10
Punt 18 (bijlage no. 231).
Mevr. Brandenburg-S joerdsma: Gevraagd wordt
een krediet beschikbaar te stellen van ongeveer drie
ton voor het invoeren van de eerste fase van het ge
wijzigde lijnennet van de Stadsautobusdienst. Het po
sitieve in de eerste fase is de aansluiting van de nieuwe
wijken Lekkumerend-oost, de Aldlannen en Westeinde.
Dat lijken ons voorlopig goede oplossingen.
Wat ons bevreemdt is dat er geen route meer loopt
langs het Diakonessenhuis. Voor de andere ziekenhui
zen ligt het allemaal veel gunstiger. U noemt het aan
bod bij het Diakonessenhuis betrekkelijk gering. Onze
fractie vindt dat, afgezien daarvan, in deze stad de
ziekenhuizen en zeker het grootste ziekenhuis
per openbaar vervoer bereikbaar moeten zijn. Dat is niet
alleen service tegenover de bezoekers, maar ook tegen
over de mensen die de poliklinische afdelingen moeten
bezoeken. In de raadsbrief deelt U mee bereid te zijn
naar een oplossing te zoeken. Wij vinden dat het hoort
bij de taakstelling van een plan voor het openbaar ver
voer.
Dan de Groeneweg. In de huidige opzet komen alle
bussen uit het noorden en westen over de Noorderbrug
en de Voorstreek en dat geeft geen mogelijkheden voor
de Groeneweg. Zou het niet logischer zijn één bus uit
het westen via de Vrouwenpoortsbrug te leiden
daar kan dan meteen een halte gemaakt worden voor
de mensen die op dat eind van de Nieuwestad moeten
zijn en dan die lijn door te trekken over de Groene
weg naar de Voorstreek? De mensen die nu uit het
Westeinde komen worden naar het centrum gevoerd
via de Voorstreek en dat is toch wel een enorme om
weg.
Wat de dienstverlening in de buitenwijken betreft
is het mij opgevallen dat op sommige plaatsen de ser
vice vermindert, m.n. in de tweede fase waar een ver
andering plaats zal vinden in Bilgaard. Hier krijgen
de wooneenheden Fennen, Duif, Anjen en Gealanden
veel minder service bij de nieuwe route dan ze hadden
bij de oude. Dat lijkt ons in strijd met de doelstelling
die wij zonet hebben aangenomen m.b.t. het structuur
plan voor de binnenstad: het particuliere autovervoer
terug dringen en het openbaar vervoer stimuleren.
Met ingang van 1976 neemt het rijk de tekorten op de
stadsautobusdiensten over. De centrale overheid zal
stellig eisen van doelmatigheid stellen aan het lijnen
net, maar waarom op voorhand al een teruggang in
de dienstverlening in de bestaande wijken?
Mevr. Visser-van den Bos: Het betoog van mevr.
Brandenburg is dusdanig volledig dat wij ons er graag
bij willen aansluiten. Ook wij begrijpen niet waarom
het Diakonessenhuis plotseling verstoken moet worden
van een bushalte.
De heer De Jong (weth.): Mevr. Brandenburg heeft
zich positief tegenover dit voorstel opgesteld; zij heeft
alleen een paar opmerkingen gemaakt.
In de eerste plaats betreft dit de route langs het
Diakonessenhuis. Deze opmerking is ook in de Com
missie Stadsautobusdienst gemaakt. De kwestie is ook
nog eens goed bekeken door de exploitant, die hier
toch wel bezwaren tegen had. Wij zijn nu dus bezig
zo wordt het in de raadsbrief ook bedoeld te trach
ten de route die nu nog via de Spanjaardslaan loopt
om te leiden via een stukje Singelstraat en dan over
de Noordersingel weer terug, zodat dan het Diako
nessenhuis eigenlijk op een steenworp afstand bereik
baar is vanuit het westen. Het was juist onze bedoeling
dat het Diakonessenhuis vanuit het westen bereikbaar
was. Vanuit andere richtingen leverde dat tot nu toe
met de normale stadsautobusdienst weinig bezwaren
op. Ik heb hoop dat, wanneer wij dit op deze wijze
trachten te overleggen met de FRAM, aan de bezwaren
die ook door mevr. Brandenburg naar voren zijn ge
bracht grotendeels tegemoet kan worden gekomen.
M.b.t. de Groeneweg heeft men vooral nagegaan of
er wel zoveel behoefte aan bestaat om een busroute
over deze weg te laten lopen. Men heeft ook aan de
hand van verkeerstellingen die indertijd gemaakt zijn
de indruk gekregen dat de behoefte hieraan veel min
der groot is dan men oorspronkelijk dacht. In de Com
missie Stadsautobusdienst heeft men ook opgemerkt
dat, wanneer de behoefte niet groter is dan de tellin
gen aangegeven hebben, het zonde is om hiervoor een
nieuwe bus te laten rijden; dit is toch uiteindelijk het
gevolg. Bovendien zijn de financiële consequenties van
één bus extra dat dit toch al gauw zo'n anderhalve
ton per jaar komt te kosten. Wij zitten al met het pro
bleem dat wij voor de nieuwe wijken drie nieuwe lijnen
moesten hebben. Wij hebben dit nu met het inpassen
in het interlokale net tot twee terug weten te brengen,
juist gezien de financiële consequenties. Ik zou er
eigenlijk wel bezwaar tegen maken, gelet op het feit
dat er op grond van de verkeerstellingen weinig animo
voor is en gelet op de financiële consequenties, de lijn
over de Groeneweg door te voeren.
Dan heeft mevr. Brandenburg nog gesproken over
Bilgaard m.b.t. de vermindering van de dienstverle
ning. Dat is weer zo'n probleem. Deze kwestie is in
drie verschillende commissies geweest. Misschien is dit
een probleem dat wij nog eens aan de commissie mo
gen voorleggen. Wij hebben de indruk dat het tot en
met in de drie commissies Verkeerscommissie,
Commissie Stadsautobusdienst en de FRAM naar
voren is gebracht en daar leefden deze punten niet zo
zeer. Ik wil echter best nog eens ter sprake brengen
of Bilgaard er zo mee toe kan. Ik dacht dat wij het zo
eerst eens moesten proberen, maar bij de verdere af
werking wil ik dit punt nog wel eens naar voren bren
gen. Het is de bedoeling beslist niet om in deze wijk
te gaan werken met een dienstvermindering. Aan de
andere kant moet het ook geen extra bussen kosten.
Ik zou graag willen dat mevr. Brandenburg er mee
akkoord gaat dat ik m.b.t. dit laatste punt nog eens
met de FRAM ga bespreken in hoeverre hieraan, wan
neer er gerechtvaardigde verlangens leven, tegemoet
kan worden gekomen. Het is natuurlijk altijd een kwes
tie van overleg of het zo in te passen is. De wensen
en verlangens die je vaak hebt moet je van verschil
lende kanten proberen te bekijken op hun haalbaar
heid. Ik zal deze kwestie nog eens bespreken en ik
hoop dat U hiermee akkoord kunt gaan.
Mevr. Branden burg-S joerdsma: Het komt mij wat
vreemd voor dat de FRAM zo'n enorme stem heeft. U
noemt het de exploitant. Ik dacht toch dat de Gemeente
bepaalde opvattingen heeft over de service die zij de
bevolking wil verlenen. De bezwaren die ik naar voren
heb gebracht m.b.t. de servicevermindering in Bilgaard
geldt ook niet alleen voor Bilgaard. Als je de kaart
bekijkt kun je wel zien dat er bepaalde stukjes route
worden verkort. De mensen moeten dus veel verder
lopen naar de haltes. Wat betreft de Groeneweg heb
ik ook niet een oplossing kunnen vinden, al heb ik er
vanmiddag een uur over zitten puzzelen. Ik zou wel
graag willen dat het niet zo is dat, als wij dit krediet
toestaan, de hele Groeneweg meteen van de baan is.
Ik zou de mogelijkheid open willen houden om er
later nog eens op terug te komen. U zegt dat er niet
veel aanbod is en dat neem ik aan, maar er worden
daar ook nieuwe kantoren gebouwd en het parkeren
in de stad wordt moeilijker. Ik dacht dat dit allemaal
factoren waren die in de toekomst het aanbod zullen
beïnvloeden.
De heer De Jong (weth.): U moet het eigenlijk zo
zien. Wij hebben hier een enorm groot aantal vragen
gehad en die zijn in de verschillende commissies be
sproken. U vindt de neerslag van de vragen die er
in deze commissies waren in dit rapport. Hierin staat
niets over Bilgaard. Het kan best zijn dat er wel vra
gen over leven, maar de aanbiedingsbrief is een be
handelen van die punten die in de diverse commissies,
ook na de opmerkingen in het kader van het binnen
stadsplan, overgebleven zijn. Zodoende vindt U onder
A t.e.m. D de opmerkingen die overgebleven zijn en
waarover in laatste instantie nog een opmerking ge
maakt moest worden. Mevr. Brandenburg haalt nog
eens het probleem m.b.t. Bilgaard aan. U moet dit zien
als een afronding van alles wat hiermee samenhangt
in de eerste fase. Er komt nog een tweede fase en een
derde fase. Wij hebben dus nog alle mogelijkheid om
hier t.z.t. op terug te komen. Ik zou dit toch wel graag
eerst eens willen proberen en de eerste fase zo door
willen voeren. Ik wil mevr. Brandenburg wel toezeg
gen dat ik met name de opmerking m.b.t. Bilgaard,
ïi
die niet onder A t.e.m. D genoemd is, nog wel eens wil
doorspelen. Wat de andere punten betreft, die zijn
doorgespeeld en ten tweede male in de commissies be
sproken. Van deze punten hebben de commissies ge
zegd: Gehoord de bezwaren die er leven kunnen wij
ons hiermee akkoord verklaren. Wanneer er kantoren
flats aan de Groeneweg komen en straks zoveel be
hoefte aan een busroute veroorzaken zodat men zegt:
Wij gaan weer tellingen houden en er blijkt wel een
grotere behoefte aan te zijn, wat zou er dan op tegen
zijn om deze kwestie nog eens te bekijken. Maar wan
neer het een extra bus moet gaan kosten, dan zitten
wij met het probleem dat dat anderhalve ton per jaar
gaat kosten. Dat zijn financiële consequenties die ter
dege bekeken moeten worden. Het is inderdaad moge
lijk om hier nog eens op terug te komen. Deze kwestie
komt vóór de tweede fase en de derde fase nog eens
bij de Raad terug.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W. met inachtneming van de toezegging
van wethouder De Jong.
Punt 19 (bijlage no. 232).
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Punt II, Dienst
Stadsontwikkeling, sub 2 gaat over het krediet dat
wordt gevraagd voor een grondmechanisch onderzoek
in het plan Wirdum-Marwerd. Ten eerste zou ik de
Wethouder willen vragen of hij ook kan zeggen wan
neer dit plan in de Raad komt. Ten tweede zou ik
graag willen weten of het ook mogelijk is dat het
krediet niet eerder wordt besteed dan nadat het plan
in de Raad is geweest.
De heer Tiekstra (weth.): Het ontwerp-plan is op
het ogenblik in het overleg ex artikel 8 ingevolge de
Wet op de Ruimtelijke Ordening. Uiteraard kennen
wij de inzichten van dat overleg nog niet, die moeten
we stellig afwachten. Bovendien dacht ik dat dit plan
ook in de Raad bij de vaststelling toch wel enige dis
cussie kan veroorzaken, dus lijkt het verzoek van mevr.
Brandenburg mij zeer redelijk. Ik kan geen voorspel
ling doen omtrent het tijdstip waarop het terug komt,
maar ik ben er wel zeker van dat er dan een andere
wethouder is en een nieuwe Raad. Ik wil mevr. Bran
denburg wel graag toezeggen dat de aanwending van
dit krediet wij moeten voor de besteding ook nog
machtiging hebben van G.S. niet eerder zal plaats
vinden dan nadat de Raad het plan Wirdum-Marwerd
een vlekkenplan heeft vastgesteld.
De heer Heidinga: Ik ga hier niet mee akkoord,
hoor. Dit is het paard achter de wagen spannen. Als
je een plan wilt maken, waar ook in de stad, dan moet
je gegevens hebben. Dan is een van de allereerste ge
gevens die wij nodig hebben dit grondonderzoek. Dat
moeten wij in Wirdum hebben, dat moeten wij in Gou-
tum hebben en dat moeten wij in Aldlan-oost en Ald-
léin-west hebben. Anders kan onze dienst er niet mee
uit de voeten; die kan er niets aan doen. Dan moeten
wij dus zeggen: Wij doen daar niets meer, uit. Wij
willen daar niet bouwen. Maar ik geloof dat de Raad
het dorp beloofd heeft dat wij voor dat dorp een be
stemmingsplan zouden maken. En dan is gewoon een
van de eerste dingen ik zou zeggen haast het aller
eerste dit: Hoe is die grond, wat zou daar even
tueel op kunnen worden gebouwd. Ik vind dat deze
f15.000,wel beschikbaar moet worden gesteld. (De
heer Vellenga: Dat is ook juist.)
De heer Tiekstra (weth.): Ik heb niet gezegd dat
deze f 15.000,niet beschikbaar zou worden gesteld.
Ik heb alleen toegezegd aan mevr. Brandenburg dat
de besteding van dit krediet machtiging van G.S.
hiervoor moeten wij toch hebben niet eerder zal
plaats vinden dan nadat de Raad het vlekkenplan
Wirdum-Marwerd heeft vastgesteld. Bij de uitwerking
van het vlekjkenplan moeten de gegevens van het
grondonderzoek beschikbaar zijn. Daarom vond ik het
verzoek van mevr. Brandenburg helemaal niet onrede
lijk, integendeel, het was zeer redelijk. Ik geloof dat
wij op deze wijze ook tegenover de Raad correct han
delen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met inachtneming van de toezegging
van wethouder Tiekstra m.b.t. punt II, Dienst Stads
ontwikkeling, sub 2, en met dien verstande dat punt
H, Gemeentebegroting, sub 2 geschrapt wordt.
Punt 20.
De heer Heidinga: Het rapport van de commissie,
belast met het onderzoek der geloofsbrieven, luidt:
„De ondergetekenden, de heren O. Heidinga, Mr.
B. P. van der Veen en J. T. Vellenga hebben, daartoe
aangewezen door de Voorzitter van de Raad, de ge
loofsbrieven onderzocht die door de benoemd verklaar
de leden van de nieuwe Raad zijn ingezonden. De 37
bij besluit van 31 mei 1974 door het Centraal Stem
bureau tot lid van de Raad benoemden hebben allen
verklaard de benoeming tot lid van de Raad der ge
meente Leeuwarden te aanvaarden. De geloofsbrieven
met de bijbehorende bescheiden zijn alle binnen de door
de Wet gestelde termijn ingezonden. Door de Burge
meester is overgelegd een verklaring, houdende dat
alle benoemden hun werkelijke woonplaats in de ge
meente hebben. Uit de ingezonden verklaringen of op
andere wijze is ons niet gebleken dat de benoemd ver
klaarden op het tijdstip waarop over hun toelating
moet worden beslist een met het raadslidmaatschap
onverenigbare betrekking bekleden. Wij kunnen der
halve de Raad rapporteren dat wij alle geloofsbrieven
met de bijbehorende bescheiden volledig in orde hebben
bevonden. Dienovereenkomstig adviseren wij als lid
van de Raad der gemeente Leeuwarden toe te laten:
de heren J. de Beer en S. Bouma, mevr. E. Brandenburg-
Sjoerdsma, de heren J. ten Brug, G. Buising, G. F.
Eijgelaar, Ir. C. G. H. Geerts, Drs. M. H. G. de Greef,
O. Heidinga, J. Hoekstra, H. ten Hoeve, H. Jansma,
J. F. Janssen, C. de Jong, J. de Jong, A. Klomp, J.
Knol, W. S. P. P. de Leeuw, H. Meijerhof, W. Miedema,
Dr. W. A. de Pree, A. Pronk, Ir. C. L. Rijpma, J.
Schaafsma en J. B. Singelsma, mevr. Mr. E. N. J. Smit,
de heren K. Spoelstra, N. Sterk en P. van der Veen,
mevr. G. Visscher-Bouwer, de heer L. Visser, mevr.
M. M. Th. Visser-van den Bos, mej. A. J. de Vos, de
heren G. de Vries, P. D. van der Wal en K. Weide en
mevr. A. Willemsma-de Jong.
Aldus gerapporteerd in de vergadering van 5 augus
tus 1974."
w.g. Heidinga, B. P. van der Veen, Vellenga.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het advies van
de Commissie, belast met het onderzoek van de ge
loofsbrieven.
De Voorzitter: Er is nog één mededeling; die is
voor mij een beetje onverwacht gekomen. Wij nemen
vanavond nog geen afscheid van de raadsleden die
wij in de nieuwe zittingsperiode niet terug zullen zien.
Het is dan ook niet mijn bedoeling om daar op dit
ogenblik uitvoerig bij stil te staan. Maar de heer B. P.
van der Veen heeft mij in de pauze meegedeeld dat
hij tot zijn spijt niet bij de laatste zitting aanwezig kan
zijn. Ik geloof dat ik tekort zou schieten als ik, na de
lange staat van dienst die hij in deze zaal in het be
lang van de gemeente Leeuwarden heeft gehad, niet
in zijn aanwezigheid nogmaals, ik hoop daar in de
volgende raadszitting nog wel dieper op in te gaan
de heer Van der Veen bijzonder hartelijk dank zeg
voor al datgene wat hij op zijn eigen markante wijze
in het belang van de gemeente Leeuwarden heeft ge
daan. Dat wil ik toch en stellig namens de hele
Raad graag aan het adres van de heer Van der
Veen zeggen voor wij deze zitting sluiten. (Applaus)
Punt 21 (bijlage no. 230).
Voordracht
I. de heer S. H. Kampherbeek te Winsum;
2. de heer G. Lippold te Leeuwarden;
3. de heer D. A. Nijhuis te Leeuwarden.
Benoemd wordt de heer S. H. Kampherbeek met 32
stemmen (1 stem ongeldig).
De heren H. Jansma en J. F. Janssen vormden met
de Voorzitter het stembureau.
De Voorzitter sluit, om 21.55 uur, de vergadering.