had de Raad terecht gevraagd: En College, welke in
formatie hebt U omtrent de werkelijke kosten van het
totaal? Uiteraard is voor het opstellen van de ramin
gen die nodig zijn om te weten wat het eindtotaal kost
meer informatie nodig en die hebben wij gekregen in
het eerste halfjaar van 1974. Eind 1973 is de vraag
acuut geworden of wij tussentijds naar de Raad zou
den moeten of later, maar dan met inbegrip van de ra
mingen van het eindtotaal. Dat betekent ook ik
verwijs dan weer naar de eerste instantie dat, als
het onderzoek zover gevorderd is als het nu is en aan
genomen mag worden dat de eindrapportering in het
eerste halfjaar van 1975 beschikbaar is, er uiteraard
een heel groot stuk van het onderzoek is voltooid. Als
er grote stukken van het onderzoek voltooid zijn be
tekent dat naar mijn overtuiging dat er ook vrij grote
bedragen in steken. Maar ik herhaal dat de basis van
het onderzoek nog altijd is de opdracht die in dit boek
werk ligt opgesloten.
De Raad zal zich nu maar moeten uitspreken. Het
orde-vraagstuk zult U, mijnheer de Voorzitter, wel be
handelen. Persoonlijk handhaaf ik mijn mening dat de
Raad er goed aan doet om het krediet toch wel te ver
strekken, maar ik amendeer dat in die zin dat ik vind
dat het overleg met het bureau en de informatie aan
de Raad toch zal moeten plaats vinden op de wijze
zoals de heer Vellenga vraagt.
De hear Miedema hat twifels oer de fraech oft it
buro tokoart sketten is. Ik tocht dat ik dat yn haed-
saek al biantwurde haw. (De hear Miedema: Jo sizze
dat Jo dizze fraech al biantwurde hawwe. As ik Jo
goed bigrepen haw dan hawwe Jo steld dat it buro
net mis west hat. It Kolleezje hat dus opdracht jown
foar de mearkosten.) De mearkosten binne net sün-
der opdracht üntstien. It buro hat net samar wurk
dien dêr't it gjin opdracht foar hie. It buro soe ek wol
oppasse.
Hiermee heb ik, dacht ik, in grote lijnen de zaak
beantwoord. Ik wil wel graag aan het adres van de
heer Vellenga zeggen dat ik het verdedigen van zo'n
zaak natuurlijk ook geen plezierige bezigheid vind. Maar
ja, als Wethouder word je bijna nooit geroepen tot ver
dediging van plezierige zaken, meestal sta je met de
bek in beide handen om onplezierige zaken te verdedi
gen, althans om in het verschil van opvattingen bin
nen deze Raad te opereren. Dat moet dan maar geleerd
worden. Ik meen dat het, met alle begrip voor de in
houd van de motie van de heer Vellenga en, materieel
gezien, met alle bereidheid om na aanvaarding van
het krediet zo te handelen, in de huidige omstandig
heden op dit ogenblik toch juister is dat de Raad dit
krediet aanvaardt.
De Voorzitter: Ik stel voor dat wij eerst gaan kof
fiedrinken; het College is wel toe aan enig beraad.
De Voorzitter schorst, om 20.40 uur, de vergadering-
voor de koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.10 uur, de vergade
ring.
De Voorzitter: Ik kan U meedelen dat het College
tijdens het beraad in de koffiepauze bij meerderheid
van stemmen dus niet unaniem heeft besloten
de motie over te nemen. Wij trekken dus nu het voor
stel in.
Punten 12 t.e.m. 16 (bijlagen nos. 226, 219, 216, 224
en 228).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 215).
De Voorzitter: Ik zou eerst even een punt van orde
willen stellen. Wij kunnen, als de Raad daar behoefte
aan heeft, eerst nog algemene opmerkingen over dit
raadsvoorstel maken en daarna de bezwaren doorne
men; wij kunnen ook de omgekeerde volgorde aan
houden, hetgeen misschien beter is. Ik zou aan het
laatste de voorkeur geven. Als we de bezwaren hebben
doorgenomen kunnen we aan het eind zien of de tota
liteit U nog aanleiding geeft om meer in het algemeen
een aantal facetten te behandelen. Mocht de Raad van
mening zijn dat er eerst algemene beschouwingen moe
ten komen dan wil ik daar wel in meegaan.
De heer Vellenga: In mijn fractie leeft niet de be
hoefte om algemene beschouwingen te houden. Ik
weet echt niet hoe dat in andere fracties ligt. Het lijkt
mij aannemelijk dat wij gewoon de raadsbrief volgen.
(De Voorzitter: Dat is ook de bedoeling; ik stel punt
voor punt aan de orde.) Akkoord.
De heer Heidinga: Ik geloof niet dat wij ooit een
raadsvoorstel gehad hebben waar zoveel over gespro
ken is; ik kan het mij tenminste niet herinneren. Mijn
fractie vindt dat dit onderwerp volledig en uitvoerig
besproken is; het kon niet beter. Wij zouden zelfs zo
ver willen gaan dat het voorstel gewoon in zijn geheel
in stemming kan komen zonder enige discussie.
De heer Van Haaren: Ik heb een ander orde-voor
stel. Ik zou willen voorstellen dit punt nu niet te
behandelen. Mijn fractie vindt het onjuist dat de Raad
in deze samenstelling dit belangrijke punt nog verder
gaat bespreken en dan komt tot vaststelling. Wij vin
den dat de nieuwe Gemeenteraad dat moet doen. De
nieuwe Gemeenteraad moet met deze stukken gaan
werken; die moet er mee in zee en die moet de dingen
uitvoeren. Wij hebben een enorm stuk voorbereidend
werk gedaan; dat ligt klaar voor de nieuwe Gemeente
raad die er verder mee moet. Van deze Raad komen
tien mensen niet meer terug; er komt ook een andere
wethouder voor de betreffende portefeuille. Als nu een
kwart van de Raad niet meer in de volgende Raad
vertegenwoordigd is dan geloof ik dat het niet juist
is dat wij vanavond deze zaak afdoen. Ik wil de Ge
meenteraad toch ergens ook zien als oen stadsparle-
ment; wij zijn hier dan een soort interim-regering die
lopende zaken af kan doen. Wij moeten niet dit soort
doorslaggevende beslissingen nemen. Vier jaar geleden
hebben wij dat was eenzelfde soort situatie er
bezwaar tegen gemaakt dat de functionele raden nog
op het laatste moment werden behandeld in de oude
Raad. Laat de nieuwe Raad deze zaak afdoen. Dat
hoeft niet een grote vertraging te geven. Dit punt
kan best in één van de eerste vergaderingen van de
nieuwe Raad aan de orde worden gesteld. Wij zijn er
dus voorstander van dit punt vanavond niet te behan
delen.
De heer B. P. van der Veen: Mijn fractie dacht dat
het niet zo verschrikkelijk ingewikkeld was. Er zijn
nog geen bestemmingsplannen of wat dan ook. Wij
zouden ons zeer wel kunnen aansluiten bij het voor
stel van de heer Heidinga. Wij hebben niet, zoals de
heer Van Haaren, last van besluiteloosheid.
De Voorzitter: Is er steun voor het voorstel van
de heer Van Haaren? Ik zie dat er onvoldoende steun
is, dus is dat voorstel verder buiten discussie.
Kunt U er mee akkoord gaan, mijnheer Vellenga,
dat het voorstel in zijn geheel aan de orde wordt ge
steld of hebt U toch liever dat wij punt voor punt
behandelen
De heer Vellenga: Ik ben van mening dat we dit
punt vanavond wel moeten behandelen; ik ben het dus
helemaal niet eens met het voorstel van Axies. Die
tien mensen, waaronder die wethouder, kunnen er ook
prijs op stellen dit karwei nog af te ronden. Dat is
ook een argument, minstens zo zwaar als dat van de
heer Van Haaren. Een raad blijft altijd representatief;
over dat punt hoeven we dus niet lang te praten.
Ik vind wel dat wij het stuk punt voor punt moeten
behandelen. Het structuurplan heeft ter visie gelegen
in een bepaalde vorm. Een aantal burgers hebben daar
op gereageerd met bezwaarschriften. Die worden nu
behandeld. Nu kan je zeggen: Dat doen we in één veeg
af omdat er al zoveel over is gezegd. Je kunt ook zeg
gen: Hier en daar kan een bepaald punt zijn waarbij
één raadslid of één fractie toch wel de behoefte heeft
om een enkele, zij het korte opmerking te maken. Dan
vind ik dat je die gelegenheid moet bieden. Vandaar
dat ik het gevoel heb dat we ad 1 t.e.m. ad zoveel vrij
snel zouden kunnen afwerken en dat zo nu en dan
9
misschien even gezegd wordt: Bij dit punt willen wij
een opmerking maken. Laten we het zo doen.
De Voorzitter: Ik stel dus punt voor punt aan de
orde. Dat kan heel vlug gebeuren.
I, ad 3 en 4.
De heer P. D. van der Wal: Het gaat mij eigenlijk
alleen om ad 4; U behandelt in de raadsbrief ad 3 en
ad 4 samen. Mijn opmerkingen betreffen de busroute
door de St. Jacobsstraat. Er zijn een flink aantal be
zwaarschriften ingediend door bewoners en werkers
van de St. Jacobsstraat; het zijn naar mijn mening
zeer ernstige bezwaren. Het Friese Schathuis schrijft
b.v.: ,,De grote domper op deze verwachting" dat
is het voetgangersgebied „is echter dat we in de
krant lazen dat in deze winkelstraat van de toekomst
18 zware stadsbussen per uur zullen gaan denderen.
Alstublieft mijne heren, ga dat niet doen. Dit wordt
voor het winkelend publiek zeer gevaarlijk. Men gaat
menen in een winkelstraat te lopen en wordt dan plot
seling om de 31/2 minuut door een stadsbus overvallen.
Plus de permanente gifgasstank van de dieselmotoren."
Zo gaat dat in tal van bezwaarschriften. Wij vinden
het zeer ernstige bezwaren en wij delen die ook vol
ledig.
Wij hebben een motie gemaakt die ik bij deze in
dien. Hij luidt:
,,De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering
bijeen op 5 augustus 1974, overwegende de ernstige
bezwaren, die zijn aangetekend door de volgens bijlage
genummerde adressanten 2, 6, 32, 21, 10, 13, 33, 14
en 16, tegen het instellen van een lokale éénrichting
busroute door de St. Jacobsstraat, besluit bovenge
noemde bezwaren gegrond te verklaren en dientenge
volge kaart 3 van het structuurplan binnenstad zoda
nig te wijzigen dat de St. Jacobsstraat en de Wirdu-
merdijk tussen Naauw en Peperstraat wordt aangege
ven als een met een fietsroutegecombineerd voetgan
gersgebied waar vrachtvervoer op beperkte tijden is
toegestaan."
De motie is mede-ondertekend door de heer Van
Haaren.
De Voorzitter: Wil weth. Tiekstra hier nog op in
gaan? Ik dacht eigenlijk dat wij er destijds al uitvoe
rig genoeg over hadden gepraat.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat het voor
stel evident is.
De Voorzitter: Wij kunnen wel bij zitten en opstaan
stemmen.
De motie van de heren P. D. van der Wal en T. H.
van Haaren wordt verworpen met 26 tegen 7 stemmen.
I, ad 13.
Mevr. Visscher-B,ouwer: Onder ad 13 maken de
adressanten 16, 29 en 34 bezwaar tegen de parkeer
garage aan de Minnemastraat. Onze argumenten te
gen deze parkeergarage zijn voldoende bekend; daar
praten we verder niet over. In aansluiting op de uit
spraak van B. en W. in de voor ons liggende raads
brief, dat hier inderdaad sprake is van een zekere
strijdigheid met een aantal richtdoelen, zouden wij de
bezwaren van genoemde adressanten gegrond willen
verklaren. Wij komen daartoe met het volgende voor
stel:
„De Raad van Leeuwarden, bijeen op 5 augustus
1974, besluit toe te voegen aan het ontwerp-besluit no.
8446, onder II letter F: de bezwaren van Het Klop
pend Hart, de heer C. van der Zijl en de heer R. Swart
inzake de opneming van het objectdoel C VII 2.3-1
„Minnemastraat parkeergarage bovengronds"."
De motie is mede-ondertekend door mevr. Branden
burg.
De heer P. D. van der Wal: Het is bekend dat ook
onze fractie fel tegenstander is van de parkeergarage
aan de Minnemastraat. Wij vinden het eigenlijk een
soort toetssteen voor de hele gang van zaken in de
binnenstad. Maken we deze parkeergarage en is die
op een bepaald moment vol dan moeten we weer.
Dan zijn we die weg eenmaal ingeslagen. We krijgen
dat ding nooit meer weg en leggen de ontwikkeling
voor de toekomst volkomen vast. Mevr. Visscher heeft
ook al gezegd dat U in de raadsbrief eigenlijk toegeeft
dat er sprake is van een zekere strijdigheid met een
aantal richtdoelen. U schrijft dan verder: „Bij afwe
ging van alle betrokken belangen dient echter naar
onze mening in dit geval het standaarddoel C II 1.2,
dat zegt dat versterking van het hoofdwinkelcentrum
moet worden nagestreefd, te prevaleren." Nu heeft
vooral Het Kloppend Hart een uitgebreide motivering
opgesteld; in hun bezwaarschrift worden 13 richtdoe
len genoemd waarmee het objectdoel betreffende de
parkeergarage aan de Minnemastraat strijdig is. U
ontkent ook niet dat dat zo is; U geeft het zelfs voor
een deel toe. Maar U zegt dat er een standaarddoel is
dat voor U sterker geldt. Ik wil U er opmerkzaam op
maken dat ook in het bezwaarschrift van Het Klop
pend Hart drie standaarddoelen genoemd zijn waar
mee dit objectdoel strijdig zou zijn. Dat betreft „hand
haven van de historische structuur" (door aanleg van
de parkeergarage aan de Minnemastraat wordt de his
torische structuur van de binnenstad geweld aan ge
daan), „behoud en versterking van de stedebouwkun-
dige en architectonische waarden" (een parkeergarage
op deze plaats aan de Minnemastraat, midden op de
terp, is in strijd met dit standaarddoel) en dit is
het meest concrete standaarddoel waarmee dit object
doel in strijd is „verschuiving van privé autoverkeer
naar openbare en andere weinig ruimte vragende ver
voermiddelen". Als U de beleidslijn, vervat in dit laat
ste standaarddoel wilt volgen dan moet U juist geen
parkeergarage in de binnenstad maken, want dan sti
muleert U alleen maar het particuliere autoverkeer in
en naar de binnenstad. Zoals ik al gezegd heb is dit
objectdoel ook strijdig met 13 richtdoelen. En plotse
ling prevaleert dan bij B. en W. een vrij vaag stan
daarddoel boven alles en dat is dan: „versterking van
het hoofdwinkelcentrum moet worden nagestreefd". Ik
vind dat een zeer zwak verweer. Wij hadden ook een
motie opgesteld, maar die komt praktisch overeen met
die welke mevr. Visscher net heeft ingediend. Ik zou
voor het gemak die motie maar willen ondersteunen.
De Voorzitter: Ik stel voor de motie zonder ant
woord onzerzijds in stemming te brengen; het pro
bleem is tot en met besproken.
De motie van de dames G. Visscher-Bouwer en E.
Brandenburg-Sjoerdsma wordt verworpen met 18 te
gen 15 stemmen. Voor stemmen de dames E. Branden
burg-Sjoerdsma, J. Dijkstra-Bethlehem en G. Visscher-
Bouwer en de heren S. Bouma, J. ten Brug (weth.),
G. Buising, T. H. van Haaren, J. F. Janssen, J. Knol,
H. Meijerhof, J. B. Singelsma, K. Spoelstra, J. T. Vel
lenga, F. van der Wal en P. D. van der Wal.
De Voorzitter: Niemand had behoefte aan algemene
beschouwingen na de puntsgewijze behandeling. Ver
langt nog iemand stemming over het totale voorstel?
De heer P. D. van der Wal: Ik zou een stemverkla
ring willen afleggen over het al dan niet vaststellen
van het structuurplan. Ik heb zopas al gezegd dat ik
tegen de parkeergarage aan de Minnemastraat ben; ik
heb ook bezwaar tegen een aantal andere dingen. Er
staat ontzettend veel goeds in dit structuurplan; het
is ook een enorme verbetering vergeleken met wat we
hadden. Maar ik vind toch dat ik mijn stem niet aan
dit structuurplan kan geven. Het spijt mij wel, maar
ik vraag voor mijn fractie de aantekening dat wij te
gen hebben gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W. met aantekening dat de heren T. H. van
Haaren en P. D. van der Wal wensen te worden ge
acht tegen te hebben gestemd.
De Voorzitter: Hiermee is door de Raad een bij
zonder belangrijk besluit genomen. Wij hebben hier
mee een geweldig stuk werk afgesloten. Ik wil al
degenen die hier enorm veel energie aan hebben be
steed, zowel in het bestuurlijke als in het ambtelijke
vlak, daarvoor hartelijk dank zeggen.