RAADSVERGADERING
22
Beekman Stichting, dan moet ik U zeggen dat ik daar
geen tijd voor heb. (De Voorzitter: Dat is ook geen
voorstel van het College.)
Ik beperk me nu dan maar tot het voorstel van het
College; om met de heer Bouma te spreken, het is ook
al laat genoeg. Als ik de raadsbrief zo eens bekijk dan
moet ik zeggen dat het mij niet helemaal duidelijk is.
De participatie van de betrokken bevolking vind ik op
zichzelf prachtig, maar ik heb niet de indruk dat het
voor de binnenstad nu zo geweldig veel tijd en inspan
ning hoeft te kosten, dat daar een apart orgaan voor
gemaakt moet worden, want die betrokken bevolking
is er eigenlijk niet. En dan krijgen we alle mogelijke
soorten van andere dingen die allemaal gebeuren moe
ten en dat zijn woorden zonder dat het bepaald hele
maal duidelijk en concreet is. Het op basis van parti
culiere participatie realiseren van kleinere verfraai
ingsobjecten, zoals groen- en speelvoorzieningen, staat
er o.a. Ik vind het een voortreffelijk idee, alleen, voor
mijn gevoel zou onze eigen dienst dat ook kunnen doen
en die zou ook wel met belanghebbenden kunnen gaan
praten zonder dat er zo'n apparaat voor bezig is. Nu
is er één betrekkelijk plezierig punt en dat is dat het
subsidie dat in deze pot gestopt wordt een even groot
subsidie tot gevolg heeft van rijkswege. Dat is altijd
mooi meegenomen. Alleen, het moet natuurlijk allebei
wel, opgebracht worden. En als je dan ziet wat daar
nodig is. Er is dan een sociaal projektleider nodig,
max. schaal 40, voor zoveel inclusief sociale lasten; ak
koord. Dan is er een huisvesting; de Gemeente heeft
ook nog wel wat ruimte beschikbaar eventueel. Dan
moeten er nog wat deskundigen bij komen met bureau
kosten en zo. En dan weet men ook al bij voorbaat de
kosten van onderzoek, verwerking en rapportage, men
weet de kosten van vergaderingen en nieuwsblad en
ook al de kosten van voorbereidingen en aanleg van
o.a. speel- en groenvoorzieningen. Ik vraag mij af hoe
men aan al die bedragen komt. Wat betekent dit?
Enfin, het komt dan allemaal uit op een behoorlijk
bedrag. Ik heb een beetje de vrees dat het toch wat
een slag in de lucht is en dat het bedragen zijn die
zoals te doen gebruikelijk is aanzienlijk kunnen tegen
vallen. Ik heb ook de vrees dat dit een actie is die be
gonnen is en die dan automatisch door gaat rollen zo
dat het einde eigenlijk niet in zicht is. En dat allemaal
bedenkende en in overweging nemende dat het toch
een bezigheid is die ook onze eigen Dienst Stadsont
wikkeling aangaat dan moet ik U zeggen dat ik met
enige zorg het voorstel zie en eigenlijk tot de conclusie
kom dat ik het liever maar door onze eigen dienst ge
daan zag zonder met deze kosten direct in zee te gaan.
De Voorzitter: Ik dacht, mijnheer Heidinga, dat, als
U straks met vakantie gaat, U zich bepaald niet be
hoeft te vervelen als U alle tips van de heer Bouma
zou gaan opvolgen. Overigens dacht ik dat wij wel
buiten het meningsverschil zouden kunnen blijven dat
er blijkt te bestaan over de wijze van benadering van
het C.O.L. tussen de heren Heidinga en Bouma. Ik kan
U wel zeggen dat een delegatie uit het College kort
geleden een uitvoerig gesprek heeft gehad met het
bestuur van het C.O.L. Dat is een goed gesprek ge
weest. Ik heb er het volste vertrouwen in dat wij
daar zodanige afspraken hebben gemaakt dat voor
een goed op elkaar inspelen van C.O.L. en gemeente
lijke instanties voldoende perspectief aanwezig is.
Daarmee wil ik niet zeggen dat er op bepaalde onder
delen niet eens duidelijke meningsverschillen zijn ge
weest; die zijn er inderdaad geweest. Dat was mede de
aanleiding om de zaak nog eens goed uit te praten.
Maar wij hebben als Gemeentebestuur geen aanleiding
er aan te twijfelen of een redelijk samenspel tussen het
C.O.L. en de gemeentelijke instanties, waaronder ook
de Dienst Stadsontwikkeling, mogelijk is.
Hiermee zou ik dat deel van de discussie willen af
sluiten en weth. Tiekstra willen vragen nog in te gaan
op een aantal concrete vragen die gesteld zijn over het
voorstel als zodanig.
De heer Tiekstra (weth.): Ik kan vrij kort zijn.
Wij moeten dat heb ik bij een eerdere gelegenheid
ook al gezegd gewoon leren dit samenspel met de
bevolking en met de vertegenwoordigers van de bevol
king op te bouwen. Ik dacht dat het niet vruchtbaar
is wanneer dat samenspel er niet is. Als wij hierbij
maar duidelijk als uitgangspunt houden wie voor wat
verantwoordelijk is. En dat de Voorzitter heeft daar
ook al iets over gezegd is in het gesprek met het
C.O.L. duidelijk aan de orde gekomen; er is duidelijk
besproken waar de verantwoordelijkheden liggen. Ik
geloof dat we twee dingen moeten vermijden, ten eer
ste dat de Gemeente zich al te sterk identificeert met
wat de bevolking doet en wil en ten tweede dat do
sprekers namens de bevolking zich ook niet te sterk
identificeren met die taken en functies die specifiek
de gemeentelijke taken en functies zijn. Als we op dat
punt goede afspraken hebben, dan meen ik dat is
mijn indruk en ik heb ook die ervaring wel dat
het overleg goed kan lopen. Ik wil er wel aan toe
voegen dat dit meningsverschillen uiteraard niet uit
sluit, maar die bestaan zelfs tot binnen het College.
Daar hoeven we geen probleem van te maken, als je
dat maar goed uitspreekt.
De Raad moet zich er wel van bewust zijn dat de
begroting die hier wordt voorgelegd uiteraard voor
een deel gebaseerd is op bekende kosten denkt U
maar aan de kosten van de projektleider en voor
een deel bestaat uit stelposten een globale raming
van de kosten en dat kan betekenen dat daarvoor
straks andere, nadere bedragen moeten worden inge
vuld. Dit is ook maar een eerste begroting voor dit
projekt. Maar tegelijkertijd moet de Raad zich bewust
zijn van het feit dat dit niet betrekking heeft op werk
zaamheden die bij de dienst thuis horen. Het heeft be
trekking op werkzaamheden die vanuit deze groep zelf
naar voren komen; dienst en groep kunnen elkaar wat
dat betreft terdege positief informeren. Overigens
vraagt dit ook wel om een bepaalde mentaliteit in het
overleg en ook dat zullen we wederzijds moeten leren.
We komen er m.i. met deze procedure echt wel uit.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 196).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 16 en 17 (bijlagen nos. 212 en 211).
De Voorzitter: Ik zou U willen voorstellen deze
twee punten morgenavond te behandelen.
De Raad stemt hiermee in.
Punt 18 (bijlage no. 201).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter schorst, om 23.55 uur, de vergadering
tot 25 juni 1974, 19.30 uur.
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van dinsdag 25 juni 1974
van dinsdag 25 juni 1974.
voortzetting van de raadsvergadering
van maandag 24 juni
Aanwezig 30 leden de dames E. Brandenburg-
Sjoerdsma, G. Visscher-Bouwer en M. M. Th. Visser
van den Bos en de heren S. Bouma, J. ten Brug (weth.),
G. Buising, G. F. Eijgelaar, T. H. van Haaren, O. Hei
dinga, H. Jansma, J. F. Janssen, K. J. de Jong (weth.),
A. Klomp, H. Meijerhof, W. Miedema, Ir. C. L. Rijpma,
J. Schaafsma, J. B. Singelsma, K. Spoelstra, N. Sterk,
J. Tiekstra (weth.), Mr. B. P. van der Veen, P. van der
Veen, J. T. Vellenga (vanaf 20.30 uur), L. Visser, G. de
Vries, F. van der Wal, P. D. van der Wal, K. Weide
(weth.) en J. Wiersma; 1 vakature.
Afwezig: Mevrouw J. Dijkstra-Bethlehem en de he
ren J. Heetla (weth), W. Hemstra, J. de Jong, J. Knol
en W. S. P. P. de Leeuw.
Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester.
Secretaris: de heer Mr. W. J. G. Reumer, loco-Secre
taris.
Voorts zijn aanwezig: de heren H. B. Beuckens, plv.
Hoofd van de afdeling Onderwijs, Ir. J. van Rooijen,
Directeur van de Dienst voor Reiniging en Brandweer,
en Mr. H. J. Winkelman, Hoofd van de afdeling Kabinet
en Algemene Zaken.
De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor dat wij
de werkzaamheden, die wij vannacht hebben onderbro
ken, voortzetten.
Punt 16 (bijlage no. 212).
De heer Buising: Veel van wat er t.a.v. dit punt zou
kunnen worden gezegd is enige weken geleden, toen
de brief van de bewoners van het Aldlan bij de mede
delingen op de raadsagenda stond, al naar voren ge
bracht. Vandaar dat er nu eigenlijk niet uitgebreid
over hoeft te worden gesproken. Mijn fractie is er
voorstander van dat de oplossing van het probleem
van de schoolgang van de jeugd uit Aldlan, zoals die
in de raadsbrief wordt voorgesteld, door de Raad wordt
aanvaard. Blijft dan natuurlijk wel de vraag met in
gang van wanneer de schoolbus kan beginnen te rij
den. Dat voor het busvervoer alleen de kleuters en de
leerlingen van de laagste drie klassen in aanmerking
komen vanwege de kosten kan ik mij indenken, hoe
wel het verkeersrisico voor de kinderen uit de hoogste
klassen mij wel wat huiverig maakt.
U schrijft ook nog over de duur van de busvoorzie
ning. Ik zou zeggen, hoe korter de bus nodig is hoe
beter. Als de duur zou kunnen worden beperkt door
bespoediging van de nieuwbouw in Aldl&n-west dan
zeg ik: Hoe eerder hoe liever. Mocht er kans zijn om
in Aldlan-oost semi-permanent te bouwen en deze bouw
dan aanvankelijk als opvang voor Aldlan-west te ge
bruiken dan ben ik ook graag akkoord, als daardoor
de bouw van het complex in Aldlan-west maar niet in
gevaar komt of wordt vertraagd.
De heer Wiersma: Wij hebben ons in onze fractie
eveneens beraden over de problematiek die is ontstaan
in het Aldlan m.b.t. de scholenbouw. Uit informatie is
ons gebleken dat het oorspronkelijke plan niet kan wor
den gerealiseerd op de daarvoor bestemde grond. Het
plan zou te groot van opzet zijn m.b.t. de beschikbare
grond. In ieder geval wordt de bouw vertraagd, nog
afgezien van de verdere voorbereidingen. Wij vragen
ons dan ook af of het niet beter is snel tot noodbouw
over te gaan b.v. in de vorm van een drietal lokalen
of desnoods meer en deze noodbouw dan te realiseren
op een terrein dat bestemd is voor het bouwen van
flatwoningen waaraan we m.i. niet direct behoefte heb
ben. Dit om tijd te winnen voor de voorbereidingen van
de definitieve bouw en de mogelijkheid te krijgen om
daar waar nodig in de toekomst over noodlokalen te
beschikken. Wij zullen zeker in de toekomst vaker met
dit soort problemen worden geconfronteerd.
De heer Schaafsma: De situatie in Aldlan is te ver
gelijken met die in Nijlan zo'n 12 of 15 jaar geleden:
wel huizen, geen voorzieningen. En dan bedoel ik daar
mee niet alleen scholen, maar ook winkels. 15 jaar
geleden moest men de noodwinkel op de hoek en het
ontbreken van de school accepteren door de woning
nood. Dat heb ik destijds als Nijlanbewoner ook ge
moeten, omdat ik blij was met/ een woning. Nu is de
situatie anders. We krijgen nu, door het inmiddels op
geheven woningtekort zeker in kwantiteit dat
het ontbreken van voorzieningen in de wijk zowel
scholen als winkels tot een permanente leegstand in
de wijk kan leiden, omdat de wijk daardoor minder aan
lokkelijk is. Dat kost geld.
Nu wat het voorstel betreft. Het is in tweeërlei op
zicht een noodvoorziening. In de eerste plaats wordt
het ontbreken van de school in de wijk niet opgeheven.
In de tweede plaats is de busdienst zelf een noodvoor
ziening. Wat dacht U er mee te bereiken? Als alles
goed gaat en de kinderen gaan vanuit de wijk met de
bus naar scholen in andere wijken en daar wordt in
derdaad school gehouden ik heb dit in de Onderwijs
commissie ook al gezegd dan loopt het wel. Maar zo
gauw daar een van de onderwijskrachten ziek is, wat
dan? Moet dan de bus apart terug rijden naar de wijk?
Het is een noodoplossing en als zodanig willen we die
wel accepteren, maar niet als de oplossing.
De oplossing die hier gevonden moet worden de
heer Wiersma heeft het zonet ook al gezegd is nood
bouw. Deze noodbouw zou dan gebruikt kunnen worden
niet alleen voor deze wijk, maar ook voor toekomstige
wijken. Dit heeft ook betrekking op het volgende punt;
ik kom daar straks wel op terug. Als wij noodbouw
alleen maar gaan zien als een voorziening voor 3 a 4
jaar in een bepaalde situatie dan is die niet lonend;
dat is logisch. U hebt dit ook duidelijk voorgerekend,
ik heb het nog eens nagerekend en ik ben het er volle
dig mee eens. Maar wij moeten de noodbouw in een
andere conceptie gaan zien. Wat hebben we nu in 12
jaar tijd uiteindelijk gehad. Nijlan, wel huizen geen
scholen; Bilgaard, wel scholen want daar was de plan
ning anders, maar nu liggen de scholen verkeerd en
staan we weer voor het blok. In Aldlê.n zijn we nu
weer voorzichtig, wel huizen, een versneld bouwtempo
in Aldlan-oost, geen scholen. Nu zijn we 12 jaar verder
en zo komen we er nooit uit. De volgende wijk geeft
natuurlijk weer precies hetzelfde te zien als wat we in
Bilgaard gezien hebben. We zullen het dan natuurlijk
weer anders doen i.v.m. de fout die we de vorige keer
gemaakt hebben, dus bouwen we eerst scholen en dan
blijkt de scholenbouwplanning weer verkeerd te zijn.
Er wordt gesproken over een integrale scholenplan
ning. Ik heb in de Onderwijscommissie ook al gezegd:
Het komt toch anders, dat wordt het ook niet. Je kunt
uiteindelijk op dit soort prognoses niet gaan bouwen.
Daar is de bouw te duur voor. We zullen met nood
bouw moeten komen zodanig dat we die noodbouw
kunnen gaan gebruiken in een toekomstige woonwijk.
We moeten noodbouw maken zowel in Aldlan als in
Bilgaard van een gelijk bouwtype, zodat je de zaak
kunt koppelen, uit elkaar kunt halen, zodat je een
soort reservoir hebt waaruit je deze voorzieningen kunt
putten. Op de manier zoals we het nu doen blijven we
altijd met dit soort brokkenmakerij zitten. Het is mijn
bedoeling niet om U ergens de schuld van te geven,
versta me goed. Wat hier gebeurd is, is uit goederbest
gebeurd en dat zal bij de volgende punten ook
het geval zijn. Maar we zullen toch uiteindelijk als
overheid een bepaalde soepelheid in ons beleid moeten
gaan brengen. We kunnen toch aan dit soort aanwijs
bare brokken in de toekomst niet meer voorbij gaan.
Wij krijgen in de toekomst in Camminghaburen weer
dezelfde situatie. Huizenbouw in het noordwesten, maar
wie zegt mij dat daar de scholenbouw adequaat zal zijn.
Laten we er in ieder geval voor zorgen dat we een
zeker reservoir van noodgebouwen gaan maken waar-