6
hebben over 1973 een behoorlijke uitkering gekregen.
Ik verwacht dat ook voor 1974 en wij zullen vermoe
delijk in 1975 ook nog wel een uitkering krijgen.
Met dit laatste ben ik op het punt gekomen waar
ook de andere sprekers het over hebben gehad en waar,
dacht ik, enig misverstand over is. Wij moeten met
ingang van 1976 met een sluitende begroting komen.
Wij moeten vóór april of in april aan de minis
ter laten zien dat wij daartoe inderdaad in 1976 kun
nen komen. Daarom zullen in het jaar hieraan vooraf
gaande, in 1975, een aantal maatregelen moeten wor
den genomen. Er worden inderdaad in 1975 beslissin
gen genomen t.a.v. maatregelen die in 1975 nog niet
werken, maar die wel ingaande 1976 kunnen werken.
Daarbij horen, dacht ik, o.a. de subsidies. Voor de
meeste gesubsidieerde instellingen loopt het boekjaar
van januari tot januari. In april 1975 kan je moeilijk
tegen deze instellingen zeggen: In oktober 1974 hebben
wy de begroting vastgesteld, maar i.v.m. de bezuini
gingsnota hebben wij dit nog eens bekeken en wij vin
den dat er maar 25% af moet. Dat is niet reëel, want
die mensen starten in januari. U zult daarom straks
voorstellen zien, eventueel m.b.t. de subsidies, die in
1976 ingaan. Dat is dan ook inderdaad het kritieke
jaar waar het helemaal op slaat. Er zijn natuurlijk wel
een aantal subsidies waarbij het anders kan. Ik noem
b.v. Cambuur die per seizoen 1975/1976 werkt.
Het zou dus mogelijk zijn om in april, wat de subsidie
regeling betreft, een besluit te nemen dat al doorwerkt
in 1975. Het is duidelyk dat het nieuwe boekjaar van
Cambuur dan nog moet ingaan en dan zitten er geen
moeilijkheden bij.
De heer Schaafsma heeft opgemerkt dat er ook be
sluiten kunnen worden genomen op het terrein van het
onderhoud. Dat is inderdaad waar. Wij zullen dan na
het tweede kwartaal deze onderhoudsposten eventueel
terug moeten drukken. Het zou natuurlijk wel goed
zijn dat, als het onderhoud niet door de dienst maar
door particulieren gebeurt, je de betrokkenen waar
schuwt dat het niet onmogelijk is dat wij na 1 april
op een lager niveau zullen gaan zitten. In de tussen
tijd draaien wij door op hetzelfde niveau dan tot nu
toe en dat zal ook moeilijk anders kunnen, want wij
weten niet welke beslissingen de raad in april zal ne
men op dit punt. Wij kunnen moeilijk maatregelen
vooraf nemen. Ik wil t.a.v. de onderhoudskosten ook
nog wel even opmerken dat wij waarschijnlijk wat be
treft de vergoeding aan de scholen wat zullen moeten
bijstellen. Wij moeten op grond van de wet vóór 1
maart een beslissing nemen over het bedrag per leer
ling en het zal niet de eerste keer zijn dat die beslis
sing moet worden herzien op grond van cijfers uit de
begroting die daarna wordt vastgesteld. Dat zal ook
deze keer wel gebeuren want in april stellen wij de
wijziging van de begroting 1975 vast en die heeft ook
consequenties voor de doorwerking van het openbaar
naar het bijzonder onderwijs.
De heer Ten Hoeve heeft nog even gewezen op de
andere kant van de zaak. Hij zegt: Het nare is dat wij
ons al op een aantal subsidies vastleggen. Dat is,
dacht ik, net de component van de opmerkingen van
het C.D.A. Het is inderdaad waar, maar dat geldt al
leen voor het eerste jaar. De raad kan in volle vrijheid
beslissen hoe het in 1976 met de subsidies zal moeten.
Ik dacht niet dat dat grote problemen zal opleveren.
Wat de opmerking van de heer Visser betreft, n.l. dat
het wel eens meer dan één avond per afdeling kan
kosten, ik hoop eerlijk gezegd dat het niet nodig zal
zijn. Maar als ik denk aan al het voorbereidende werk
dat er gedaan is en aan alle vergaderingen die gehou
den zijn ik dacht dat het aantal vergaderingen wat
mij betreft in de buurt van de 30 ligt dan zou het
wel eens kunnen zijn dat er een tweede avond zou
moeten komen als je enigszins in die sfeer zou willen
blijven. Maar misschien valt het mee; als de nota
duidelijk is en dat zullen wij proberen dan hoeft
u er geen moeite mee te hebben. (De heer Visser: Ik
denk even aan de combinatie onderwijs-financiën; daar
zit volgens mij het probleem.)
De Voorzitter: Volgens mij zouden wij moeten over
wegen of wij deze keer niet beter onderwijs en finan
ciën kunnen splitsen. Misschien kunnen wij het beste
de onderwijskwesties op de geplande datum behande
len u krijgt nog een schema en de financiën naar
het eind schuiven. Het zou wel eens goed kunnen zijn
dat wij de discussies van de afdeling die betrekking
heeft op de financiën houden als alle andere onder
werpen doorgepraat zijn. (De heer Ten Brug (weth.):
Ja, het is de vertaling van het beleid.) Over het onder
wijs wordt altijd vrij uitvoerig gediscussieerd en die
discussie moet ook tot zijn recht kunnen komen. Het is
dus het beste de discussie over het onderwijs te houden
op de geplande datum en er een datum aan toe te voe
gen voor de discussie over de financiën; wij zouden
dan ook nog een reservedatum vast kunnen leggen
voor het geval dat één avond niet genoeg is. Wij zul
len ons daar in het college nog even op beraden. Ik
ben er wel zeker van dat één avond voor afdeling II
niet genoeg zal zijn.
De hear Singelsma: Doe't de wethalder my it
earst biandere tocht ik al „Wat eer geschiedt uw doch
ter, hja wurdt fan in dronken husaer thus brocht, nou
sil der wol hwat swaeije.". En it komt ek üt. Doe't de
wethalder syn forhael halde, moast ik tinke oan de
„muiterij" op de Sawn Provinsjes. Dy minsken kamen
yn opstan tsjin it wettich gesach, hja waerden string
straft en op 't lést krigen hja graesje fan it doedes-
tiidske kabinet en hja wiene noch tankber ek. Sa
praet de wethalder ek likernöch. Der is in Finansiéle
Forhaldingswet dy't net allinne de lytse gemeenten
mar ek de middelgreate gemeenten oan alle einen en
kanten tokoart docht, op it gebiet fan it ünderwiis,
op de forgoeding foar skoallokalen, op it gebiet fan
de ütkearingen per ynwenner. En hwat seit de wet
halder: Ja, mar wy krije ek hiel hwat jild werom fan
it ryk, wy binne hielendal net sa min üt. My tinkt dat
hjir in abnormale saek ta in normale saek forheven
wurdt. En dat fyn ik in fornederjende situaesje. En
dan sizze jo wol dat it hjir net it plak is om dêr tsjin
to protestearjen en dat dat yn de V.Ni.G. barre moat;
dat wit ik fansels ek wol. Mar it is üteinliks it regear,
it sintrale gesach, dat üs hjir tokoart docht en net
allinne üs, mar alle gemeenten dy't yn dizze situaesje
sitte. En dat fyn ik dus in situaesje dy't forkeard is
en dêr't wy net allinne hjir mar ek op oare plakken
tsjin protestearje moatte.
De heer Knol: Nog een praktisch vraagje over uw
voorstel een splitsing aan te brengen tussen onder
wijs en fintnciën en daarvoor dus twee afdelingsver
gaderingen te houden. Houdt dat in dat de samenstel
ling van afdeling II veranderd zal worden? Ik zou
mij dat kunnen voorstellen. (De Voorzitter: Nee, de
leden van die afdeling moeten tweemaal opdraven.)
De heer Heidinga: Als ik het antwoord van de wet
houder van Financiën goed begrepen heb, dan is het
zo dat er mogelijk wel enige bezuinigingen zullen kun
nen worden doorgevoerd in 1975, maar dat op het
merendeel van de posten in dat jaar niet bezuinigd
kan worden op grond van het feit dat wij nu de be
groting vaststellen. En dan vraag ik mij echt af of
ik voor deze begroting zal stemmen. (Mevr. Visscher-
Bouwer: Dan stemt u tegen; dat geeft toch niets!)
Dat dat u niets kan schelen neem ik direct aan. Ik
kan niet overzien welke consequenties het heeft als
wij nu de begroting aannemen. Ik wil graag weten
hoe dat ligt, waartoe wij ons verbinden. Als wij ons
echt verbinden tot deze hele begroting dan eis ik ook
een volledige behandeling daarvan. (De heer Ten Brug
(weth.)Wij hebben u toch al gezegd dat u zich
daartoe niet verbindt!) Niet? (De heer Ten Brug
(weth.): Nee, want u weet dat u nog een kans krijgt
om deze begroting te wijzigen.) Maar u hebt in uw ant
woord gezegd dat er natuurlijk een heleboel dingen
vastliggen en dat veranderingen ten aanzien daarvan
pas in 1976 komen.
De Voorzitter: Er zijn een aantal veranderingen
die pas in 1976 volledig tot uitdrukking komen. Er
komt een overgangsfase. De herziene begroting 1975
zal er echt anders uitzien dan de begroting die u van
avond vaststelt. Het tekort op de herziene begroting
zal aanzienlijk kleiner moeten zijn. Hoe groot het te
kort op de herziene begroting zal zijn is nog niet te
zeggen. Wij zitten in een overgangsfase en een deel
7
van de uitgaven kan niet meer worden gewijzigd,
maar u kunt bij de behandeling van het beleidsplan
wel degelijk beslissingen nemen die al doorwerken in
de loop van 1975. Onderhoud is daarvan al een dui
delijk voorbeeld; wij behoeven met bezuinigingen op
die post niet te wachten tot 1 januari 1976. Een aan
tal beslissingen kunnen al worden uitgevoerd direct
na de vaststelling van het beleidsplan en de herziene
begroting, andere wijzigingen kunnen pas na een paar
maanden ingaan en er zijn beslissingen die inderdaad
pas per 1 januari 1976 doorgevoerd kunnen worden.
Maar dat komt allemaal tot uitdrukking in de herziene
begroting. Er zijn bezuinigingen, waaronder op subsi
dies, die al in de loop van 1975 kunnen worden aan
gebracht. Er zijn echter ook subsidies die op jaar
basis worden gegeven en die kunnen niet voor 1 ja
nuari 1976 worden gewijzigd. Maar dat zou in de prak
tijk ook het geval zijn geweest als u nu voor 1975 de
definitieve begroting had vastgesteld, want er zullen
allerlei instanties zich moeten kunnen instellen op de
gewijzigde situatie. Er komt dus wel degelijk een her
ziene begroting 1975 en die moet met een aanzienlijk
kleiner tekort te voorschijn komen. Hoeveel er be
zuinigd kan worden kunen wij nu nog niet zeggen,
want dat zal in belangrijke mate afhangen van de
beslissingen die de raad neemt over de beleidsnota.
De heer Visser: Maar voor 1975 komt er een al
of niet gecorrigeerde begroting met als uitgangspunt
het ongewijzigd beleid.
De heer Ten Brug (weth.): Je moet beginnen bij
het werkelijke tekort; dat werkelijke tekort ongewij
zigd beleid weten wij voor 1975; dat is 10 miljoen.
De heer Schaafsma: Ik geloof dat de wethouder
en ik even langs elkaar heen hebben gepraat. Het
ging er mij om bij het onderhoud is dat wel duide
lijk geworden dat, als je in de loop van 1975 gaat
streven naar een evenwichtsituatie in 1976, dat be
tekent dat van ons afhankelijke mensen, of dat nu
particuliere bedrijven zijn of toeleveringsbedrijven, er
in de loop van 1975 rekening mee moeten gaan houden
dat het anders wordt. Het is eerlijk dat op dit mo
ment te zeggen. Hoe het precies wordt kunnen wij
niet zeggen, maar je moet nu de rode gcvarenlantaarn
al buiten hangen, want anders lopen die mensen stuk.
En dat is het punt waar het mij om gaat. Hetzelfde
geldt voor subsidies. Als je subsidies gaat geven op
jaarbasis en je ziet op dit moment een stijging van
23 y2 vergeleken met vorig jaar dan zeggen wij
misschien niet allemaal Als dit zo doorgaat dan
zitten wij binnen de kortst mogelijke tijd weer in het
schip. Misschien komen dus ook in die sector cor
recties. En dan is^het m.i. goed om de buitenwacht die
van ons afhankelijk is er op te wijzen dat men te ma
ken krijgt met een andere situatie. Deze mensen heb
ben het recht daar een lange tijd van te voren op te
kunnen inspelen. Dat is voor ons het punt. Als daar
rekening mee wordt gehouden dan kunnen wij met
deze begroting 1975 als formaliteit zonder meer wel
akkoord gaan. Ik zeg dus voor de derde keer dat het
vaststellen van deze begroting een formaliteit is die
in de loop van 1975 consequenties voor iedereen
kan hebben; het hoeft niet, maar het kan. En daar
moet iedereen rekening mee houden, want als in april
iedereen plotseling met grote schrikogen gaat zeg
gen: „Maar hier hebben wij niet op gerekend.", dan
gaat het mis. Dan maken wij op dit moment de fout
dat wij het niet duidelijk genoeg hebben gesteld. Het
is vanavond zeker onze taak om heel duidelijk op tafel
te leggen: Mensen, in april barst hier en daar de bom,
u zult misschien per 1 januari 1976 in een heel an
dere situatie zitten, misschien zelfs al eerder.
De heer Ten Brug (weth.): Ik moet maar weer
met de heer Singelsma beginnen. Die meent dat, als
je hem het eerst neemt, daar wat achter zit. Hij is
zelfs zover gegaan dat hij mij hier de een of andere
Colijn-rol heeft toebedeeld. (De hear Singelsma: Dat
haw ik net sein.) Jo hiene it oer de Sawn Provinsjes,
net? (De hear Singelsma: Jo priizgje dit bilied fan
it regear ek noch min ofte mear. Jo sizze: Wy krije
in hiele protte jild werom. En dat wie myn argumin-
taesje.) Nu is het natuurlijk wel zo dat je soms iemand
eerder prijzende dan kritiserende het graf in kunt wer
ken; dat weet u ook wel. Ik dacht dat wij de zaak heel
nuchter moesten bezien. Leeuwarden zit in een si
tuatie waarin ook veel andere gemeenten verkeren.
Dat is een algemeen punt. U zegt dat Leeuwarden
„stadskyn" is, maar u zou hebben moeten zeggen dat
Leeuwarden ook „rijkskind" is, want b.v. Den Haag
en Amsterdam zijn ook „rijkskinderen", Lemsterland
en Dantumadeel waren het maar zijn het nu niet meer.
Natuurlijk zijn er een aantal oorzaken voor deze si
tuatie. Eén daarvan is ongetwijfeld dat de Financiële
Verhoudingswet niet helemaal goed werkt. U zult
straks in het beleidsplan kunnen lezen dat er verbete
ringen verwacht mogen worden en die lopen dan ook
wel in de miljoenen wat betreft de rijksuitkeringen.
Dat kan ook niet anders want het aantal gemeenten
dat in deze bijzondere situatie kwam was erg groot
en het is altijd de bedoeling geweest dat art. 12 een
bijzondere situatie zou zijn. Als er dus veel gemeen
ten in die situatie komen dan deugt er iets niet want
niet iedereen kan in een bijzondere situatie verkeren.
Er zijn van rijkswege enige verbeteringen aange
bracht. Ik wil u wel zeggen dat ik van mening ben
dat er nog meer aan moet gebeuren en dan m.n. in
de doeluitkeringensector. Er zou in die sector wat
onderwijs en politie betreft een herstel van de situatie
moeten komen, want de doeluitkeringen worden aan
de gemeente gegeven om te doen voor onderwijs en
politie wat men denkt dat nodig is; en dan moet die
uitkering eigenlijk ook het bedrag zijn dat je daar
voor nodig hebt. Dat is een algemeen punt en wilt u
dat op het algemeen gemeentelijke vlak brengen dan
wil ik u daarin, ondanks de Zeven Provinciën, wel
volgen.
Dan kom ik nu bij de opmerkingen van de heer Hei
dinga. Wij hebben elkaar misschien verkeerd begrepen.
Ik heb niet zonder opzet m.n. gesproken over de ge
subsidieerde instellingen, want het is zo dat, als wij
met beleidsombuigingen komen die kunnen bezui
nigingen met zich meebrengen, maar u zult straks in
de saneringsnota ook beleidsombuigingen zien die
meer geld zullen gaan kosten wij mensen die fi
nancieel van ons afhankelijk zijn niet halverwege het
jaar kunnen zeggen: Nu is het afgelopen met het
subsidie. Dat lijkt ons onfatsoenlijk. En dat is het
punt waarop ik in eerste instantie de buitenwacht dui
delijk heb willen wijzen. Niet alleen in de subsidie- en
onderhoudssector, maar ook in de personeelssfeer zul
len maatregelen genomen worden. Het niet-vervullen
van vakatures levert vergeleken bij de nu aan de orde
zijnde begroting voor 1975 belangrijke besparingen op.
Er zijn ook een aantal beleidsombuigingen die in de
toekomst zullen kunnen leiden tot een kleinere per
soneelsbezetting, maar dat is een sanering „in de loop
der jaren". Wat in de loop van 1975 ook besparingen
kan geven is het uitstellen van het uitvoeren van be
paalde kapitaalwerken waarvan wij zeggen: Dat ha
len wij niet in 1975, die lasten kunnen wij nog niet
meenemen, die zullen wij wat uit moeten smeren over
de komende jaren. Wij verkeren in de gelukkige om
standigheid dat wij de meerjarenplannen ongewijzigd
beleid hebben. Aan de hand van die planning kunnen
wij met de wijzigingen die wij in 1975 zullen voorstellen
zien waar wij in de jaren t.e.m. 1978 uitkomen. Het
is ook duidelijk de bedoeling dat u weet welke conse
quenties hetgeen wij nu doen heeft voor de jaren 1976
t.e.m. 1978. Ik dacht eigenlijk dat u weinig pijn kunt
hebben aan het aannemen van deze begroting. Er zul
len bij de wijziging van de begroting begin volgend
jaar ook duidelijk maatregelen worden getroffen die
direct in 1975 effect zullen hebben, sommige niet voor
het hele jaar, maar dan wel voor een gedeelte van
het jaar. Zo gezien is dit eigenlijk een formele vast
stelling; de herziening van de begroting is natuurlijk
veel belangrijker. Ik meen nu al te kunnen zeggen
dat het stuk dat wij u straks hopen aan te bieden nog
beter dan vroeger bij de jaarlijkse begroting de gele
genheid geeft om te spreken over en de wenselijkhe
den aan te geven voor het toekomstige beleid in de ge
meente. U kunt het geheel dan beter overzien dan tot
nu toe het geval was. Dat is een gelukkige omstan
digheid. Er zijn veel gemeenten, waaraan de eis wordt
gesteld om met een meerjarenplanning te komen, die