2li
uit we kunnen putten. Dan kunnen we met een mini
mum aan definitieve bouw volstaan. Een minimum dat
kleiner is dan het aantal leerlingen dat we hebben,
maar dat we kunnen gaan verplaatsen. Daartoe heeft
onze fractie, hoe klein hij op dit moment ook is, een
motie voorbereid die luidt:
,,De Raad der gemeente Leeuwarden, op 25 juni
1974 in vergadering bijeen, draagt B. en W. op om nog
dit jaar te komen met een voorstel tot bouw van een
semi-permanent schoolgebouw in Aldlan-oost."
De heer Van Haaren: De vorige sprekers hebben m.i.
terecht gesteld dat het probleem waar we nu mee te
maken hebben een algemeen probleem is van onderwijs
voorzieningen voor nieuwe woonwijken. Woonwijken
worden gebouwd, de mensen trekken er heen en ze
moeten zich maar zo'n beetje zien te redden als een
soort moderne Robinson Crusoe's; er is behalve huizen
eigenlijk nog niets. Noodwinkels komen er gauw ge
noeg, maar die hebben ook het grote voordeel dat je
ze zo weer op kunt doeken en er permanente vestigin
gen voor in de plaats kunt zetten. Bij het onderwijs ligt
het helaas een beetje anders. Het zou inderdaad in
het algemeen wenselijk zijn om direct met de scholen
bouw te starten als de mensen zich in de nieuwe wijk
gaan vestigen. Ik weet echter ook wel dat dat een ver
schrikkelijk moeilijke zaak is. Het aantal geboorten in
Leeuwarden loopt steeds terug waardoor ook de be
hoefte aan schoolvoorzieningen in Leeuwarden terug
loopt. De Wethouder vertelde mij gisteren nog dat door
de achteruitgang van het aantal schoolkinderen Leeu
warden het laatste jaar de bevolking van twee scholen
is kwijt geraakt. Je moet dus gewoon oppassen om in
de nieuwe wijken niet te veel en te uitvoerig te gaan
bouwen omdat je dan straks zit met scholen die leeg
staan. De heer Wiersma heeft aangedrongen op nood-
lokalen. Maar dat is ook geen oplossing. Die kan je
echt niet zo gemakkelijk aan de kant zetten als b.v.
een noodwinkel en ze dan vervangen door een perma
nente voorziening. Noodlokalen moeten, om voor rijks
vergoeding in aanmerking te komen, vele jaren in ge
bruik zijn. Daarom is er in de praktijk niets permanen-
ter dan de z.g. loodslokalen. Als je ze eenmaal hebt,
kom je er haast niet meer van af. Er is een andere
oplossing de heer Schaafsma sprak daar ook over
en dat is de bouw van een z.g. semi-permanente
school in Aldlan-oost. We kunnen nu wel lang filoso
feren over het algemene probleem, maar we zitten hier
met de concrete moeilijkheden van de mensen uit Ald
lan-oost en Aldlan-west. Ik geloof ook inderdaad dat
een semi-permanente school in Aldlan-oost misschien
sneller in gedeelten te realiseren zal zijn dan een de
finitieve school. De lokalen zouden dan een oplossing
kunnen bieden voor de kleuters en de kinderen van de
eerste klassen van de lagere school zowel uit Aldlan-
oost als uit Aldlan-west. Het zou een mogelijkheid zijn
om de zaak op een behoorlijke manier te versnellen.
Maar hoe dan ook, zelfs als we hiertoe zouden kun
nen besluiten dan krijgen we de situatie dat in septem
ber die semi-permanente bouw er niet is. De Gemeente
kan wel met de schoolbesturen besluiten om die zaak
op te zetten, maar het zal nog een hele tijd duren eer
die lokalen beschikbaar zijn. Zolang kunnen de ouders
van de kinderen uit Aldlan naar mijn mening bepaald
niet wachten. De bezwaren van de ouders zijn bekend.
Ze hebben een brief geschreven aan de Raad, ze heb
ben hun situatie geschetst tijdens een bijeenkomst van
de Onderwijscommissie. We hoeven daar verder niet
op in te gaan Maar het is duidelijk dat het halen en
brengen van kleine kinderen van en naar school een
onoverkomelijk probleem is dat om een oplossing
vraagt. Ik ben het met de heer Schaafsma eens dat
de enige echte oplossing is het stichten van een school
in deze wijk; dat is de enige reële oplossing. De moei
lijkheden kunnen echter wel worden opgevangen door
het regelen van busvervoer voor kinderen van de kleu
terschool en van de eerste drie klassen van de lagere
school. Dit busvervoer betekent een financiële last voor
de Gemeente daar deze kosten niet vallen onder de
verplichte uitgaven in het kader van het onderwijs. Het
is begrijpelijk dat er, gelet op de financiële positie van
onze Gemeente, stemmen opgaan om deze voorziening
daarom maar niet te treffen. Mijn fractie is het met
deze zienswijze beslist niet eens. De ouders uit Aldlan
hebben recht op onderwijs voor hun kinderen. Zij moe
ten van dit formele recht gebruik kunnen maken. Nu
dat in feite niet kan, dient de overheid hulp te bieden.
Als deze hulp voor de rijksoverheid geen verplichte uit
gave is dan rust deze verplichting wel degelijk op de
Gemeente die toch al zo dikwijls t.a.v. de kosten van
onderwijs moet bijspringen. De bus moet in september
a.s. rijden, hoe dan ook. Voor mijn fractie zijn on
derwijsvoorzieningen zaken waarvan wij in het kader
van de noodzakelijke bezuinigingen af moeten blijven.
Wij ondersteunen dan ook volledig het standpunt van
de meerderheid van het College van B. en W. dat er
bussen moeten worden ingeschakeld voor de kinderen
van Aldlan en wel met ingang van het komende school
jaar. Daarnaast dat ben ik met de heer Schaafsma
eens moet met de grootst mogelijke spoed worden ge
tracht deze kostbare noodvoorziening, die voor de ouders
en de kinderen trouwens ook nog heel veel ongerief
met zich brengt, overbodig te maken. Ik hoop dat de
plannen om te komen tot een semi-permanente school
in Aldlan doorgang kunnen vinden en dat daardoor de
bussen die we nu moeten hebben zo gauw mogelijk
kunnen verdwijnen.
De hear Miedema: De hear Van Haaren hat tige
pleite foar de bus; ek de hear Buising is der foar. Ik
sil net sizze dat ik der tsjin bin, mar ik woe noch
graech ien ynformaesje hawwe. Hat it Kolleezje ek
oerliz hawn mei Dep. Steaten oer hwat der barre sil
mei dit riedsfoarstel as it oannommen wurdt troch de
Ried? Ik haw hjir it léste jier wol gauris heard dat
wy nije taken net op üs nimme meije. Dit is, tocht ik,
in nije taek; ik wol net sizze dat dizze taek net nedich
is. Neffens de wet is lykwols it ride litten fan in bus
by in öfstan fan 4 km tusken wenhüs en skoalle net
forplichte. Wy kinne hjir nou joun wol sizze dat it
nedich is en dat wy in bus ride litte moatte, mar as
Dep. Steaten sizze dat it net mei dan giet it oer. Ik
wol earst wol hwat sicht hawwe op hoe't it sit mei Dep.
Steaten, hwant ik pas der eins foar om to bisluten
ta it ride litten fan in bus hwant op dit bislüt
geane wer minsken mei bern nei Aldlan ta to wenjen;
de minsken dy't der al wenje tinke dat it klear is
wylst der in greate kans is dat it feest net troch giet
omt Dep. Steaten wegerje it bislüt goed to karren.
Dan kin de Ried wol sizze: Wy woene wol mar Dep.
Steaten net, mar as wy fan to foaren witte dat de
kans dat dit goedkard wurdt mar minimael is dan
is it net reéel dit bislüt to nimmen. Ik wol dus graech
witte oft der oerliz west hat mei Dep. Steaten ik
nim eins oan dat dat der west hat en hoe't dat
ütpakt is.
De heer Ten B.rug (weth.): De heer Schaafsma
heeft er op gewezen hoe moeilijk de planning m.b.t.
de scholenbouw eigenlijk is. Ik ben dat helemaal met
hem eens. Wij hebben het inderdaad in Bilgaard net
andersom gedaan dan in Nijlan en beide eindsituaties
waren niet ideaal. Wij hebben hier eigenlijk meer de
methode van Nijlan gevolgd.
Wat de meerderheid van het College nu voorstelt
op de motieven die ook de heer Buising heeft ge
noemd is inderdaad een noodoplossing; het is eigen
lijk een noodoplossing van een noodoplossing en dat is
nog heel iets anders dan noodlokalen. Het is ook be
doeld als een oplossing voor een korte termijn. Hoe korter
die termijn kan zijn hoe voordeliger het is voor de Ge
meente en hoe plezieriger het is voor de bewoners. De
bewoners willen wel graag een bus hebben in deze si
tuatie maar ze hadden duidelijk liever scholen. Dat is
op dit moment niet mogelijk. Het is ook ik heb dat
een paar weken geleden ook gezegd in de Raad
niet gemakkelijk om met drie lagere scholen en drie
kleuterscholen openbaar, prot. christelijk en rooms
katholiek te starten; daarvoor zijn er te weinig kin
deren, terwijl er teveel kinderen zijn om met één bus
te kunnen volstaan.
De heer Buising heeft gevraagd wanneer de bus zal
gaan rijden, de heer Van Haaren meent dat die bus in
september zal moeten rijden en de heer Miedema vraagt
zich af of die bus wel ooit zal rijden. Wanneer de Raad
tot deze uitgave besluit zullen wij in een volgende
raadsvergadering een begrotingswijziging moeten vast
stellen en die moet door G.S. worden goedgekeurd. Wij
hebben hierover niet van te voren overleg gepleegd
met G.S. Ik dacht dat dat principeel ook wel juist was;
wij hebben ieder onze eigen verantwoordelijkheid, een
eigen verantwoordelijkheid van de Raad en een eigen
verantwoordelijkheid van G.S. wat de goedkeuring be
treft. Dit is op zichzelf wel een moeilijk punt, maar het
is een incidentele uitgave. Het gaat om een korte tijd
en de kosten werken niet door in de planning m.b.t.
het komen tot een sluitende begroting. Tegen de tijd
dat we daar aan toe zijn zal de bus hoeveel tegen
slagen we ook nog mogen oplopen wel niet meer
rijden.
Het zwaartepunt van de andere vragen ligt bij de
vraag: Wat moet er nog meer gebeuren dan het laten
rijden van een bus? Er zijn naar mijn mening twee
mogelijkheden ik zeg dat n.a.v. de motie van de
heren Schaafsma en Van der Veen waar ik op zichzelf
geen enkel bezwaar tegen heb n.l.: als het mogelijk
is de permanente bouw voldoende te bespoedigen is
semi-permanente bouw niet nodig, maar is dat niet het
geval dan zal semi-permanente bouw een mogelijkheid
zijn. Over de bespoediging van de permanente bouw
wordt op het ogenblik druk overleg gevoerd. Het is
niet zo dat, zoals de heer Wiersma meende, het bouw
plan niet past op het terrein; op dat punt zijn wel een
aantal perikelen geweest. Maar het grote probleem bij
het ontwerpen van dit scholencomplex was dat de eind
som, al ramende, te hoog was. Wij hebben de zaak op
nieuw bekeken om te zien hoe dicht wij kunnen komen
bij de mogelijkheden die het rijk ons biedt. Het plan is
inmiddels enigszins gewijzigd en donderdag gaat een
delegatie van Gemeente en schoolbesturen naar de
bouwkundig hoofdinspecteur om de goedkeuring van
het gewijzigde plan het oorspronkelijke plan was al
goedgekeurd te bespoedigen; er zijn eigenlijk geen
principiële wijzigingen. Wij zullen dan ook spre
ken over de mogelijkheid dit plan uit te voeren in
fabrieksmatige bouw; het woord is niet helemaal goed,
maar U weet wel wat ik bedoel. (De lieer B. P. van
der Veen: Industriële bouw.) Inderdaad, de heer Van
der Veen redt mij er uit. Dat zou met zich kunnen
brengen dat wij de totstandkoming van het permanen
te gebouw zouden kunnen bespoedigen. Het hangt er
van af of het ontwerp van de heer Teeuw inderdaad
zo aangepast kan worden dat het gebouw niet groter
uitvalt; dat gevaar schijnt er in te zitten omdat men
bij industriële bouw aan bepaalde modulen is vastge
klonken; het terrein is niet zo groot dat het schoolge
bouw een meter of 4, 5 langer zou kunnen worden. Op
dit punt zijn wij dus op het ogenblik zeer actief. Wij
hopen zo spoedig mogelijk de eerste kinderen te kun
nen opvangen.
De heer Wiersma heeft gezegd dat wij nu eigenlijk
al wel met lokalen kunnen beginnen; zet er maar drie
noodlokalen neer. Dat kan bezwaarlijk omdat we dan de
kinderen niet naar de richtingen van het onderwijs en
naar de soort onderwijs (kleuter- en basisonderwijs) op
kunnen vangen. Ik zie de heer Wiersma zijn op zich
zelf wijze hoofd schudden, maar wat ik zeg is toch
echt geen fabeltje; het lukt gewoon niet.
De heer Schaafsma heeft, toen hij over de semi-per
manente bouw sprak, gezegd dat we eigenlijk een soort
pooling zouden moeten hebben van een aantal semi-
permanente lokalen; dan zou je ze kunnen schuiven
naai' de plaats waar ze nodig zijn. Dat is in theorie
waar. De narigheid is altijd dat het niet klopt omdat,
wanneer ze tegen de verwachtingen in op de ene plaats
nog nodig zijn, er al in een andere wijk behoefte aan
is. Op het ogenblik staan in Bilgaard vier noodlokalen.
Twee zijn er in gebruik bij het r.k. kleuteronderwijs
er is een plan onderweg voor de bouw van een twee-
klassige r.k. kleuterschool, maar dat loopt niet zo vlug
als wij gedacht en gewenst hadden. Zou dat wel zo ge
weest zijn dan zouden we wat betreft de voorzieningen
voor de Taniaburgschool helemaal geen moeilijkheden
hebben; die lokalen staan dicht bij de Taniaburgschool
en we zouden ze niet eens hoeven te verplaatsen. We
moeten ons goed realiseren dat verplaatsing van nood
lokalen goedkoop lijkt maar duur is. De prijs van de
noodlokalen valt wel mee, maar als je ze neerzet komt
het bedrag er praktisch nog een keer bij; dat komt
door de voorzieningen in de grond en de voorzieningen
er omheen. Dit betekent dat ook verplaatsing nogal
duur is. Ik geloof wel dat de tegenwoordige lokalen
MS
gemakkelijker te verplaatsen zijn dan vroeger wel het
geval geweest is, want de gemeente Leeuwarden heeft
ook wel eens een houten kleuterschool verplaatst in
de buurt van de huidige h.t.s. en het kwam er op neer
dat die verplaatsing haast even duur was als de bouw
van een nieuwe school; dus financieel wordt je er ook
niet zoveel beter van.
Het laten rijden van een bus is een financiële last.
Als je heel strikt uit onderwijskundig oogpunt in
wettelijke zin redeneert dan zeg je: Het hoeft niet.
De heer Miedema heeft er ook al op gewezen dat de
scholen in Nijlan binnen de 4 kilometergrens liggen; dit
vervoer is dus niet verplicht. Ik dacht dat je dit i.v.m.
de omvang van het probleem en i.v.m. de hele situatie
van de woonwijk Aldlan het is eigenlijk meer een
aanvulling op de moeilijke situatie van het Aldlan zelf
dan een probleem in de onderwijssfeer moet nemen.
Ik ben van mening dit geldt dan ook voor de meer
derheid van het College dat wij dit wel moeten doen.
Het is wel een vervelende financiële last, maar het is
een aflopende zaak. Wij moeten ons best doen die bus
weer kwijt te raken je kunt dit niet volhouden als
er meer kinderen komen; dan wordt het een onmoge
lijke situatie door een andere en betere voorziening
te realiseren.
Op zichzelf heb ik geen enkel bezwaar tegen de mo
tie, maar ik zou de zaak graag wat breder willen be
kijken. Ik dacht dat de indieners van de motie, mij
beluisterd hebbende, die wel zouden kunnen intrekken.
De heer Buising: ik ben het wel met de heer Ten
Brug eens dat het enorm moeilijk is om termijnen te
noemen waarbinnen je met definitieve bouw in Aldlan-
west klaar zou kunnen zijn. Ik ben me er ook wel van
bewust dat het nu voor hem praktisch onmogelijk is
om welke toezegging dan ook te doen i.v.m. de even
tuele semi-permanente bouw in Aldlan-oost. Maar aan
de andere kant en dat is, dacht ik, van mij wel be
kend ben ik een voorstander van wat de heer
Schaafsma zopas heeft gesuggereerd, n.l. het bij de
Gemeente in bezit hebben van een aantal verplaats
bare noodlokalen. Ik meen dat ik het zelfs de vorige
keer nog heb genoemd toen we de brief van de bewo
ners bespraken. Al met al heb ik de neiging de motie
van de heren Schaafsma en Van der Veen te steunen.
De heer Van Haaren: Ik voel er ook voor de motie
te steunen. Het is een heel reële zaak om dit op die
manier aan de orde te stellen.
Het betoog van de Wethouder spreekt mij wel aan;
daar hoef ik verder niet op in te gaan. Maar de opmer
king van de heer Miedema zit mij gewoon een beetje
dwars. Hij zegt: Wat doen we nu als G.S. zeggen dat
het niet door kan gaan. Ik vind dat wij als Raad onze
eigen verantwoordelijkheid hebben. Wij zijn het bestuur
van de gemeente Leeuwarden. Wij weten dat er bezui
nigd moet worden en dat wij als Gemeenteraad op een
gegeven ogenblik prioriteiten moeten stellen. Eén van
die prioriteiten is het onderwijs. In deze zaak stellen
wij heel duidelijk die prioriteit. Het gaat ons geld kos
ten, maar de Wethouder heeft al uitgelegd dat het geen
structureel verstorende factor is, dat het echt een tij
delijke zaak is. We gaan er naar streven om hoe dan
ook te proberen die bus zo gauw mogelijk te laten rij
den, maar hem ook zo gauw mogelijk weer te laten
verdwijnen. Maar wij hebben de verantwoordelijkheid
als Raad t.a.v. de situatie die in Aldlan is ontstaan.
Ik herhaal, die ouders hebben recht op onderwijs voor
hun kinderen en ze kunnen in een groot aantal geval
len van dit recht op het ogenblik geen gebruik maken.
En dan ligt het op onze weg om voorzieningen te
treffen. We moeten niet proberen de zwarte Piet toe
te spelen in het volgende voorstel komt het ook
weer aan de orde aan G.S. en te zeggen: We te-
glnnen er maar niet aan want het wordt toch afge
wezen. (De hear Miedema: Dat haw ik net sein.) Ik
meende dat te beluisteren in Uw woorden. De hele
vraagstelling van „wat doen G.S." vind ik eigenlijk niet
relevant. Ik vind dat wij onze eigen verantwoordelijk
heid moeten dragen en dat wij die beslissing nu t.a.v.
deze concrete situatie moeten nemen. (De heer Rijpma:
Dan hebben de ouders nog niets.) Als G.S. nee zeggen,
dan hebben de ouders nog niets, maar dan hebben wij
als bestuur van deze Gemeente onze eigen verant-