we liever niet opofferen en ook is het een dure oplossing i.v.m. de grote dan noodzakelijke kunstwerken. De heer Heidinga noemde toen de noordelijke oever van het Vliet als mogelijk heid. Het nog resterende stukje Vliet wilde hij dan iets naar het zuiden verleggen om wat meer ruimte te krijgen. Is over deze oplossing gedacht? Wij willen het graag van de Wethouder weten. Dan het noordtangent, de nieuwe E-10 die op het oosttangent aansluit in de noordoostelijke hoek van de Bullepolder. Wij hebben ons afgevraagd, nu we weten dat deze weg niet verder in de richting Groningen zal worden doorgetrokken, wie er nog gebruik van zal maken. De route naar Groningen via Drachten wordt door het rijk als de belangrijkste gezien. Moeten we nu niet volstaan met een tangentieel systeem alleen oost-zuid en dan via Drachtsterweg-Werpsterhoek en een aansluiting langs de spoorlijn op de nieuwe weg naar Boksum? In ieder geval delen wij de mening van de Wethouder dat het noordtangent niet tussen Lek kum en Snakkerburen moet worden gelegd. Van het nut van een min of meer doodlopend noordtangent zal de Wethouder ons moeten overtuigen, ook omdat het landschap ten noorden van Leeuwarden tot nu toe een van de minst ontsierde is rondom de stad, geen industrie, geen hoogspanningsmasten enz. (De heer Tiekstra (weth.): Dank zij het vliegveld.) Dan een andere cirkel binnen de stad, onze rondweg die door een reconstructie binnen de bestaande breed ten vierstrooks moet worden volgens deze nota. Als nadelen zien wij een grotere scheidende werking tussen wijken binnen en buiten de rondweg, het oproepen van parkeerproblemen op de Pieter Stuyvesantweg, de Ju- lianalaan, de Valeriusstraat en de Prof. Gerbrandyweg, en het opofferen van de rozenperken. Wij zien de op lossing meer in het sneller aanleggen van de buiten tangenten. Dan kunnen we zien hoe de rondweg wordt ontlast. Laten we ons tot zo lang beperken tot recon structie van enkele knelpunten, het Oostergoplein en het Vrijheidsplein, en het aanleggen van de reeds ge plande stoplichten. Tot slot de Oostergoweg in het verlengde waarvan de derde brug over het Van Harinxmakanaal moet ko men. Misschien kan de Wethouder ons over de stand van zaken betreffende de Oostergoweg informeren. De heer Heidinga: Ik heb geen behoefte om een groot betoog over het structuurplan te houden. Ik ben altijd nog van mening dat deze plannen wel goed zijn, maar dat we er zeker niet teveel waarde aan moeten hechten. We kunnen, wanneer de inzichten of de ontwikkelingen zich wijzigen, het structuurplan tussentijds altijd nog gemakkelijk aanpassen. Om een voorbeeld te noemen, we hebben een jaar of wat geleden een verkeersstructuurschets in de Raad gehad, waar de weg op voorkwam die liep vanaf de kop van de Bleeklaan over de Gemeentewerf en dan naar Bil- gaard. De Raad was daar toen niet zo erg voor. Mijn fractie, bij monde van ondergetekende, heeft toen ge zegd dat wij er ernstige twijfels over hadden of die weg er ooit zou moeten komen. Uit de stukken blijkt nu dat hij is vervallen. Hij is er ook nooit geweest. (De Voorzitter: Het plan vervalt, staat er.) Hij heeft ook nooit op het plan gestaan, want de Raad heeft deze weg nooit aanvaard. De Raad heeft toen gezegd: Wij zullen dat t.z.t. wel eens zien. Dit is meer bedoeld als een grapje, maar wat ik hier te berde wil brengen haakt een beetje in op hetgeen mevr. Brandenburg ge zegd heeft. Het gaat over het tracé van de weg langs het Van Harinxmakanaal dat de Raad destijds heeft vastgesteld. Het blijkt op het ogenblik zo te zijn dat de weg van Boksum wordt aangesloten bij Marssum. Ten westen van Marssum wordt een groot viaduct ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 7