2
Sub H, I en J
Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van
b. en w.
Sub K.
De brief en de motie worden voor kennisgeving aan
genomen.
Sub L.
Het verzoek wordt in handen van b. en w. gesteld
om preadvies.
Sub M.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van
b. en w.
Punten 3 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 354, 347, 353, 355, 352
en 350).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 9 (bijlage no. 342).
De heer Gejerts: Het is een duidelijke zaak dat dit
voorstel het resultaat is van vrij langdurige onder
handelingen. Wat er allemaal gebeurd is bij die on
derhandelingen kan ik niet helemaal achterhalen en
daarom wil ik mij beperken tot de objectieve gegevens
die aan dit voorstel ten grondslag liggen. Het eerste
objectieve gegeven is dan dat dit bedrijf in 1966 een
stuk grond heeft gekocht. Een ander objectief gegeven
is dat de raad op 29 september 1965 een bestemmings
plan heeft vastgesteld en in dat bestemmingsplan was
het terrein waarop dit bedrijf een garage wilde bou
wen aangegeven als „bijzondere bebouwing", maar
.dan wel met de restrictie „scholenbouw". Er zijn
later wat gewijzigde inzichten gekomen over het Vrij
heidsplein en dat heeft geresulteerd in een bestem
mingsplan dat door de raad is vastgesteld op 28 augus
tus 1972. Er zijn toen wijzigingen aangebracht in het
oorspronkelijke plan en die betroffen de tracering van
de wegen die samen het Vrijheidsplein zullen vormen.
Ik kom via deze inleiding op de f 360.000,schade
vergoeding. Je geeft iemand schadevergoeding als hij
schade geleden heeft; die schade moet dan aantoonbaar
zijn. Dat kan schade zijn in de sfeer van artikel 47 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening, maar daarvoor is
het natuurlijk wel nodig dat de bestemming die dit be
drijf aan die grondj zou hebben willen geven overeen
komt met de bestemming van die grond in het toen
geldende bestemmingsplan. En ik zeg nog eens met
nadruk dat het toen geldende bestemmingsplan aangaf
dat op dat terrein scholenbouw gepleegd kon wor
den. Ik heb mij ook nog even afgevraagd of die prijs
van f 76,misschien zodanig was dat daar op afge
dongen zou moeten worden omdat die te hoog was,
maar ik heb die prijs vergeleken met een aantal andere
verkopen en toen bleek dat die f 76,voor dit soort
bestemming een redelijke prijs is. Ik zou willen zeggen
dat ik mij helemaal kan verenigen met het bod voor
zover het de grondverkoop betreft, maar ik zie weinig
grond om dit bedrijf f 360.000,schadevergoeding uit
te betalen, omdat het geen schade heeft geleden of,
voor zover het schade heeft geleden, die van te voren
had kunnen aan zien komen. Men hoefde alleen maar
naar Openbare Werken te stappen om het bestemmings
plan in te zien om te kunnen constateren dat de be
stemming van het terrein scholenbouw was. Ik kan mij
daarom niet voorstellen waarom dit bedrijf schadever
goeding moet hebben omdat de bouwkosten in 3 jaar
behoorlijk hoger zijn geworden.
De heer liijprna (weth.): De heer Geerts heeft ge
lijk als hij zegt dat het hier om een langlopende kwes
tie gaat. De voorgeschiedenis van dit raadsvoorstel is
ongeveer 10 jaar. Het oorspronkelijke bestemmings
plan kende inderdaad niet de mogelijkheid om op het
betreffende terrein een garagebedrijf te vestigen. Des
ondanks zo zou ik het willen uitdrukken hebben
de firmanten Engelsma en Wijnia een stuk grond ge
kocht met de bedoeling daarop een garagebedrijf te
realiseren. Tot 1967 is met dit bedrijf gesproken op
basis van een niet best tot elkaar kunnen komen, want
de belangen van het bestemmingsplan en die van de
firmanten waren niet met elkaar in overeenstemming.
Later is er echter toch een wat ander klimaat ont
staan en is het college van b. en w. tot de overtuiging
gekomen dat het toch wel zinvol kon zijn om op deze
plek een garagebedrijf toe te laten in combinatie met
woningbouw. Er is in 1967 dus ook al heel lang
geleden aan de firmanten schriftelijk de toezeg
ging gedaan dat b. en w. zouden bevorderen, via de
daarvoor in de wet aangegeven procedure, dat op dit
terrein het door hen voorziene project gerealiseerd
kon worden. Op dat moment is ook afgesproken welke
bijdrage Engelsma en Wijnia zouden moeten betalen
voor de ontsluitingskosten. Zij hadden de grond in hun
bezit, met de gemeente was overeengekomen welke
bijdrage zij moesten leveren in de ontsluitingskosten
en daarmee was dus op dat moment, afgezien van de
ruimtelijke ordeningsprocedure, de zaak rond. Een
voorstel daaromtrent heeft de raad echter niet be
reikt omdat op dat moment de onderhandelingen over
de verkeersvoorzieningen een andere kant op gingen
dan tot dat tijdstip het geval was. De besprekingen
over het verkeersplan hebben Engelsma en Wijnia voor
het blok gezet in die zin dat de geplande verkeers-
oplossing liep over het terrein dat in hun bezit was,
en zij hun plan niet meer konden realiseren overeen
komstig het plan dat b. en w. hadden toegezegd te
zullen bevorderen. Deze besprekingen zetten ook de
gemeente Leeuwarden voor het blok omdat hiermee
ook de mogelijkheid om in het andere deel van Lek-
kumerend woningbouw te realiseren op losse schroeven
kwam te staan. Dus èn Engelsma en Wijnia èn de
gemeente zaten op dat moment in de moeilijke situatie
dat de verkeersopiossing die daar gerealiseerd zou wor
den een veel grotere oppervlakte vroeg dan in de oor
spronkelijke visie was voorzien. Voor het kiezen van
een verkeersopiossing is uiteraard de gemeente Leeu
warden verantwoordelijk. De gemeente zit alleen wel
eens wat moeilijk wat de financiën betreft en dat be
tekent dat er een beroep moet worden gedaan op ho
gere overheden om subsidie voor het creëren van ver
keersvoorzieningen. Wat deze verkeersvoorziening be
treft was voorzien in een subsidiëring van 80% en dat
betekent dat in dat geval ook geluisterd moet worden
naar de wensen die de subsidiënt t.a.v. dit verkeersplein
heeft. In 1967 hebben b. en w. dus medewerking toe
gezegd aan Engelsma en Wijnia en was er overeen
stemming over de ontsluitingskosten en het bouwplan.
De zaak was rijp voor behandeling in de raad. Maar op
22 oktober 1969 moesten b. en w. in de vergadering die
op het stadhuis gehouden werd aan Engelsma en Wijnia
meedelen dat er, gezien de verkeersopiossing, voorlopig
niets meer zou kunnen gebeuren en dat eerst afge
wacht moest worden hoe die verkeersvoorziening pre
cies zou worden. Dat heeft geleid tot verdere vertra
ging. In 1973 was de situatie zo dat b. en w. opnieuw
overeenstemming bereikten met Engelsma en Wijnia
over een ander terrein dat groter was dan het oorspron
kelijke. B. en w. menen dat Engelsma en Wijnia vanaf
dat moment in aanmerking komen voor een tegemoet
koming in verband met de vertraging die buiten de
schuld van Engelsma en Wijnia is opgetreden. De be
rekening van het bedrag vindt u in de raadsbrief. B. en
w. hebben Engelsma en Wijnia in 1973 na vrij lang
durige onderhandelingen toegezegd dat dat bedrag in
de raad zou worden gebracht. Maar vooraf heeft het
college intensief overleg gepleegd met de Commissie
Grondbedrijf omdat het college wilde weten hoe dege
nen die de raad vertegenwoordigen en die in het bij
zonder belast zijn met het voor-overleg over de grond
prijzen hier tegenover zouden staan. Er is in de com
missie wat verschil van mening geweest over het toe
te kennen bedrag, maar de commissie heeft b. en w.
unaniem meegedeeld dat op basis van dit bedrag met
betrokkenen verder gesproken zou kunnen worden. Dat
is ook gebeurd. Inmiddels is er dus overeenstemming
bereikt met Engelsma en Wijnia over het bouwproject,
over de grootte van het terrein, over de uitwegen enz.
enz. B. en w. menen op dit moment in staat te zijn om
u het voorstel te doen en wij menen ook dat wij dit
voorstel terecht doen.
3
De heer Geierts Ilr weet niet of ik het met dit
laatste helemaal eens kan zijn. Ik heb er toch wat
moeite mee dat, alleen omdat b. en w. hebben toege
zegd te zullen bevorderen dat er een andere bestem
ming zou worden voorgesteld, een bedrag van
f 360.000,uitbetaald zal worden. Ik vind dit allemaal
wat licht. Ik neem aan dat u daarbij denkt aan de
artikel 19-procedure, maar dat moet allemaal nog. Ged.
staten moeten ook nog goedkeuring verlenen. Alleen
op grond van die toezegging van b. en w. zal dan dit
hoge bedrag worden uitbetaald. Ik heb er wel gevoel
voor dat u aanvoert dat de Commissie Grondbedrijf
het indertijd unaniem met u eens was. U zult mij
echter wel willen verontschuldigen, ik zat toen nog niet
in die commissie en ik kan mij voorstellen dat ik toen
dat standpunt niet gedeeld zou hebben. Ik moet u
meedelen dat ik dat standpunt op dit moment ook
nog niet deel.
De heer Kijpma (weth.): Ik meen niet dat de heer
Geerts veel argumenten aan zijn eerste betoog heeft
toegevoegd. Ik geloof ook niet dat hij de mededelingen
die ik gedaan heb over de onderhandelingen met En
gelsma en Wijnia op de juiste waarde schat. Daar zijn
schriftelijke stukken van. Er zijn over en weer schrif
telijke afspraken gemaakt. Er is ook met de betrokken
instanties van de provincie goed overleg geweest, zo
als dat behoort, over de wijziging van het bestemmings
plan. En op basis daarvan konden aan Engelsma en
Wijnia de toezeggingen gedaan worden t.a.v. de ver
koop en de ontsluiting van het perceel dat Engelsma
en Wijnia al in eigendom hadden. Op grond daarvan
hebben Engelsma en Wijnia tot driemaal toe aan een
architect een opdracht gegeven; dat kon omdat de toe
zeggingen van b. en w. zodanig waren dat op basis van
een plan van een architect verdere besprekingen zou
den kunnen, worden gevoerd. Tot driemaal toe is er een
ontwerp gemaakt waarbij b. en w. inspraak hebben ge
had. Wij menen dus dat de onderhandelingen in die
fase zover gegaan zijn dat wij Engelsma en Wijnia niet
voor alle kosten die daardoor en door de vertraging
ontstaan zijn mogen laten opdraaien.
De Voorzitter: De toelichting van de wethouder is
bijzonder duidelijk geweest. Ik heb zelf heel wat van
de gesprekken meegemaakt in de afgelopen jaren en
ik kan u de verzekering geven dat het onvoorstelbaar
moeilijke onderhandelingen zijn geweest. Ik zou alleen
nog willen zeggen dat u niet de indruk moet hebben
dat het vorige college of het huidige college Engelsma
en Wijnia een douceurtje willen geven. Er is gecon
stateerd dat het bedrijf inderdaad schade heeft gele
den. De onderhandelingen op financieel terrein zijn
zeer hard geweest, tot het laatste moment toe toen de
Commissie Grondbedrijf ons nog eens de boodschap
heeft meegegeven dat er een lager bedrag zou moeten
worden betaald dan wij aanvankelijk met het bedrijf
meenden overeen te moeten komen. Ik meende dit toch
nog wel te moeten zeggen, het is echt niet zo dat wij
zo maar dit bedrag hebben willen geven.
Wordt er stemming verlangd over het voorstel? (De
heer Geerts: Ja.) Moet ik alle namen oplezen of is
de heer Geerts de enige die geacht wenst te worden
tegen te hebben gestemd? Als dat het geval is dan
hoeven wij niet te stemmen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w. met aantekening dat de heer Geerts
wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 10 (bijlage no. 351).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 10a (bijlage no. 365).
De hear Miedema: Foar safier't ik neigean kin
hawwe wy, hwat de earste 3 fan de 4 perselen aan
giet dy't mei namme neamd wurde yn it riedsbrief,
it foech der mei to bigjinnen en dy yn gebrük to nim-
men. Dat jildt net foar it 4e perseel. Buten dizze 4
is der, tocht ik, noch ien perseel dat fan it taksy-
bidriuw mei de Esso-pomp hwer't noch net in ünt-
eigeningsprosedure foar op gong brocht is. Us fraksje
is hwat bang dat dit allegearre hwat üt 'e han rinne
sil en dat de bouplannen op dizze manier hwat fier op-
skouwe. Ik wit net hokker mooglikheden it kolleezje
noch hat om hjir mear hast mei to meitsjen as it oant
nou ta dien hat, mar as dit hwat üt 'e han bigjint to
rinnen dan kin it üs, nettsjinsteande de royale sub-
sydzjemooglikheden dy't wy yn it foarige foarstel
hawn hawwe, noch wol ris öffalle troch de forrekke-
ning fan leanen en materialen oangeande de hüzebou
op dat plak. It fait üs hwat óf dat it léste perseel
der nou net by is. Wy soene hwat dat oangiet it kol
leezje freegje wolle fluch to wurkjen en wy sjoggc
mei bilangstelling üt nei de folgjende riedsbrieven.
De Foarsitter: De hear Miedema hat dus gjin fra-
gen oer it ütstel, mar nei oanlieding fan it ütstel. (De
hear Miedema: It is net hielendal sa't jo it formu-
learje. Ik haw ik wol deeglik oer de Onteigening fan
Werkmanslust hawn. En dat stiet boppe it riedsbrief.)
Ik sei ek dat jo fragen steld hiene net oer mar nei
oanlieding fan it riedsbrief.
De hear Kijpma (weth.): Ik leau dat wy der tige
wiis mei wêze meije dat wy safier binne dat de hear
Miedema oer it léste perseel prate kin dat wy noch
hawwe moatte. Hy hat sein dat hy tige nijsgjirrich is
nei it folgjende riedsbrief. Miskien komt dat riedsbrief
wol hiel gau. (De hear Ten Brug (weth.): Wy hawwe
noch nea safier west.) Der is mei de eigners fan de
yn it riedsbrief neamde perselen oerienstimming bi-
rikt op groun fan it ünteigeningsbislüt. It léste gefal
leit net sa maklik, mar de ünderhannelingen dêroer
binne ek geande, dat ik nim oan dat dêroer de ried
ynkoarten ek foarstellen birikke sille. Ik leau net dat
yn forban mei dit léste perseel ienich opünthald ünt-
stean sil.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 11 (bijlage no. 357).
De heer Ten Hoeve: Wanneer ik hier spreek over
het toekomstige rehabilitatiegebied achter de Grote
Kerk dan doe ik dat vanuit een grote betrokkenheid
met dit gebied. Zo'n 20 jaar heb ik in en tegen dit
stuk van de binnenstad gewoond. In die 20 jaar heb
ik het verval, de verloedering en de verpaupering zien
intreden. Woningen die een aantal jaren geleden nog
bewoond waren, zijn omgebouwd tot pakhuizen en ga
rages, andere panden zijn gesloopt. Nog onlangs is
een pand uit eigen vrije beweging ter aarde gestort.
(Balken en puin liggen nu zo'n 4 weken op de open
bare straat.) Wij hebben hier ongetwijfeld te maken
met het meest verkrotte en verpauperde stuk van onze
binnenstad. Wie op de Grote Kerk klimt en zijn blik
over dit gebied laat dwalen is geneigd te denken dat
er een tornado in heeft rondgewoed. Met dit voor ogen
is mijn fractie blij dat het college van b. en w. op
dracht heeft gegeven voor dit gebied ten programma
van doelstellingen te maken. Over deze doelstellingen
is veel discussie geweest in de dienst, bij de bewoners,
bij andere belanghebbenden en in de Commissie Ruim
telijke Ordening. Vele kaarten waren in omloop.
Mijn fractie heeft veel waardering voor het werk van
de projectgroep, maar is het met het college van b. en
w. eens dat gekozen moet worden voor plan 5. Hierbij
willen wij met nadruk opmerken dat wij plan 5 be
schouwen als een globaal plan dat in details uitgewerkt
moet worden in overleg met de belanghebbenden. Mijn
fractie is er voor de huidige garage Noordhoff in te
richten als parkeergarage voor de auto's van de bewo
ners van dit gebied. Mijn fractie gaat akkoord met enig
parkeren op het binnenterrein, maar denkt hierbij voor
al aan schuurtjes, opstallen e.d. (In Middelburg kunt u
een vormgeving vinden die aanwijzingen kan geven
publikaties daarover zweven het land door.) Het bin
nenterrein moet vooral een groen en openbaar terrein
worden waar kinderen kunnen spelen en ouderen zich
kunnen verpozen. Plan 5 volgt heel duidelijk het oude
stedebouwkundige patroon. De Sint Frederikssteeg, de
Pottebakkersplaats en de Poptasteeg blijven herken
baar; dit spreekt ons aan. Er wordt voorgesteld bij de
Kosterij weer iets terug te brengen van de vroegere
kloostersituatie. Ook omdat de wat donkere straat