jür-jg m «aEMMnm -.«r woordelijkheid t.a.v. deze zaak gedragen. (De heer Kijpma: Dan wassen wij onze handen in onschuld.) Mee, je wast je handen in onschuld als je zegt: Wij kunnen er niets aan doen; G.S. zijn de grote boos doeners. (De heer Kijpma: Dat hebben wij niet ge zegd; U draait de zaak om.) U had het over het was sen van handen in onschuld. De beste manier om je handen in onschuld te wassen is om altijd die zwarte Piet toe te spelen aan G.S. (De heer Kijpma: Geel' dan eens aan waar bespaard moet worden.) (De Voor zitter: Is de heer Van Haaren klaar?) Nee, de heer Rijpma interrumpeert mij en ik wil hem antwoorden. Ik zeg nogmaals, wij dragen onze eigen verantwoor delijkheid. Wij kunnen best aan G.S. duidelijk maken dat wij ons er erg goed van bewust zijn dat we moeten bezuinigen. Wij kunnen ook best duidelijk maken dat wij die bezuinigingen niet willen in de sector Onderwijs en zeker niet t.a.v. deze zaak. De heer Wiersma: Ik wil toch nog even terug ko men op de noodlokalen. De Wethouder heeft op mijn woorden gereageerd met te zeggen dat we dan ae ver schillende richtingen die we bij het onderwijs kennen niet onder kunnen brengen. (De heer Ten Brug (weth.) Op dit moment niet.) Op dit moment kan dat misschien niet. Maar als ik de bedragen bij elkaar tel en ik be denk wanneer de scholenbouw waar we over spreken gerealiseerd kan worden, dan ben ik het helemaal eens met wat in de raadsbrief staat, n.l. dat de definitieve school in Aldlan-west er niet eerder zal staan dan bij de aanvang van het schooljaar 1976; en we mogen nog blij zijn ais we dat halen. De semi-permanente bouw die in de motie van de heren Schaafsma en Van der Veen wordt voorgesteld zal m.i. eveneens veel te lang duren om een oplossing te kunnen brengen. Wanneer wij dan toch de moed zouden hebben om het voorstel dat hier ligt met de daaraan verbonden financiële con sequenties voor te leggen aan G.S., waarom vragen wij dan niet aan G.S. om een paar verplaatsbare noodloka len die we kunnen bekostigen uit die gelden de heer Schaafsma heeft daar ook over gesproken en die we bovendien naderhand kunnen gebruiken daar waar de moeilijkheden zijn. Want wij zullen er met het op lossen van het probleem dat nu speelt niet zijn. Ik dacht dat we in de toekomst meer van deze gevallen zuilen meemaken, temeer daar het onderwijs enorm in ontwikkeling is de vernieuwingen die worden door gevoerd spelen daarbij een rol en ook het aantal leer lingen dat wij in de toekomst tegemoet zullen moeten zien de verminderingen van de aantallen vooral zal problemen brengen, hetzij hier, hetzij daar. (De heer Ten Brug (weth.): Voor minder kinderen hoeven we toch geen noodlokalen!) Dat hangt er helemaal van af waarvoor die noodlokalen dan bestemd zijn. Ik dacht dat we nog niet helemaal uitgebouwd waren. Ik dacht dat, als we inderdaad de moed hebben om ja te zeggen tegen het voorstel van B. en W., we ook de moed zou den moeten kunnen opbrengen om deze financiële mid delen te vragen voor noodlokalen. De heer Schaafsma: Ik dacht dat de vorige spre kers wel ingehaakt hebben op hetgeen ik gezegd heb wat die noodlokalen-voorzieningen betreft. Ik heb ge lukkig in het antwoord van de Wethouder enige vrij heid gekregen die ik via het agendapunt niet had; hij heeft n.l. zelf gesproken over de situatie in Bilgaard m.b.t. de noodlokalen daar en de voorzieningen die eventueel bij de Taniaburgschool en de Krijn van den Helmschool moeten worden getroffen. Onze gedachten- gang bij het indienen van deze motie m.b.t. verplaats bare noodlokalen van een zekere kwaliteit is dat je misschien twee vliegen in één klap kunt slaan, n.l. dat je in Aldlan-oost begint met een deelschool van een zelfde bouwtype als de noodlokalen die je daar op dit ogenblik nodig zou hebben. U moet mij goed verstaan, ik zeg „nodig zou hebben". Als we het uit onderwijs technisch oogpunt bekijken heb je daar op het ogen blik lokalen nodig; die vallen ook buiten de financiële mogelijkheden in Bilgaard. Maar als je nu in Aldlan- oost en in Bilgaard een verspreide opstelling van nood lokalen hebt en je kunt dan na vijf jaar die noodloka len langzamerhand uit Bilgaard naar Aldlan-oost bren gen en eventueel later van Aldlan-oost naar Cammin- ghaburen dan beperk je het financiële aspect waar het altijd om gaat. Noodlokalen voor vijf of zes jaar zijn totaal onrendabel; dan krijg je een te hoge exploitatie, dan moet je op de knieën; dat is ons duidelijk. De ach tergrond van de motie is dat wij af moeten zien te komen van teveel definitieve bouw in een te vroeg sta dium of in een te laat stadium. Dan blijven we met dit soort zaken zitten dan is dit niet de laatste keer noch in Bilgaard noch in Aldlan, dan zitten we over vier of vijf jaar in Camminghaburen weer met precies dezelfde feiten. Het is toch te verwachten dat, als de woningnood minder wordt en men royaal kan kiezen, men met in een wijk gaat wonen waar geen voorzie ningen zijn; dan blijft men in zijn eigen wijk wonen en dan krijgen wij te maken met leegstand t.a.v. nieu we wijken, hetgeen ons extra geld gaat kosten. Wij zulien naar een zekere flexibiliteit moeten dat is de achtergrond van de motie. Ik heb in die motie ook duidelijk geen eisen gesteld. Ik heb een voorstel aan B. en W. gedaan om eens te onderzoeken of in deze richting op korte termijn iets mogelijk is. Ik heb wat dat betreft heel vriendelijk gevraagd om op deze ma nier deze aspecten eens met elkaar te bekijken. Wij komen bij het volgende agendapunt ook juist weer op die aspecten terug. In Bilgaard is het uiteindelijk uit onderwijstechnisch oogpunt nodig noodlokalen te bou wen. Maar als je het zuiver financieel gaat bekijken dan kan je het niet waar maken want na vijf jaar zijn die noodlokalen niet afgeschreven en zit je met de strop. Je zult dus met die noodlokalen, als je die wilt, iets moeten doen. Ik dacht dat de combinatie hier voor de hand zou liggen. Ik weet het niet zeker, ik ben als raadslid in zekere zin zonder meer leek. Daarom heb ik de vraag gesteld aan Uw organisatie of dit inder daad ,,to bisykjen" valt. De hear Miedema: It wie de bidoeling net dat ik yn twadde ynstansje noch ris wer oan üe gong soe, mar de hear Van Haaren frege noch om in antwurd. Ik hoopje dat Jo, mynhear de Foarsitter, my tasteane aat ik mm dat fia Jo jow. De hear Van Haaren docht hiel flink. Hy seit: „Wij zijn het bestuur en wij zullen het regelen; het onder wijs is'belangrijk en wij zullen bepalen waarvoor geld uitgegeven wordt en waarop bezuinigd wordt." Sjoch, dat klinkt hiel moai yn sa'n seal, mar hy wit like goed as ik dat sok praet klearebarre ünsin is. Wy kinne wol sizze dat wy dit dogge, mar hy wit ek wol dat, as Dep. Steaten sizze dat dy ütjefte net dien wurde mei, it feest net troch giet. En dêr moatte wy rekken mei halde. Dêrom freegje ik oan B. en W. oft hja der ienich sicht op hawwe hoe't dit komt. It is üs sa't wy hjir sitte der allegearre om bigoun de minsken dêr to helpen dizze problemen op to lossen. En dan is it gjin oplossing wittens en mienens in op lossing to sykjen hwer't jo fan witte dat dy net troch- gean kin. Dan moat jo sjen oft der mear mooglik- heden binne. Dit is in goed foarstel, mar der binne mear mooglikheden. Jo moat jo earst óffreegje hoe great de kans is dat dit réalisearre wurde kin. As dat dan ütlein wurdt as in oar de swarte Pyt ta spyljc en de hannen der öf waskje dan siz ik dat dat der hie lendal neat mei to meitsjen hat. Ik bin bliid dat de mearderheit fan de Ried better wit hoe't it mei Dep. Steaten wurket as de hear Van Haaren it wit. De heer Visser: In het ontwerp-besluit wordt voor zien in het vervoer van kleuters en leerlingen van de eerste drie leerjaren van het basisonderwijs. Ik heb mij even afgevraagd of dat geen grote problemen zal oproepen i.v.m. de verschillende lestijden van de kleu ters en de jongste leerlingen van het basisonderwijs. Mijn vraag is daarom ook: Klopt het cijfer van f 30.000,dan ga ik dus uit van twee bussen met de werkelijkheid? Heeft de Fram dit lestijdverschil wel ingecalculeerd? Want dat roept natuurlijk proble men op; ik denk alleen maar eens aan die kleuters. De hear Singelsma: It wie net myn plan hjir it wurd to fieren oer dit Onderwerp, hwant it foarstel fan it Kolleezje liket my ridlik. (De heer B. P. van der Veen: De geest is gewillig maar het vlees is zwak.) (Gelach) De natuer is sterker as de lear, buor- man. Ik tocht dat it foarstel fan it Kolleezje ridlik wie om in koarte tiid dizze saek to oerbrêgjen. It foar stel fan de hear Schaafsma om in pear needlokalen efter de han to hawwen soe fansels noch better wêze. Dat ik dochs even it wurd freegje komt troch in op merking fan de hear Miedema. Hy freget: Hwat sillc Dep. Steaten der fan sizze? Sjoch, wy witte it antwurd fan Dep. Steaten noch net, mar wy hoege üs net liede to litten troch de freze dat Dep. Steaten dit net goed harre. Ik fyn dat net in stanpunt dat hjir nei foaren brocht hoecht to wurden. Wy kinne rêstich öfwachtsje hwat Dep. Steaten mei dizze nije ütjefte dwaen sillc en dan nei bifyn fan saken hannelje. De heer Ten Brug (weth.): Ik dacht dat ik niet hoef in te gaan op de woordenwisseling tussen de heren Van Haaren en Miedema waarin nu ook de heer Sin gelsma zich heeft gemengd. Ik ben het in zoverre met de heer Singelsma eens dat ik heb het in eerste in stantie ook al gezegd wij onze eigen verantwoorde lijkheid hebben en dat G.S. hun eigen verantwoorde lijkheid hebben; dat is niet G.S. de zwarte Piet toe spelen, maar je moet G.S. ook niet onze verantwoorde lijkheid laten overnemen. Wat die noodlokalen betreft, meen ik, dat er, mis schien ook wel door mij, wat een misverstand in het spel is gekomen bij de heer Wiersma, maar daar heb ik eigenlijk niets anders op te zeggen dan ik in eerste instantie al heb gezegd. Het gaat er bij mij om dat we naar mijn mening op dit moment moeten besluiten een bus te laten rijden; daar zijn ook de heren Schaaf sma en Buising het mee eens. Maar direct na dit mo ment moeten we, behalve goedkeuring vragen aan G.S. voor goedkeuring van G.S. is verkregen kan de bus niet rijden; dat is ook duidelijk gezegd in do openbare vergadering van de Onderwijscommissie verder kijken om te bezien hoe we de rijtijd van de bus kunnen bekorten. Ik had wat bezwaar tegen de motie omdat er in staat: „om nog dit jaar te komen met een voorstel tot bouw van een semi-permanent schoolgebouw in Aldlan-oost." Ik geef toe dat dat een oplossing is. Definitieve bouw kan wel eens lang op zich laten wachten; je hebt ondertussen toch gebou wen nodig en start dan met een semi-permanent ge bouw in Aldlan-oost dat je later best nog kunt uit breiden; die semi-permanente bouw zou dan gewoon het begin zijn van het nieuwe schoolgebouw in Aldlan- oost. Dat lees ik uit de motie van de heer Schaafsma. Nu zeg ik dit: Er zijn eigenlijk twee mogelijkheden die je zou moeten onderzoeken. De tweede is dan: Kan je ook de bouw van de definitieve school, b.v. door industriële bouw, versnellen Ik zou beide mogelijk heden willen proberen. Als de indieners van de motie er geen bezwaar tegen hebben dat die tweede moge lijkheid er aan toegevoegd wordt, dan heb ik geen en kel bezwaar tegen de motie. Hij is me nu te eng; ik zou meer dingen willen onderzoeken. (De heer Schaaf sma: Akkoord.) Prachtig. Wij zitten hier wat in een bijzondere situatie omdat we weten dat er naast dat definitieve gebouw nog ccn tweede scholencentrum moet komen. Ik heb het idee dat, wanneer dit eerste definitieve schoolgebouw er staat, wij zeer spoedig misschien wel op hetzelfde moment zullen moeten starten in Aldlan-oost. Daar kan dan dat semi-permanente gebouw voor gebruikt worden en dan hoeven we het niet eens te verhuizen; verhuizen kost erg veel geld. Verder hebben we dan altijd nog mogelijkheden met de vier lokalen in Bil gaard. In de toekomst blijft er misschien in Bilgaard nog wel meer over, maar daar spreken we dan wel over in een volgende ronde. Ik heb er op dit moment niets meer aan toe te voegen. De Voorzitter: Ik zou van mijn kant ook nog graag iets willen zeggen, niet over het probleem als zodanig maar over de kwestie die door de heer Miedema aan de orde is gesteld, waar de heer Van Haaren op ge reageerd heeft en waar ook de heer Singelsma enkele woorden aan gewijd heeft. Dit gaat om een algemeen probleem; dat speelt bij dit punt, dat speelt bij het vol gende punt en dat heeft ook in vorige vergaderingen van de Raad al gespeeld; het zal ook in volgende ver gaderingen van de Raad nog bij herhaling naar voren komen. Het gaat om de vraag in welke gevallen wij nieuwe verplichtingen op ons kunnen nemen, in welke gevallen het verantwoord is dat wij beslissingen nemen 5 21 zonder dat wij er een schijnvertoning van maken, want daarvoor hebben wij te waken. Het is te goedkoop hier te zeggen dat het akkoord is, terwijl wij drommels goed weten dat het achteraf niet wordt toegestaan; dat zou een onjuist beleid zijn. Wij zitten in de art. 12-situatie; wij hebben een aan vullende bijdrage gevraagd en die hebben wij voor het eerst gekregen over het jaar 1973. Daaraan zijn voor waarden verbonden door de staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Financiën. De Raad en het Col lege hebben bij het toekennen van een aanvullende bij drage de verplichting gekregen geen beslissingen te nemen die nieuwe verplichtingen voor de Gemeente met zich meebrengen waarvoor geen dekking kan wor den aangegeven. Betekent dat dat wij niets meer kun nen? Dat is niet het geval. Als er dringende gevallen zijn, als er problemen opdoemen waarvan wij de nood zaak kunnen aantonen wij mogen niet zonder meer beslissen; dat kon in het verleden wel maar nu niet meer dan kunnen wij een voorstel doen via G.S. aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en dan kunrfen wij voor die nieuwe uitgave, niettegen staande de art. 12-situatie, toestemming vragen. Men zal ons dan allereerst vragen of wij dekking kunnen aangeven. In vele gevallen, waaronder het onderhavige, zullen wij moeten zeggen Nee, er is op dit moment geen dekking. Dan zullen G.S. en de Staatssecretaris nee zeggen, tenzij wij kunnen aantonen dat het gaat om een zeer dringende voorziening die echt geen uitstel gedoogt en waarvoor geen redelijk alternatief aanwe zig is. Als er wel een redelijk alternatief aanwezig is zal de zaak onverbiddelijk moeten worden uitgesteld tot het opstellen van de saneringsnota. Als' wij bij het opmaken van de saneringsnota menen dat dit soort uitgaven per se moeten worden gedaan, akkoord; daar zullen G.S. en de Staatssecretaris niet over vallen. Maar wij zullen dan in deze zaal moeten bepalen dat we andere dingen nalaten om daarmee dekking te krij gen voor die nieuwe uitgaven. Dat is het beleid dat wij moeten voeren. Als wij dus tussentijds dringende zaken hebben die geen uitstel gedogen hebben wij geen zeker heid dat wij daarvoor goedkeuring krijgen, maar dan zullen wij dat is de taak van B. en W. daarvoor gaan vechten bij _G.S. en eventueel bij de Staatssecre taris. Maar ik moet U wel zeggen dat, als wij tussen tijds voor wij met de saneringsnota komen met deze voorstellen komen, wij er wel van overtuigd moe ten zijn dat het om zaken gaat waarvoor in deze pe riode geen redelijke alternatieven zijn en die zeer drin gend zijn. Dat moet ons beleid zijn tot wij de sane ringsnota maken; bij het maken van die nota wordt een keuze gedaan. Dan gaan we metelkaar uitmaken waar we het geld dat beschikbaar is voor willen uit geven. Ik hoop dat ik enige duidelijkheid heb ge bracht in de totale problematiek waar we mee te ma ken hebben en dat U nu ongeveer weet wat de moge lijkheden zijn. Nog één opmerking. Ik onderschrijf met nadruk het geen weth. Ten Brug heeft gezegd, n.l. dat het een on juist beleid zou zijn om van te voren naar G.S. te gaan om te vragen of zij het zullen goedkeuren. Want dan leggen wij de verantwoordelijkheid op een plaats waar die niet thuis hoort. Die ligt hier. Wij zullen binnen het kader dat ik net schetste moeten uitmaken welk beleid wij voeren; dan moeten we afwachten of G.S. het al dan niet goedkeuren. De heer Visser: Ik heb nog geïnformeerd naar het kostenaspect m.b.t. de verschillende lesuren. De heer Ten Brug (weth.): Wij menen dat wij met twee bussen kunnen volstaan. Er zal op verschillende punten waarschijnlijk enige aanpassing van lesuren moeten komen. Dat is nog niet definitief onderzocht, maar dat zal nog wel gebeuren. Ik geloof dat een aan passing van de lesuren beter is dan het laten rijden van een derde bus. Wij moeten metelkaar de eindjes aan elkaar knopen. De Voorzitter: Heb ik het goed begrepen dat de heren Schaafsma en Van der Veen na de uiteenzetting van de Wethouder hun motie intrekken? (De heer Schaafsma: Ik heb begrepen dat de Wethouder de motie wat heeft verruimd en heeft overgenomen.) U

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 3