18 roerend-goedbelasting, wij het er niet weer uit krijgen. De raad zou natuurlijk volgend jaar kunnen besluiten het tientje er weer uit te halen als hij kans ziet om de uitgaven te verlagen, maar de psychologische kant van de zaak is dat je die tarieven dan eenmaal hebt en dat je dan gaat rekenen met wat je ontvangt en dat is die f 830.U00,extra. Ik vind het n.l. hoogst eigenaardig dat de sanering van uw kant daar is ge stopt waar u precies het uitgavenpeil had bereikt en u de dekkingsmiddelen plus t 830.000,als evenwicht had. Dat is misschien een vreemde coïncidentie, dat wil ik wel aannemen, maar je kunt je ook voorstellen dat u bewust gezegd hebt: Hè, hè, wij zijn er. (De Voorzitter: Ja, neemt u dat laatste maar aan.) Dat is uw goed recht, maar misschien hebt u het te vroeg geroepen; dat kan ik nu niet beoordelen. Ik kijk dan b.v, naar de nieuwe categorie gebruikers, de gebrui kers van bedrijfspanden. Die krijgen van niets een last opgelegd van f 860.000,en volgens uw staatje komt die last terecht bij de grote bedrijven. In de sfeer van die grote bedrijven wordt nu ook nog eens f 340.000, opgelegd. Dat vind ik persoonlijk een eigenaardige zaak. Je ziet aan de andere kant dat de gebruikers van privé-woningen daardoor f 340.000,naar beneden gaan. Ik weet het niet. Ik kan ook niet beoordelen hoe die f 340.000,voordeel in de sfeer van de gebruikers van privé-woningen. terecht komt. Het kan best zijn dat op een gegeven ogenblik een bepaalde categorie ge bruikers daar totaal geen voordeel van heeft, terwijl een andere categorie er wel voordeel van heeft. En dan zeg ik nogmaals: Dit is een tariefstelling waar ik voor lopig mee akkoord kan gaan, met dien verstande dat ik ernstig betwijfel of wij dit lang vol kunnen houden, want wij hebben totaal geen overzicht. Als je erg sim pel gaat redeneren, zeg je: In die gebruikerssector van de privé-woningen was de oude aanslag dik 2 miljoen (personele belasting). Die wordt zonder het artikel 12- tientje nu 1,2 miljoen. Daar zit dus een ruimte van f 850.000,(voordeel) in. Als dat letterlijk aan ieder een toebedeeld zou worden zou je op die basis rustig kunnen zeggen: Dat kan je terugvorderen via de huis- vuilrechten, want dan gaat niemand er op achteruit. Men betaalde 2,1 miljoen, men betaalt nu 1,2 miljoen, men heeft f 850.000,voordeel. Als dat gelijkelijk over elke woning verdeeld wordt, kan je het ook gelijke lijk terughalen via de huisvuilrechten. Dat zou dan een middel zijn om die f 830.000,er uit te krijgen. Maar omdat ik alle gegevens niet heb kan ik die simpele re kensom niet maken. In februari kunnen wij die som, als alle gegevens bekend zijn, wel maken. En daarom ben ik het met de heer Miedema eens als hij zegt dat wij dank moeten brengen voor al het werk dat gedaan is om dit op tijd klaar te hebben, maar dat het werk niet echt klaar is. Wij zijn bezig met een onvoldragen zaak waar over wij voor 1 januari 1975 een beslissing moeten nemen. Ik kan die beslissing dan ook niet als een zeer per manente zaak zien. Die moet in het voorjaar helemaal gecorrigeerd worden. (De heer Ten Brug (weth.): Daar zijn wij het wel over eens.) Als wij het eens zijn dan kan ik mijn oratie verder wel staken; dat bespaart dan in ieder geval tijd. (De heer Ten Brug (weth.): Dat is iets anders.) (De Voorzitter: Het is aan u om te bepalen wanneer ,u wilt stoppen:,)! (Gelach) De kwestie is dat de heer Ten Brug het er mee eens is. (De Voorzitter: Ik zei alleen dat het aan u is om te stoppen. Op grond waarvanOnder uw leiding uiteraard. Als de heer Ten Brug op dit moment zegt dat hij het er mee eens is dat wij binnen korte tijd tot een volkomen nieuwe tariefstelling moet kunnen komen, inclusief verschuivingen enz., dan(De heer Ten Brug (weth): Dat is inlegkunde.) Nou, nee. (De Voorzitter: Dat komt straks bij het antwoord wel.) Ja, goed, maar de heer Ten Brug interrumpeert mij op een manier waarvan ik zeg: Hé, dat ligt mij wel. (De heer Ten Brug (weth.): Ik wil het direct wel verduidelijken; anders blijven wij in deze mist han gen. U zei: Het zou eigenlijk zo moeten zijn dat wij volgend jaar iets kunnen wijzigen. Nu, zo is het. Dat heb ik in eerste instantie ook gezegd.) Iets of alles? (De Voorzitter: In principe alles. Als de raad het ko mende jaar zou menen dat er te grote onbillijkheden in zouden zitten ik spreek even veronderstellender wijze dan kan de raad natuurlijk wijzigingen aan brengen. Maar voor één jaar hangen wij. U kunt ech ter in 1975 in principe de hele zaak corrigeren. Dat staat vast.) (De heer Ten Brug (weth.): De raad kan de heffing eventueel tot de helft terug brengen als hij dat wil.) (De Voorzitter: Ja, dan kan in 1975, maar dan ingaande 1976. Ik dacht dat dat heel dui delijk moet zijn.) Dat wilde ik horen. Dank u wel. Dan houd ik er nu mee op. De heer Meijerhof: Ik dacht dat wij, na hetgeen de heer Schaafsma in tweede instantie gezegd heeft, voor de duidelijkheid toch wel even moeten stellen dat de heer Schaafsma blijkbaar twijfelt aan de taxaties. Ik ben het met hem eens dat, als wij op een bepaald moment menen dat er onbillijkheden in zitten en die zullen dan zitten in de taxaties van de verschillende panden, in een soort dwarsvergelijking met elkaar er een bepaalde deskundige instantie moet zijn na tuurlijk niet van dezelfde mensen die alle panden nu getaxeerd hebben, maar anderen die deze zaak bij een eventueel beroep van de mensen die de heffing moeten betalen opnieuw gaat bekijken. Ik hoor nu dat wij volgend jaar, als er onbillijkhe den in zitten, de hele tariefstelling over de kop kun nen halen. Ik had dat niet zo begrepen. Ik dacht dat wij, wat deze belasting betreft, te maken hebben met een vast bedrag per f 3.000,getaxeerde waarde van de opstallen. Dat vaste bedrag hangt af van de totale opbrengst die wij moeten hebben en van de uitkomst van de taxaties van de economische waarde. Zo ko men wij op een bepaald bedrag per f 3.000,-Als wij op een bepaald moment zeggen dat wij met een lagere opbrengst kunnen volstaan, dan zou dat betekenen dat de f 20,60 waar wij nu op zitten b.v. naar f 20,of f 18,- toe gaat. (De heer Ten Brug (weth.): Of naar boven.) Dat bedrag gaat omhoog als wij meer geld nodig hebben. Dat betekent natuurlijk wel gewoon voor iedereen een gelijk bedrag per f 3.000,Als jouw pand een hogere economische waarde heeft dan dat van je buurman, betekent dat dat je in totaliteit meer betaalt dan je buurman met het pand dat minder waard is. Dat is één van de redenen waarom onze fractie bij de keuze en dan gaat het alleen om het extra tientje dat wij moeten heffen tussen onroerend-goedbelas- ting en reinigingsrechten heeft gekozen voor de onroe- rend-goedbelasting, omdat er bij een bedrag dat gehe ven moet worden over de hele gemeente van alle inwoners dus -- m.n. ook de progressie toch nog een rol speeltalhoewel er geen progressie per f 3.000, is speelt er natuurlijk wel een stuk progressie bij. Dat noemt u, dacht ik, ook in de raadsbrief. Er wordt re kening gehouden met de draagkracht. Dat onderschrijft mijn fractie helemaal. Ik wil ook nog even reageren op hetgeen de heer Miedema in eerste instantie heeft gezegd over het ste delijk en het niet-stedelijk deel van de gemeente. Ik dacht dat datgene wat hij zei over het in een ongun stige positie komen van het niet-stedelijke deel van de gemeente t.o.v. niet-stedelijke gedeelten, vallende bui ten onze gemeente, inherent is aan het systeem dat de gemeenten een stuk autonomie krijgen en daardoor een stukje eigen belastinggebied krijgen, waarbij de belas ting in een bepaalde gemeente hoger kan uitvallen dan die in nabuurgemeenten. Als wij daarmee bij onze ta riefstelling en taxaties rekening houden dan wordt de verhouding met de nabuurgemeenten wel rechtgetrok ken, maar dan ontstaat er natuurlijk weer een bepaalde wanverhouding tussen het stedelijk en het niet-stede lijk deel van de gemeente Leeuwarden. De heer Heidinga heeft het nog even gehad over de 60%-dekking van de huisvuilrechten. Ik dacht dat wij in de vorige raadsperiode ook een keer de situatie heb ben meegemaakt dat wij door de tariefverhogingen daar ruim boven zaten, n.l. op 66%, en dat wij later weer naar die 60% terug zijn gegaan. Op dit moment komen wij dus op 54,4%. In een komende periode kunnen wij m.i. wel weer naar die 60% toe gaan. Het is dus niet zo dat wij altijd op die 60% hebben gezeten, wij heb ben er ook wel eens boven gezeten, ook in de tijd dat ik in de raad zit en dat is nog maar ruim 4 jaar. De hear Miedema: Noch in koarte opmerking. De sifers dy't de wethalder yn syn biantwurding jown hat jowe my dochs to tinken dat ik gelyk krije sil. Dizze bilêsting is troch de oerheit ynsteld foar it hiele lan en yn dat ramt is sein dat de bilêsting op it ün- biboude forfait. As de wethalder dan sifers jowt en seit dat de heffing op agraryske bidriuwen leger wurdt, dan is myn earste fraech oft it ünbiboude dêr tusken uthelle is. By de totale bilêstingdruk aide styl sit ek ünbiboud yn. (De heer Ten Brug (weth.): Ja.) As jo dat dan forgelylije mei de nije styl en dy agra riër bliuwt like heech dan hat hy dêrmei de klap to pakken. (De heer Ten Brug (weth.): Waarom?) Omt him tasein is dat de grounbilêsting ünbiboud forfait en dat dêrfoar yn 't plak in pachtforheging komt dy't al lange jierren nedich west hat. It soe sa wurde dat de agrariërs oan de gemeente bilangryk minder en oan pacht mear bitelje soene. Nou seit de wethalder fan Ljouwert: De totale óf dracht is net heger, dus sitte wy goed. Mar dan siz ik: Né, wy sitte forkeard. En dêrom bliuw ik der by dat wy kinne dy sifers nou net korrigearje as wy yn febrewaris de saek definityf fêststelle, myn fraksje graech biskikke wol oer rom sifCrmateriael oer dizze sektor. De heer Ten Brug (weth.): De heer Schaafsma heeft in tweede instantie allereerst gesproken over de onroerend-goedbelasting op zich; ook de heer Mie dema heeft dat gedaan. Deze belasting voeren wij in op voorschrift van de rijksoverheid en de raad heeft een besluit genomen over de manier waarop deze be lasting opgelegd zal worden. In de kamerstukken is er destijds al op gewezen, ook door de betreffende be windsman de heer Witteveen of de heer Grapper- haus dat het zwaartepunt toch wel valt bij de nieu we sector, n.l. die van de gebruikers; daar zitten de mogelijkheden in. Dat blijkt hier ook wel. Wat de groep van de zakelijk gerechtigden betreft zit er voor Leeuwarden niet veel elastiek in. Dat is de consequen tie van deze nieuwe belasting. Het is inderdaad zoals de heer Schaafsma constateer de, de totale belastingdruk in de sfeer van de privé- woningen is globaal genomen iets lager. Dat geldt ech ter niet voor elk pand afzonderlijk, want wij zaten met de grond- en straatbelasting met heel oude schattin gen. Er zijn panden die door verbeteringen en vergro ting van het terrein e.d. een veel grotere economische waarde hebben gekregen. Er zijn bijstellingen waardoor sommigen, omdat de situatie vroeger heel anders was, nu meer moeten betalen. Maar het grootste gedeelte van die groep betaalt nu minder. De gebruikerstarieven vallen mee omdat er een heel nieuwe categorie bijge komen is. Dat zijn de bedrijven, de overheidsgebouwen, de ziekenhuizen en de scholen. De economische waar de van die panden betekent nogal wat; dat tikt be hoorlijk aan. Vandaar ook dat wij wat de oude catego rie betreft, ondanks dat tientje, zelfs nog op hetzelfde bedrag kunnen komen. Over de heffing van het tientje, hoe wij daar nu mee staan en wat wij straks kunnen, ben ik, dacht ik, bij interruptie duidelijk genoeg geweest. Nu, in de artikel 12-situatie, moeten wij voldoen aan de minimum nor men en moeten wij bovendien f 10,extra heffen, hoe dan ook. Er is niet bij gezegd hoe wij die heffing van f io,op moeten leggen. De meerderheid van het col lege' is, op grond van de overwegingen die ook de heer Meijerhof zopas heeft genoemd, van mening dat het het beste is deze heffing onder te brengen bij de on roerend-goedbelasting. Als wij straks uit de artikel 12- situatie zijn, dan zijn wij niet meer verplicht dat tientje te heffen. Ik wil echter wel het misverstand uit de weg ruimen dat Leeuwarden dan vermoedelijk ruim in de centen zal zitten. Dat is beslist niet het geval. Het zal integendeel heel moeilijk zijn in de komende jaren een sluitende begroting te houden. Wij zijn er wel zeker van dat wij ook na 1975 die f830.000,nodig zullen heb ben, maar dat bedrag hoeft dan niet per se uit de on roerend-goedbelasting te komen. Dat hoeft nu ook niet, dat is een kwestie van kiezen. Wij zullen het in 1976 heus niet zo gemakkelijk hebben dat wij kunnen zeg gen: De belastingdruk in Leeuwarden kan wel ongeveer een miljoen naar beneden. Daar geloof ik niet in; ik geloof dat dat ook wel een stuk realiteit is, want het zal echt niet gemakkelijk zijn om in het stuk dat vol gend voorjaar aan de orde komt een miljoen extra ruimte te vinden. Het zal waarschijnlijk gemakkelijker aan te tonen zijn dat de uitgaven eigenlijk nog een miljoen omhoog zouden moeten. Ik ben het met de heer Meijer hof eens dat met het onderbrengen van het tientje bij de onroerend-goedbelasting het draagkracht-principe beter tot uitdrukking komt. Dat tientje meer betekent globaal f 1,80 in de norm per f 3.000,economische waarde. De schatting van de meeste woningen ligt be neden de f 30.000,wat de economische waarde be treft. Voor die groep betekent dat tientje dan f 18, en dat is belangrijk minder dan de f 34,die je zou moeten vinden wanneer je het tientje zou onderbren gen bij de reinigingsrechten. Wij hebben indertijd inderdaad altijd globaal die 60 -dekking aangehouden wat de reinigingsrechten be- treit; wij zaten wel eens wat onder en ook wel eens wat boven dat percentage. De laatste tijd houden wij ons aan het minimum tarief wij hebben wel eens dichter bij de 60% gezeten dan op dit moment dat voor artikel 12-gemeenten geldt; voor 1975 is dat f44, Dan kom ik nu nog even bij de heer Miedema. Wat hij naar voren heeft gebracht tast in beginsel in feite de onroerend-goedbelasting op zichzelf aan; dat houdt geen verband met het tientje. Dit is het gevolg van de invoering van de onroerend-goedbelasting. Nu is het de vraag of het werkelijk zo onrustbarend is als de heer Miedema denkt. De belasting onbebouwd ver valt inderdaad. Ik geef toe dat ik bij de voordelen die men heeft ook het vervallen van de belasting onbe bouwd heb meegenomen. Het gaat er maar om wat zij vroeger betaalden en wat zij nu zullen moeten betalen. Als ik dan over een voordeel van f 120,of in sommi ge gevallen van f 500,spreek dan zit daar ingecal culeerd dat de belasting onbebouwd is vervallen; an ders zou ik dubbel tellen. Het lijkt mij ook juist dat in te calculeren, want het gaat om de uiteindelijke belas tingdruk, Het is niet van belang om welke onderdelen het gaai., het gaat er om wat uiteindelijk door de be lastingplichtigen zal moeten worden betaald. De heer Schaafsma heeft gezegd dat het natuurlijk wel vriendelijk is om alle mensen te berichten wat de economische waarde van hun pand is en dat de moge lijkheid bestaat over onbillijkheden te praten, maar hij heeft daar de vraag aan verbonden of daarvoor de zelfde mensen worden ingeschakeld die de taxaties heb ben verricht. Dat is inderdaad het geval. Het gaat ook niet om een formele procedure. Het kan ztjn dat wil ik niet helemaal uitsluiten dat in de onder linge schattingen afwijkingen zijn die niet kloppen. Er kan een vergissing zijn gemaakt of het kan niet helemaal kloppen met de algemene uitgangspunten m.b.t. de schattingen. Wij hebben wel getracht dat te voorkomen, want er zijn een aantal makelaars op pad geweest om alle panden te schatten, terwijl het werk is gecoördineerd door twee mensen die geprobeerd heb ben hen allemaal op hetzelfde niveau te krijgen. Zo hebben wij ons ook uitvoerig bezig gehouden met het in de juiste zin schatten van de agrarische percelen, want daar hadden de mensen die de panden in het stedelijk deel en de woningen in de dorpen schatten minder verstand van dan b.v. agrarische deskundigen. Daarom hebben wij ook in overleg met het Landbouw schap daar andere mensen voor uitgezocht. (De heer Miedema: Maar gedeeltelijk andere mensen dan het Landbouwschap geadviseerd had!) Ja, dat is zo. Maar wij hebben ook tegen het Landbouwschap gezegd dat, als deze mensen voor moeilijkheden zouden komen te staan, zij overleg zouden plegen met degenen die door het Landbouwschap waren aangewezen. En dat is ook gebeurd. Er zijn over een aantal zaken besprekingen gevoerd. Toen men weer genoeg gegevens had en men weer voldoende voeling met deze mensen had is men verder gaan schatten. Ook daarbij kan zich hetzelfde voordoen als bij de andere panden. Het inlichten over de geschatte waarde dient eigenlijk om te voorkomen dat wij teveel bezwaarschriften krijgen; er zijn waar schijnlijk een aantal bezwaren die zonder bezwaar schrift weggenomen kunnen worden. Als men in be roep gaat tegen de schatting dan komt men natuurlijk niet bij onze deskundigen terecht; dan is het een zaak ran de belastingkamer van de rechtbank die de zaak dan verder zal moeten bekijken. Ik heb het idee dat er zeer zorgvuldig is geschat. Wat het staatje betreft dat ter inzage heeft gelegen, dit voorbeeld is willekeurig gekozen. Als de Voorstreek om de hoek van het stadhuis had gelegen, dan was toevallig de Voorstreek genomen. Daar zit dus geen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 10