ifjo
dat het standpunt van de waarnemend Inspecteur van
het lager onderwijs op het moment van de behandeling
van dit voorstel bekend is. Daardoor blijft er voor het
College naar mijn oordeel ook geen enkel alternatief
over; dat is er niet. (Dat betekent niet dat ik het
College het recht van beroep wil ontzeggen; de be
roepsprocedure die wettelijk is geregeld kunt U volgen
als de Inspecteur zijn goedkeuring onthoudt aan de
verdere dependancevorming.) Daarom heb ik ook de
vrijmoedigheid gevonden de motie van de heer Buising
mede te ondertekenen. Ik sta daar volledig achter.
Naar mijn mening is er dus voor het College ik
praat niet over het minderheidsstandpunt; dat deel ik
geen enkel alternatief.
De heer R. P. van der Veen: Als ik straks niet voor
het voorstel van de meerderheid van het College zou
stemmen dan mag daaruit niet worden afgeleid dat
ik dat een oneerbaar voorstel vind. (De Voorzitter:
Dat had ik van U ook niet verwacht, mijnheer Van
der Veen.)
De heer Ten Brug (weth.)Ik zit een beetje moei
lijk, ik vorm met weth. Tiekstra een minderheid in
het College. (De Voorzitter: Misschien hebt U het
juist daarom niet moeilijk.) Nee, als U wilt dat ik
reageer op de opmerkingen uit de Raad niet. (De heer
Vellenga: Tenzij de meerderheid ook wil spreken;
maar die zou dan eerst moeten spreken.) Ja, dat is
het punt. (De heer 15. P. van der Veen: Kan het niet
tegelijk
De Voorzitter: Ik wil in dit geval wel enkele woor
den zeggen namens de meerderheid van het College.
Ik kan bijzonder kort zijn. De meerderheid van het
College onderschrijft volledig de bezwaren die naar
voren zijn gebracht m.b.t. de huidige situatie. De meer
derheid is alleen van mening dat, binnen het kader
van de uiteenzetting die ik bij het vorige punt heb
gegeven, de Raad de beslissing overeenkomstig het
standpunt van de minderheid niet kan nemen voor
dit najaar, wanneer wij wel dekking kunnen aangeven
door op andere dingen te bezuinigen. De meerderheid
meent dus dat dit een minder urgent punt is maar
dat kan natuurlijk een beoordelingsverschil zijn
dan het vorige, maar ook de meerderheid onderschrijft
volledig dat dit een probleem is.
De heer Ten Brug (weth.): Ik zal het ook kort
houden. De meeste opmerkingen die gemaakt zijn en
die er voor pleiten de lokalen wel te bouwen kan ik
onderschrijven.
De heer Schaafsma heeft nog een opmerking ge
maakt over het hard maken van de zaak. Hij heeft
gevraagd of we het zo kunnen spelen dat deze lokalen
later naar Aldlan kunnen. Dat is wel een gedachte die
ik wil meenemen, maar ik dacht dat het moeilijk is om
dat hard te maken omdat wij op een onzekere toe
komst spelen. Ik dacht dat het meest harde is
dat is ook door de heer Visser opgemerkt
de opvatting van de Inspecteur. Ik meen dat je
met een zekere vrijmoedigheid kunt zegen dat,
als je dit probleem betrekt op het bijzonder onderwijs
waarbij je zou moeten beoordelen of de voorziening
in de sfeer van art. 72 al dan niet de grens van de
eisen overschrijdt, dit verplichte uitgaven zouden zijn.
Nu, mutatis mutandis kun je m.i. dan ook m.b.t. het
openbaar onderwijs zeggen dat dit verplichte uitgaven
zijn. Op grond daarvan meen ik ook dat we deze uit
gave met recht zouden kunnen bepleiten.
De heer Wiersma heeft er nog even op gewezen
dat het aantal leerlingen in totaal achteruit loopt. Dat
ben ik met hem eens. De heer Van Haaren heeft er
ook al op gewezen bij de behandeling van het vorige
punt dat wij vanaf september vorig jaar tot nu toe
een aantal leerlingen zijn kwijt geraakt dat overeen
komt met het aantal leerlingen van twee zesklassige
scholen. Die ontwikkeling zal nog wel doorgaan, maar
dat zet zich het minst door in de nieuwe wijken. Dat
blijkt op dit moment ook. De Krijn van den Helmschool
groeit nog steeds en de prognoses zijn zo dat we in
derdaad nog een vrij lange tijd moeten rekenen op
negen leerkrachten; als het een beetje meevalt dan
zitten we in 1978 op acht leerkrachten, maar dan moet
er ook niets ongunstigs gebeuren. Het is bekend wat
de reden is dat deze scholen moeilijk zitten. De stich
tingsplannen voor scholen in het oostelijke deel van
Lekkumerend zijn van de kaart geveegd doordat door
verandering van de rijkswegen en allerlei andere re
denen het plan Lekkumerend-oost aanmerkelijk kleiner
is geworden dan aanvankelijk de bedoeling was. Met
die ontwikkeling is by de oorspronkelijke bouw van
de Krijn van den Helmschool in Lekkumerend-west
hetzelfde geldt overigens voor de Prins Bernhardschool
geen rekening gehouden. Die teruggang van het
aantal leerlingen is er dus wel, maar de feiten in deze
wijken dit geldt voor de Krijn van den Helmschool
èn de Taniaburgschool zijn dat daar de groei nog
wel een aantal jaren zal doorgaan. Als ik zie dat de
Taniaburgschool volgens de verwachtingen op 16 sep
tember op 251 leerlingen zal zitten, terwijl op 16 sep
tember 1972 het aantal 237 was, dan is dat wel een
duidelijke sprong. Voorlopig is ook niet te verwachten
dat we daar beneden komen. Ik wijs er dan ook nog op
dat de minimumgrens voor acht leerkrachten 232 leer
lingen is. We houden nog lange jaren wat deze school
betreft de behoefte aan acht lokalen.
De heer Wiersma heeft ook nog gevraagd of het
een groot bezwaar is de grens te veranderen. Dat zou
kunnen, maar dat kan niet met één pennestreek. Dan
zouden er heel wat leerlingen naar de J. H. Nieuwold-
school moeten worden overgeplaatst en dat is niet
gemakkelijk; dat past niet, de systemen sluiten hele
maal niet bij elkaar aan. Ik wil dat niet wegen in
waarde voor beide scholen. Natuurlijk is het bij ver
huizen een normale zaak dat kinderen naar een an
dere school gaan, maar dan gebeurt het niet massaal;
dan gaat het om een paar leerlingen zo nu en dan en
dat kan elke school ook wel opvangen. Als dat niet
zou kunnen, zouden we nooit op het onderwijsvlak kun
nen experimenteren, want het is natuurlijk onmogelijk
om op alle scholen tegelijk te experimenteren in deze
tijd van experimenten. Als je dat zou willen dan zou
het al bijzonder dwaas zijn om overal dezelfde experi
menten in te voeren want dan leer je er niets van.
Het verschil tussen de meerderheid en de minderheid
van het College is inderdaad de taxatie van de nood
op dit moment. Ik geloof dat je het ook zo moet zeg
gen. Als we het nu niet doen zullen we straks bij de
saneringsnota deze zaak moeten bekijken, als we het
wel doen dan nemen we dit gewoon mee als een vast
gegeven voor de saneringsnota, dan besluiten we nu al
over deze uitgave. Ik zie daar niet zo'n groot princi
pieel verschil in. Maar willen we het halen dan moeten
we het nu ook besluiten, want we krijgen nog de
kwestie van de goedkeuring van G.S. en wat daar
allemaal achteraan komt. De Voorzitter heeft dat bij
het vorige punt al uiteen gezet. Ik hoop dat we het
dan dit jaar de lokalen moeten nog gebouwd wor
den voor elkaar krijgen. Dat kan nog precies want
per 1 januari 1975 moet de Taniaburgschool het zesde
lokaal van de Johannes Bogermanschool verlaten. Als
we een beetje geluk hebben dan zouden we het nog
net in dit jaar kunnen redden.
Ik heb dat zult U begrijpen van mijn kant
geen enkel bezwaar tegen de motie die is ingediend.
De Voorzitter: Is er behoefte aan een tweede in
stantie of kunnen we stemmen? Ik dacht dat we de
zaak voldoende hebben besproken. (De lieer Vellenga:
Kan de meerderheid van het College de motie niet
overnemen?) Dat zou wel kunnen, maar laten we
maar duidelijk vaststellen wie voor en wie tegen een
dergelijke zaak is.
De motie van de heren G. Buising, T. H. van Haa
ren, J. Schaafsma, J. B. Singelsma en L. Visser wordt
aangenomen met 27 tegen 3 stemmen. Tegen stem
men de heren G. F. Eijgelaar, K. J. de Jong (weth.)
en K. Weide (weth.). (Applaus op de publieke tribune)
Punt 19 (bijlage no. 198).
Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou over dit punt'
nog een paar opmerkingen willen maken. Het zal D
ongetwijfeld bekend zijn dat, ondanks de tariefaan-»
passingen van de laatste twee jaren, het exploitatie
tekort van de amateurafdeling van het Muziekinsti
tuut toch nog gestegen is met f 60.000,Dit betekent
S)3'
dat we met de tariefaanpassingen de stijging van de
exploitatielasten nog steeds niet bijhouden. Dat lijkt
mij na de punten die wij zoéven hebben besproken toch
een zorgelijke kwestie. Ik denk dat we in het najaar
ons wel zullen moeten buigen over de tarieven van
het Muziekinstituut teneinde te komen tot een betere
regeling die in elk geval maakt dat we weten waar
we aan toe zijn en die het tekort niet elk jaar doet toe
nemen.
Nu stelt U voor om de tarieven voor de lessen voor
het algemeen vormend muziekonderwijs niet te verho
gen. Ik kan me hier volkomen achter plaatsen omdat
ik nog steeds van mening ben dat deze lessen wel vol
ledig door de tarieven gedekt worden en zeker wan
neer U het aantal leerlingen brengt op 17, een aantal
dat, jammer genoeg, aan de hoge kant is. Juist als wij
zeggen dat het algemeen vormend muziekonderwijs de
basis moet leggen voor de muziekkennis en de belang
stelling voor muzikale vorming moet aankweken dan
zou het zo belangrijk zijn dat je met een kleine groep
zou kunnen werken zodat de leraar ook werkelijk de
gelegenheid heeft om de leerlingen, die allemaal nog
erg jong zijn, de belangstelling bij te brengen. Dit be
tekent niet dat ik mijzelf tegenspreek als ik zeg dat
de zaak kostendekkend moet zijn, want ik meen dat,
wanneer f 90,per leerling per jaar betaald wordt
voor een wekelijks lesuur en er zouden 17 leerlingen
zijn, het lesgeld meer bedraagt dan de kosten van
een lesuur.
Dan iets over het voorstel t.a.v. de ensemblelcsscn.
Als er geen belangstelling voor is hoef ik me geen
zorgen te maken over de slechts f 120,die hiervoor
gevraagd wordt; ik zal U hier maar niet mee ophou
den.
Dan de harmonie- en fanfare-orkestleerlingen. Ik
zou eigenlijk wel eens antwoord willen hebben op de
vraag of met dit tarief een indirecte subsidiëring van
de harmonie- en fanfare-orkesten bedoeld wordt. Na
tuurlijk zijn die orkesten mij zeer dierbaar, maar of
het juist is om ze op deze manier te subsidiëren, waag
ik te betwijfelen. Ik kan mij niet voorstellen dat U
met een tarief van f 120,per jaar voor een weke
lijks lesuur van 30 minuten kunt komen tot de ge
dachte dat U ook nog voor groepen van 2, 3 leer
lingen enz. het tarief moet verlagen. Er mag hier
toch wel even heel duidelijk gesteld worden dat de
opbrengst van een wekelijks lesuur van 60 minuten
maximaal f240,is, terwijl dat lesuur ons misschien
f 1.300,of f 1.400,kost. Bij dit tarief speelt het
helemaal geen rol welke draagkracht de ouders van
de leerlingen hebben. Mij is uitgelegd dat dit komt
omdat deze leerlingen gestuurd worden door de har
monie- en fanfare-orkesten die blijkbaar ook het les
geld betalen. Ik vind dit een heel moeilijke zaak. De
vraag blijft of dit nu een indirect subsidie aan die or
kesten is. Ik zie dus geen reden om het tarief van
f120,niet te verhogen; ik vind het juist ongezond
het nu niet te doen. Dat het do vorige keer van f 80,
op f 120,gebracht is, was naar genoeg, maar zoiets
komt alleen omdat we een aantal jaren niet aanpas
sen en het, wanneer we het dan wel doen, meteen zo
rigoureus moet. Wanneer U zelf kunt berekenen dat
op die lessen zo'n grootv bedrag moet worden toege
legd, dan lijkt het mij onverantwoord om nu weer ccn
jaar over te slaan met een tarief verhoging; des te
harder komt het een volgende keer weer aan. U stelt
nu voor om voor de groepjes van deze leerlingen de
tarieven te verlagen; vorige keer waren er geen groep
jes, zodat elke leerling die les kreeg die f 120,- - be
taalde. Nu zou ik er in elk geval voor willen pleiten
dat, als U meent dat U hier geen 11 verhoging
toe kunt passen, U eist dat de groepjes uit ten minste
drie leerlingen bestaan, zodat er dan tenminste voor
een lesuur een redelijke opbrengst is. Nu stelt U voor
dat het bij twee leerlingen f78,per leerling wordt;
dat brengt dan f 156,per lesuur op. Maar ik geloof
beslist niet dat U zo door kunt gaan tot een groep
van vijf leerlingen, want volgens Uw voorstel krijgt
U bij een groep van vijf leerlingen maar een opbrengst
van f 180,omdat per leerling maar f 36,per uur
wordt betaald. Het is natuurlijk niet waar dat vijf leer
lingen aan de school even veel of even weinig werk ge
ven dan anderhalve leerling. Ik pleit dus voor het op
trekken van dat tarief met 11%%Verder pleit ik cr
voor te bepalen dat, wanneer er groepjes zijn, er ten
minste drie of meer leerlingen moeten zijn en dat U
het tarief bij vijf leerlingen niet tot f 36,verlaagt,
omdat ik dat toch werkelijk wel een al te rigoureuze
verlaging van het tarief vind.
De heer Ten Brug (weth.)Mevr. Visser is begon
nen met de opmerking dat ondanks de tariefverho
gingen de netto lasten van het Muziekinstituut stijgen.
Ik wil er op wijzen dat wij bij de begroting een be
drag van f25.000,meer-opbrengst hebben geraamd;
daartoe heeft de Raad besloten. Dit voorstel is niet
meer dan de uitwerking van dat besluit van de Raad,
n.l. het verhogen van de tarieven om de f 25.000,
meer-opbrengst te verkrijgen. Natuurlijk zal deze zaak
maar niet alleen deze ook bij de saneringsnota
aan de orde komen.
Mevr. Visser gaat akkoord met de f 90,lesgeld
voor het algemeen vormend muziekonderwijs, maar zij
vindt 17 leerlingen wel wat veel. Er wordt ook wel
voor gepleit het algemeen vormend muziekonderwijs
te integreren in het gewone onderwijs; als je het in
dat licht bekijkt dan is een klas van 17 leerlingen
erg klein. Men heeft bij het Muziekinstituut de erva
ring dat het met 17 leerlingen wel kan. Men heeft
dit dus vanuit de praktijk van het Muziekinstituut
voorgesteld en op grond daarvan waren er onzerzijds
geen bezwaren tegen dit aantal en vonden wij geen
redenen aanwezig om het aantal te verlagen. Ik vind
dit aantal wel redelijk als ik een vergelijking trek
met de klassegrootte van het gewone onderwijs.
Mevr. Visser heeft ook een aantal opmerkingen ge
maakt over de harmonie- en fanfare-orkesten. Ik wil
niet ontkennen dat dit een stimulering is van het
korpswezen, als ik het zo even mag zeggen. Dit wordt
niet alleen door ons gestimuleerd maar ook door de
Provincie. Wij krijgen daar ook subsidie voor. Waar
om hebben wij bij deze lessen niet de 11%% verho
ging toegepast Wij komen met dit voorstel al minstens
op die f25.000,wij zitten al hoger dan wij ge
raamd hadden. Verder heeft de ervaring geleerd dat
men die f 120,ervaart als een geweldige hijs. Nu
wij met de andere verhogingen al op die f 25.000,
komen, was er o.i. voor de verhoging van dit tarief,
ook al gezien de vrij forse verhoging van de vorige
keer, geen aanleiding. Waarom ook nog groepen van
twee leerlingen In feite kwam het er een aantal
jaren geleden op neer dat hangt ook samen met
het soort instrumenten dat het haast individuele
lessen waren. Dat was ook de motivering om van
f 80,naar f 120,te gaan. Nu wil men proberen
het aantal groepslessen ook bij deze instrumenten weer
wat te stimuleren, maar het hangt wel heel erg van
de instrumenten af of dat groepen van twee, drie,
vier of vijf leerlingen kunnen worden. Het voorstel
m.b.t. deze groepslessen is gewoon gebaseerd op prak
tijkervaring. Of dat nu even veel of even weinig werk
meebrengt kan ik moeilijk beoordelen. Het is een feit
dat, als er groepen zijn, wij duidelijk boven die f 120,
per uur komen; en dat is voor mij voldoende om te
zeggen: Laten we het maar proberen. Ik heb ook geen
enkel bezwaar tegen een minimum aantal van twee.
Mevr. Visser-van den B.os: Als de Wethouder stelt
dat wij deze zaak maar moeten bewaren tot de sa
nering, dan wil ik mij daar op het ogenblik bij neer
leggen. We kunnen beter de tarieven dan in hun ge
heel bekijken dan dat we nu op één onderdeel blijven
hangen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig, het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering
voor de koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergade
ring.
De heren H. B. Beuckens en P. D. van der Wal heb
ben inmiddels de vergadering verlaten.
Punt 20 (bijlage no. 182).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.