4 Ik heb mij laten verzekeren dat het rentereservefonds inderdaad een fonds is waaruit dit behoort te worden gefinancierd en ik dacht dat het betoog van de heer Miedema daarmee niet in tegenspraak was. Meer durf ik er niet van te zeggen. De heer Hoekstra: Ik zou nog graag even in wil len haken op de woorden van de heer Miedema. Ik krijg het gevoel dat hij de gedachte heeft dat wij niet blij zijn met deze verbeteringsplannen. Wij zijn dat juist wel. (De hear Miedema: Dat haw ik net sein. Ik haw allinne mar sein dat wy bliid wiene. Ik haw my oan jimme net weage.) De heer Miedema begon met te zeggen: In tegenstelling tot de mening van de heer HoekstraHet gaat niet om het feit dat wij niet blij zijn dat deze verbeteringsplannen uitge voerd worden, het gaat er meer om of de procedure die gekozen wordt juist is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 17 en 18 (bijlagen nos. 319 en 318). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij, voordat wij punt 19 gaan behandelen, eerst punt 20 afhandelen. Punt 20a (bijlage no. 316). Aanbeveling: 1. de heer Hj. Vijver; 2. de heer T. van der Meulen. Benoemd wordt de heer H. Vijver met 36 stemmen (de heer T. van der Meulen 1 stem). Punt 20b (bijlage no. 314). Voordracht voorzitter: de heer ir. D. Tuinstra; leden: de heer H. Achterhof; de heer Jj. Tiekstra. De heer C. de Jong: In de raadsbrief staat dat er 5 bouwkundigen in deze commissie zitting zullen heb ben. Als ik de nu voorgedragen mensen goed ken, dan dacht ik dat deze commissie straks zal bestaan uit 7 deskundigen op bouwkundig terrein. Dat is voor mij een beetje teleurstellend, omdat ik de angst heb dat dan het commerciële element in de commissie niet vol doende tot zijn recht komt. Wij zouden kunnen stellen dat de man die uit de commissie gaat geacht zou kun nen worden een vertegenwoordiger van het bedrijfs leven te zijn. Daarom vind ik het gewoon jammer dat er niet opnieuw iemand uit het bedrijfsleven in de wel standscommissie wordt benoemd. Ik hoop evenwel dat de commerciële belangen toch op een goede wijze be hartigd zullen worden, maar ik meende toch deze op merking te moeten maken. De Voorzitter: Wat die bouwkundigen betreft zou ik willen opmerken dat er straks inderdaad 5 bouw kundigen in de commissie zitten en 2 mensen die er wel iets van begrijpen; zo zou ik het willen formule ren. (Gelach) Ik heb er alle vertrouwen in dat die mensen ook echt rekening zullen houden met de be langen waar de heer De Jong op doelde. Benoemd wordt tot voorzitter van de Welstands adviescommissie de heer ir. D. Tuinstra met 35 stem men (2 stemmen blanco); tot leden van die commissie worden benoemd de heren H. Achterhof met 36 stem men (1 stem blanco) en J. Tiekstra met 36 stemmen (1 stem blanco). Punt 20c (bijlage no. 320). Aanbeveling: de heer D. Minkema. Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stem men. Punt 20d (bijlage no. 321). Voordracht mevr. Q.A. van Deen te Leeuwarden; de heer J.A. van Belkum te Goutum; mejuffrouw C.J. Breman te Leeuwarden; de heer M. de Haan te Leeuwarden. Benoemd worden de voorgedragenen met algemene stemmen. Punt 20e. Benoemd worden in de Commissie van rapporteurs voor de behandeling van beleidsnota, saneringsplan en wijziging gemeentebegroting 1975 de heren J. de Beer, G. Buising, A. Klomp, J.B. Singelsma en P.D. van der Wal, allen met algemene stemmen. Punt 20fw Met algemene stemmen worden benoemd: in afd. I: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma en A. Willemsma-de Jong en de heren H. ten Hoeve, J. Schaafsma en J.B. Singelsma; in afd. II: mevr. mr. E.N.J. Smit en de heren G. Bui sing, drs. M.H.G. de Greef, H. Meijerhof, N. Sterk en L. Visser; in afd. III: mevr. G. Visscher-Bouwer en de heren ir. C.G.H. Geerts, O. Heidinga, J.F. Janssen, J, le Jong en W. Miedema; in afd. IV: de heren J. de Beer, J. Hoekstra, C. de Jong, J. Knol en K. Spoelstra; in afd. V: de dames A.J. de Vos en M.M.Th. Visser van den Bos en de heren 9- Bouma, H. Jansma en P.D. van der Wal; in afd. VI: de heren A. Klomp, W.S.P.P. de Leeuw, dr. W.A. de Pree, A. Pronk en P. van der Veen. De heren J.F. Janssen en C. de Jong vormden met de voorzitter het stembureau. Punt 19 (bijlage no. 243). De Voorzitter: Ik zou willen vragen of er iemand is die opmerkingen van algemene aard ik gebruik niet de woorden algemene beschouwingen wil ma- De heer Ten Hoeve: In het jaar 1511 kwam onze stad in grote moeilijkheden. Op en om de Nieuwestad woedde een hevige brand die dreigde over te slaan naar het noordelijke stadsdeel. Juist op het kritieke ogenblik, zo meldt ons de onvolprezen Wopke Eekhoff ,,ging de heilige moeder Anna op het dak der Wes- terkerk en keerde de vlammen af met haren uitge spreide mantel". In het jaar 1974 verkeert Leeuwarden weer in moei lijkheden, financiële moeilijkheden deze keer. Om uit deze moeilijkheden te komen heeft de gemeenteraad op de staatssecretaris van Financiën een beroep ge daan om als een soort heilige Anna de moeilijkheden af te keren. De staatssecretaris heeft daarop geant woord dat hij wel hulp wil bieden, maar dat hij tegelijk eist dat ook de gemeente Leeuwarden een groot deel van de blussingswerkzaamheden voor haar rekening zal nemen. Met dit blussingswerk bent u op het ogen blik als college bezig. U heeft ons toegezegd dat wij omstreeks 18 november een ontwerp-beleids- en sane ringsnota kunnen verwachten. Om te komen tot een definitieve beleidsnota, een bijbehorend saneringsplan en een herziene begroting 1975 heeft u een schema op gesteld. Wij kunnen ons met de door u voorgestelde behandelingswijze verenigen. Nu staat vanavond op de agenda de behandeling van de begroting 1975. Eigen lijk is dat een wat zinloze zaak, omdat een groot deel van deze begroting door de beleids- en saneringsnota op losse schroeven kan komen te staan. Maar de raad kan niets anders doen dan vóór 1975 een begroting vast stellen. De staatssecretaris eist dat van ons. Wij als P.v.d.A.-fractie willen dit agendapunt dan ook zien als een formele zaak, hoewel wij ons realiseren dat wij ons, door deze begroting aan te nemen, vastleggen op een aantal punten, m.n. op het terrein van de subsidies. Afsluitend zou ik willen zeggen: Mijn fractie zal voor deze op ongewijzigd beleid gebaseerde begroting 1975 stemmen en haar beleidsuitgangspunten, voorstel len, vragen, op- en aanmerkingen opschorten tot de behandeling van het aangekondigde beleids- en sane ringsplan met bijbehorende herziene begroting. Overi gens wens ik u als college de hulp van de heilige Anna en eventueel andere heiligen toe bij alle werkzaam heden verbonden aan de opstelling van de toegezegde stukken. De heer Heidinga: De heer Ten Hoeve heeft zo veel heiligen ten tonele gevoerd(De heer Ten Brug (weth.): En dan komt Heidinga.) (Gelach) Ik vind het bijzonder knap van u dat u dat nu al ge constateerd heeft. Ik had het eigenlijk niet willen zeggen, maar n.a.vi al die heiligen doe ik het wel. Er is een versje dat de Geuzen zongen in de tijd van Alva. Dat is: Help nu uzelf, zo helpt u God. Ik zal het maar niet verder op zeggen. Dat staat Leeuwarden ook te doen, dacht ik. Zolang ik in deze raad zit is het nog nooit gebeurd dat hier een begroting in behandeling wordt genomen waaraan niet een intensief overleg, een in tensief beraad over en weer tussen het college van b. en w. en alle mogelijke afdelingen, is vooraf ge gaan. Dat is mij nog nooit overkomen, dit is heel iets nieuws voor mij. Dat komt natuurlijk omdat de heer Ten Hoeve merkte dit ook op het zo'n bij zondere situatie is waarin wij momenteel zitten. Ik hoef dit niet nader aan te duiden, het is onder ons nu wel in ruime mate bekend. Ik zal daar ook niet meer van zeggen. Wij hebben er in onze fractie geen bezwaar tegen om deze begroting zo zonder verdere discussie vast te stellen en om, als wij de sancringsnota in behande ling nemen, de zaak definitief aan te pakken. Voordat wij dat doen, moet ik toch wel zeggen dat er in mijn fractie een paar vragen zijn gerezen. Als het mogelijk is zouden wij daar toch graag iets naders over horen. Deze vragen betreffen de gevolgen die het vaststellen van deze begroting heeft voor het eerste kwartaal, eigenlijk de eerste 4 maanden, van 1975. De behande ling van de begroting is op 15 april, dus dan zijn er 3V2 maand om. Moeten er nu betalingen en uitkerin gen plaats vinden op basis van deze begroting? Het is dan toch wel een vastgestelde begroting. Als dat zo is, wordt daardoor het saneringsbedrijf dan niet doorkruist of bemoeilijkt? De laatste vraag is: Is het mogelijk de betaling van sommige bedragen een voor lopig karakter te geven en de ontvangers daarvan mee te delen dat een herberekening op jaarbasis zal moeten volgen nadat de raad de saneringsnota heeft aanvaard en vastgesteld? (De Voorzitter: K'unt u een voorbeeld noemen waar u wat betreft dit laatste op doelt?) Ik vraag in eerste instantie of het nodig zal zijn dat er irit het eerste kwartaal 1975 bepaalde bedragen worden uitgekeerd. (De heer Ten Brug (weth.): Bedoelt u subsidies of zo?) Het hoeven geen subsidies te zijn. Het kan straks blijken dat wij op een aantal posten gaan beknibbelen, terwijl wij in die eerste 3 maanden eigenlijk al zouden moeten uitkeren, dach ten wij, volgens de bedragen van de begroting die wij hebben vastgesteld. (De Voorzitter: U bedoelt posten die discutabel kunnen worden, dus geen salarissen e.d.) Dat zou naar onze mening voor kunnen komen. Daarom vraag ik of het mogelijk is dat wij dan al vast een slag om de arm houden en zeggen: Het wordt nader verrekend op jaarbasis?. Dan zouden er, dach ten wij, minder moeilijkheden uit voortkomen. Mis schien zien wij de hele zaak wat te zwaar, maar wij wilden hier toch graag iets naders over horen. De heer Schaafsma: Ook ik zou willen beginnen met te stellen dat de begroting 1975 nu gedegradeerd is tot een agendapunt op een normale raadsvergade ring. Het is eigenlijk niet meer dan een nodige forma liteit, maar het is wel een formaliteit in afwachting ,van de sanering. Ik kom dan al vrij snel bij het punt waar de heer Heidinga ook naar vraagt. Juist omdat het een formaliteit is, dacht ik dat een ieder, die af hankelijk is van subsidie of van onderhoudsposten die gewijzigd kunnen worden, er in 1975 terdege rekening mee moet houden dat het bij de sanering wel eens tot andere bedragen kan komen dan die welke nu op de begroting staan. Het is ook onder deze voorwaarde dat onze fractie deze begroting als een formaliteit wil zien en voor deze begroting wil stemmen. Deze begroting is voor ons niets anders dan het uitvloeisel van een z.g. financieel ongewijzigd beleid. Het is de laatste in dit kader, het is de laatste in afwachting van de sanering. Ik dacht dat wij heel duidelijk moesten zijn en ook heel duidelijk moesten vastleggen dat dit een formaliteit is en dat iedereen die afhankelijk is van gemeentelijke bij dragen er nu al rekening mee moet mouden dat de be dragen in 1975 wel eens anders uit kunnen komen dan ze nu in de begroting staan. Als dat op dit moment van beide kanten duidelijk is, hebben wij geen enkele behoefte om dat is deze begroting nu eigenlijk al verkapt een soort sanering toe te passen. Dan ne men wij deze bedragen zonder meer zoals u ze stelt en komen wij bij de saneringsnota punt voor punt wel met bezwaren, positieve dingen enz. Dat is wat ik er op dit moment van wil zeggen. De hear Singelsma: It is noch net earder bard dat in bigreating degradearre is ta in hammerstik en dat de gemeente Ljouwert „stadskyn" wurden is fan Den Haech. Nou wisten wij dat al lang fansels, mar nou't it yn sokke ekstreme foarmen ta üs komt haw ik der wol hwat muoite mei om dat to akseptearjen. It is in formele kwestje en dêrom leau ik dat it net folie sin hat om fierder op dit punt yn to gean. Allinnieh, ik foar my fyn it in hwat fornederjende posysje hweryn wy hjir joun meielkoar forkeare. De FoarsitterDêr kin ik net goed tankc wol op sizze. De heer Visser: Ik zou nog een vraag willen stel len over de behandelingsprocedure. Het is een vraag achteraf, maar ik zou deze toch nog willen stellen. Na de raadsvergadering van maandag 16 september hebt u de fractievoorzitters en de leden van de Com missie voor de Financiën bijeen geroepen om van ge dachten te wisselen over de behandelingsprocedure voor de komende begroting, de beleidsnota en het sane ringsplan. Nu achteraf zit ik met de vraag of wij met name voor de vergadering van afdeling II, de portefeuille van weth. Ten Brug, wel aan één avond voldoende zullen hebben. Zou het niet prettig en ver standig zijn om een reservedatum vast te stellen? Pret tig voor de betrokken leden om die datum dan tijdig te kunnen noteren en verstandig omdat de materie die daar behandeld zal worden het, dacht ik, wel waard is. De heer Ten Brug (weth.): Ik wil beginnen met een opmerking van de heer Singelsma. Hij constateert dat wij toch wel in een heel vernederende positie zit- teni. Ik begrijp dat niet helemaal goed. Wat is er aan de hand? Leeuwarden zit in financiële moeilijkheden en doet een beroep op artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet. Leeuwarden beweegt zich daarmee helemaal niet in een vernederende positie, maar in een positie waarin meer gemeenten verkeren en waar voor bovendien door het rijk bepaalde procedures en mogelijkheden zijn vastgesteld. Wat is alleen het bij zondere van dit geval? Wij moeten dat is op zich zelf ook een heel normale zaak in het jaar vooraf gaande aan het begrotingsjaar de begroting vaststel len. Het is ook een eis van de minister dat hij, in ver band met de vaststelling van de aanvullende uitkering, de aanvraag daarvoor vóór 1 januari moet hebben. Er is op zich niets vernederends aan om aan die eis te voldoen. Wij zouden ook wel aan de eis m.b.t. het sa neringsplan hebben kunnen voldoen, ware het niet dat er na september een ander college is opgetreden. Wij meenden aan de minister te moeten vragen dat weet de raad ook of de indiening van de sanerings nota een kwartaal zou kunnen worden opgeschoven. Wij halen het niet, hebben wij gezegd. De minister heeft hierin toegestemd. In het andere geval was deze begroting inderdaad niet aangenomen, maar wel de be groting die u straks alsnog vaststelt door een wijzi- gingsbesluit op de begroting die wij nu zullen vast stellen. Ik vind hier eerlijk gezegd niets vernederends in. Ik vind het öen normale affaire. Bovendien kan ik ook niet zeggen dat wij op zich door Den Haag slecht behandeld zijn, slechter dan andere gemeenten. Wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 3