4
Achter de Grote Kerk hierdoor verbeterd wordt, is
mijn fractie hier voor.
vVij betreuren het dat het gebied Vijzelstraat voor
lopig buiten deze plannen wordt gehouden. De belang
hebbenden hebben in de op gang gebrachte procedure
meegedaan. Er zijn verwacntingen gewekt. Wij dringen
er dan ook op aan om voor dit gebied snel met doel
stellingen te komen.
Over de procedure nog het volgende. In de raad is er
dikwijls op aangedrongen iets aan dit gebied te doen.
Naar aanleiding van deze opmerkingen heeft het col
lege een ambtelijke projectgroep geïnstalleerd. Deze
groep is met plannen gekomen en in een latere fase
mochten de belanghebbenden hun oordeel over de plan
nen geven. Mijn tractie vindt dat in deze situatie en
bij dit gebied acceptabel, maar dringt er op aan bij
volgende plannen een procedure te volgen waarbij de
ambtelijke projectgroep en groepen in de wijk of het
gebied tegelijkertijd werken aan een doelstellingenpaK-
ket. Voor overleg tussen deze groepen is het wellicht
mogelijk te komen tot een gemeenschappelijke doel
stellingennota of een nota met alternatieven. Hiermee
wil ik overigens niet zeggen dat bij dit plan geen over
leg is geweest, want dat is er zeer zeker wei geweest.
Het merendeel van de belanghebbenden is het ook eens
met het voorgestelde programma van eisen.
Mijn fractie is er blij mee dat de beleidsnota de mo
gelijkheid geeft om voor de binnenstad een projectlei
der aan te trekken. Juist in de binnenstad waar de
eigendoms- en gebruikstoestand zo gevarieerd is, lijkt
een projectleider onmisbaar om te komen tot een zo
optimaal mogelijke uitvoering van de plannen, plannen
die zo opgesteld moeten worden dat de mensen die er
wonen er ook kunnen blijven wonen. Mijn fractie pleit
er uitdrukkelijk voor zo te bouwen en te restaureren
dat mensen uit de lagere inkomensgroepen ook in dit
gebied en in andere gebieden van de binnenstad kunnen
blijven wonen en kunnen komen wonen.
In de raadsbrief wordt gesproken over 5 in voorbe
reiding zijnde plannen. Is hier meer over te zeggen?
Om welke panden gaat het? Wanneer zijn de plannen
te realiseren? Over deze punten willen wij graag iets
meer weten.
Tenslotte nog dit. Er is wel eens gezegd: „Nou't de
Grote Kerk opknapt wurdt en der aensen feul mensen
op af komme, magge se de rommel dy achter de kerk
leit seker niet meer sien. Daarom mut de boel oprümd
wurde en opknapt wurde." Je kunt het ook anders be
naderen. Nu de Grote Kerk wordt gerestaureerd kan
dit monumentale gebouw een positieve uitstraling heb
ben op de hele omgeving.
Na opgemerkt te hebben dat mijn fractie graag ak
koord gaat met uw voorstel, maar toch nog graag
antwoord wil hebben op een aantal gestelde vragen en
gemaakte opmerkingen, besluit ik met een citaat van
drs. Halbertsma, medewerker van de Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek. Hij schrijft over de
Grote Kerk en omgeving: „Zelden is een middeleeuws
stadsdeel in ons land zo diep gezonken als de Grote
Kerk met naaste omgeving te Leeuwarden. Maar ook
zelden bieden zich dergelijke kansen tot een glorieuze
metamorfose als juist hier. De restauratie van de Grote
Kerk houdt een regeneratie in van één der oudste en
fraaiste nederlandse stadskernen." Ik hoop dat er snel
met die regeneratie begonnen kan worden.
De heer Heidinga is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De heer Van der Wal: Ook wij zijn verheugd dat
wij, na de uitgebreide en vaak vrij theoretische dis
cussies over onze binnenstad van de laatste jaren, nu
de eerste wat concretere plannen op tafel hebben om
een stukje bedreigde binnenstad op te knappen met
behoud en zelfs versterking van haar karakteristieke
waarden, zoals dat zo mooi heet. Wij gaan dan ook
van harte akkoord met het voorstel om plan 5 als
uitgangspunt te nemen voor de verdere uitwerking,
te meer omdat kennelijk ook de meerderheid van de
bewoners voor dit plan als uitgangspunt heeft ge
kozen. Wij verwachten nu niet anders dan dat ook bij
de uitwerking van dit plan ten nauwste wordt samen
gewerkt met de bewoners en de belanghebbenden en
eventueel met toekomstige bewoners. Wij kunnen ons
voorstellen dat voor de noordelijke straatwand Achter
de Grote Kerk nog nadere studie nodig is, gezien de
onmiddellijke nabijheid van een zo monumentaal ge
bouw als de Grote Kerk. In dit verband wil ik nog
wel opmerken dat mijn voorkeur uitgaat naar de op
lossing voorgesteld in plan 9, maar dan wel met hand
having van de overdekte bergplaats voor het autoblik
van de bewoners van dit blok of, bij gebrek aan be
langstelling van die kant, voor het blik van de bewo
ners uit de nabij gelegen blokken. Hierbij aansluitend
zou ik willen pleiten voor het autovrij maken van het
binnenterrein. Als men hier een gebied wil creëren om
het tekort aan beschermde speel- en ontmoetingsplaat
sen op te heffen en tegelijkertijd weer meer groen in
de binnenstad te brengen, dan past hier niet het on
veilige en vervuilende autoblik. De toekomstige bewo
ner van de binnenstad zal zich moeten realiseren dat,
naast alle voordelen die het wonen in de binnenstad
met zich meebrengt zoals het zich op beloopbare af
stand bevinden van allerlei hoogwaardige en gespe
cialiseerde winkels en dienstverlenende instellingen, hij
niet kan verwachten dat het eventueel aanwezige auto
mobiel altijd in de onmiddellijke omgeving van zijn
huis gestald kan worden. Vindt hij dit een te groot
bezwaar, dan kan hij beter in één van de buitenwijken
gaan wonen. Ik ben dan ook een tegenstander van het
voor de binnenstad aanleggen van vaste normen m.b.t.
het aantal parkeerplaatsen per woonhuis, zoals in het
rapport van de projectgroep op blz. 12 onder punt 8
wordt voorgesteld, n.l. 0,8 tot 1 parkeerplaats per wo
ning. Waar zonder veel schade aan andere functies
geparkeerd kan worden, o.k., maar niet op dit binnen
terrein.
Met het door u voorgestelde krediet van f 600.000,
kunnen wij akkoord gaan, al vinden wij het te betreuren
dat door een voortdurende onzekerheid over de hoogte
van de benodigde financiële bijdragen van hogere over
heden ook de dekking van het krediet onzeker blijft.
In de raadsbrief deelt u mee dat het gebiedje ten
westen van de Vijzelstraat in de tweede fase aan bod
komt. Op een vraag van mij in de Commissie Ruimte
lijke Ordening of het gebiedje ten westen van de
Bredeplaats, dus tussen Luilekkerland en het Boshui
sengasthuis, ook nog zou worden meegenomen in dit
project, werd destijds geantwoord dat dit ook in een
tweede fase zou worden meegenomen. Mijn vraag is
nu: Is dit dezelfde tweede fase of zijn er twee verschil
lende tweede fasen?
Op blz. 19 van het rapport er staat boven Plan 5
(Bewoners) onder punt 4 staat: „Het probleem van
het laden en lossen in de Monnikemuurstraat door Pa
pierhandel De Jong houdt ook verband met de bereik
baarheid van Bij de Put en de Breedstraat. De overlast
zal zeker moeten verminderen, b.v. door bevoorrading
vanaf de Nieuweburen." Voor de voortgang van het ver
beteringsplan is het voor de bewoners van belang te
weten of hier inderdaad iets aan gedaan kan worden.
Mijn vraag is: Heeft u al nagegaan of, en zo ja hoe,
op korte termijn iets aan deze niet alleen voor de be
woners van de Monnikemuurstraat onaanvaardbare
situatie gedaan kan worden?
Verder wil ik datgene ondersteunen wat de heer Ten
Hoeve heeft gezegd over de inspraak van de bewoners
in een eerder stadium. Ik wil er voor pleiten dat de be
woners in het allereerste begin, bij de formulering van
de doelstellingen, die inspraak en medezeggenschap
krijgen.
De heer Heidinga: Dit is een belangrijke mijlpaal
in de geschiedenis van de restauratie, het herstel en
het opnieuw tot leven brengen van de binnenstad van
Leeuwarden. Mijn fractie is bijzonder ingenomen met
dit plan. Het is natuurlijk al ettelijke malen uitge
kauwd in de Commissie Ruimtelijke Ordening en daar
om achten wij het niet opportuun om weer op alle
finesses nader in te gaan. In de commissie hebben wij
ons in grote lijnen reeds gesteld achter plan 5. Wij
zijn er daarom content mee dat thans wordt uitge
gaan van dit plan.
Ook wij zijn er op gesteld dat wij het, indien enigs
zins mogêlijk, zo in elkaar zetten dat de mensen die
daar gewoond hebben er eventueel weer zouden kunnen
wonen, dat zij in ieder geval de gelegenheid krijgen er
weer te gaan wonen. Wij realiseren ons echter zeer
5
goed dat dit niet zo eenvoudig is. Wij kunnen hier ge
makkelijk stellen dat wij graag willen dat de mensen
die daar altijd gewoond hebben ook na de restauratie
de gelegenheid krijgen om er weer te gaan wonen, maar
wij zijn daar zelf geen baas over; dat is het ellendige
van de zaak. Het hangt voor een heel groot deel af van
de vraag hoeveel subsidie wij overal in de wacht kun
nen slepen, wat er allemaal te halen is en wat er aan
overheidsgeld in gestoken kan worden. Dat zal uitein
delijk de huurprijs uitmaken en eigenlijk bepaalt de
huurprijs dan ook of het mogelijk is dat die mensen er
weer kunnen wonen. In principe stellen wij er bijzonder
prijs op dat dit mogelijk is en wij hopen ook dat het
mogelijk is. Wij kunnen alleen aan het college vragen:
Probeer het uiterste er uit te halen wat er in zit, zodat
de huren zo laag mogelijk worden. Wij twijfelen er
echter niet aan dat het college dit zal doen.
Wat betreft garage Noordhoff, ook wij zijn van me
ning dat het goed zou zijn wanneer deze garage aan
het wijkje ten goede zou kunnen komen. Maar ook hier
geldt weer: Het moet allemaal maar kunnen. In prin
cipe willen wij er graag van uitgaan dat wij die moge
lijkheid zullen vinden.
Ik wil nog graag iets zeggen over de N.V. Stadsher
stel, die hierbij betrokken is of hierbij betrokken zal
worden. Eén van onze oud-raadsleden heeft kortgeleden
enige heel nare opmerkingen gemaakt over de N.V.
Stadsherstel die, naar mijn mening, elke grond missen.
Het zal allemaal nog maar moeten blijken dat dit een
winstmakende maatschappij is, of weet ik veel hoe het
gezegd werd. Ik betreur het bijzonder dat dit raadslid,
dat ik altijd toch bijzonder gewaardeerd heb hier in de
raad, zich tot dergelijke uitspraken laat verleiden. Wij
hebben gezamenlijk de N.V. Stadsherstel in het leven
geroepen, wij zijn er aandeelhouder van en wij hebben
deze n.v. ingesteld ten bate van de binnenstad. De N.V.
Stadsherstel heeft doodgewoon niet de gelegenheid en
krijgt ook niet de gelegenheid om door het herstel van
de binnenstad winsten, laat staan grote winsten te ma
ken. Dat is absoluut uitgesloten.
Tenslotte nog dit. Wij hopen dat wij hier metelkaar
een goede aanzet kunnen geven tot het herstel van de
binnenstad. Wij zijn van mening dat wij zeker het ge
bied nu niet groter moeten maken. Ik geloof dat het
Prins Willem van Oranje was Prins Willem I dus,
de aanvoerder van de Geuzen tegen de Spanjaarden
-die zei: Denk er om, als je een takkebos over je
knie neemt, kan je hem niet breken, maar takje voor
takje wel. Dat is hier ook het geval. Wij kunnen wel
proberen om voor onderdeel na onderdeel het nodige
subsidie te krijgen; dan breken wij takje na takje.
Maar pakken wij de hele bos takken tegelijk dan bre
ken wij die niet. Ik geloof dat wij het juiste systeem
volgen. (De heer ISuising: Met dit verschil dan dat
wij in de binnenstad niet moeten breken maar bouwen!)
De heer Kijpmu (weth.)Allereerst mijn dank voor
de waardering die van verschillende kanten is geuit.
Het is ook voor ons als college een bijzondere vol
doening dat wij, eigenlijk betrekkelijk kort nadat wij
het plan voor de binnenstad hebben aanvaard, kunnen
beginnen met het creëren van de mogelijkheid om tot
een zeker herstel te komen van sommige plaatsen in
de stad die heel hard achteruit gegaan zijn.
Wat u hier voor u hebt is in wezen een begin; het is
ook maar een eerste aanzet wat het herstel van dit
gebied betreft. Uit de woorden van sommige sprekers
zou je haast moeten opmaken dat wij zowat aan het
eind van de rit zijn en dat het overleg om hier
maar eens bij aan te sluiten pas in een heel laat
stadium is gevoerd. Wij staan echter nog maar aan
het begin. Op het overleg kom ik straks nog even
terug.
Zoals ik al zei, wij zijn nog maar aan het begin van
de rit, want in de raadsbrief wordt u alleen maar
voorgesteld er mee akkoord te gaan dat dit gebied bij
hogere overheden wordt voorgedragen als rehabilita-
tiegebied. Er zijn zekere financiële middelen voor ge
reserveerd in ons beleidsplan het speelt ook duide
lijk positief mee in de dingen die wij de komende tijd
willen maar wij hebben nog een zo belangrijke
steun van diverse instanties nodig dat het op dit mo
ment noodzakelijk is om op basis van een zekere con
ceptie naar de hogere overheden te gaan en te zeg
gen: Op welke wijze kunt u ons bijspringen om tot
een vernieuwing van dit gebied te komen. Dat be
tekent dat het in dit stadium ook niet zinvol zou zijn
om met een aan alle kanten volkomen sluitend plan
te komen, want er zal nog over en weer worden ge
discussieerd.
Uit de gesprekken die van nu af zullen plaats vin
den zal nog helemaal duidelijk moeten worden hoe
een bepaald pand zal moeten worden gerepareerd of
gerestaureerd. Het meest direct positieve van dit voor
stel is dat wij op basis van deze conceptie al kunnen
beginnen met het aanpakken van een aantal objecten.
Dat zijn n.l. die objecten die in gemeentelijke handen
zijn. Ik heb het niet helemaal in mijn hoofd, maar het
betreft een pandje in de Monnikemuurstraat dat, dacht
ik, op de Monumentenlijst staat en dat dus ook vanuit
die visie is bekeken en ook vanuit die visie bij Monu
mentenzorg is voorgedragen. Dan is er nog een pandje
in de Monnikemuurstraat dat niet op de Monumenten
lijst staat. Dit pandje is ook in ons bezit. Een com
pleet reparatieplan voor dit pand ligt op het ogenblik
op de tekentafels van de Dienst Stadsontwikkeling.
Verder zijn er de panden aan de noordzijde, aan de
kant van de Nieuweburen; daar staan o.a. de 3 pand
jes die door een garagedeur „gesierd" worden of „ge
sierd" werden. Dan is er nog een plekje waar hele
maal niets staat. Daar worden plannetjes voor ont
wikkeld. Het plekje waar helemaal niets meer staat
is echter nog niet eens ons eigendom. Dat betekent
dat wij op dit moment alleen maar kunnen filosoferen
over wat wij er zullen gaan bouwen op het moment
dat de grond ons eigendom is.
Op deze basis kun je ook met Monumentenzorg en
met anderen gaan praten over de werkelijke hoogte
van het subsidie. De hele berekening die aan dit project
ten grondslag ligt is gebaseerd op veronderstellingen
die wel een reële achtergrond hebben. In de praktijk
zal echter moeten blijken in hoeverre het allemaal waar
gemaakt kan worden. Er is ook een rioleringsplan, er
is een stratenplan, maar daar kunnen wij op dit mo
ment niet mee beginnen, want de daarvoor benodigde
grond is nog niet ons eigendom. Wij kunnen op basis
van dit plan ook nog niet onteigenen. Dat zal in een
volgend stadium moeten. Wij kunnen op dit moment
alleen op basis van vrijwilligheid tot een nieuwe aan
pak komen. Aan de Bredeplaats staat b.v. een wat
groter gebouw. Als wij dat nog lang zo laten staan dan
is het tot in de fundamenten verrot. Als de gemeente
dit object zou moeten aanpakken dan duurt het waar
schijnlijk, gezien het feit dat wij aan allerlei procedures
gebonden zijn, nog langer dan wenselijk is. O.a. daar
voor is het plezierig dat je een N.V. Stadsherstel hebt.
Die kan incidentele dingen die op korte termijn gereali
seerd moeten worden wat gemakkelijker aanpakken
dan de gemeente dat via de lange procedures kan doen.
Dan nog een paar detailopmerkingen over het plan.
Allereerst de inspraak-procedure. Wij zijn, zoals u
weet, begonnen met de projectorganisatie in onze dienst.
Op het ogenblik worden voor alle zaken die urgent zijn
ambtelijke projectgroepen ingesteld. De dienst D.S.O. is
er in vertegenwoordigd, secretarie-afdelingen zijn er in
vertegenwoordigd, soms zit Monumentenzorg er in en
soms ook Volkshuisvesting. Dat zijn dus, als ik het zo
mag zeggen, onze eigen mensen plus mensen die op
ambtelijk niveau met onze mensen te maken hebben.
Daarnaast wordt er op het ogenblik naar gestreefd om
zodra er een projectgroep is voor een bepaald object op
hetzelfde moment een contactgroep in te stellen. In die
contactgroep zitten weer 1 of 2 van de mensen die in
de projectgroep zitten met daarnaast een keur van
mensen die geacht mogen worden belanghebbend te
zijn bij het gebied waar het om gaat. Er is o.a. van
daag een goed gesprek geweest met het C.O.L. en zo
wel de Dienst Stadsontwikkeling als het C.O.L. zijn,
dacht ik, vol goede moed over de procedure en de wer
kelijke gang van zaken die wij ten opzichte van vol
gende objecten zullen moeten volgen. Ik geloof dat ik
wat vertrouwen moet vragen van degenen die kritische
opmerkingen gemaakt hebben over de verdere voort
gang van de zaken, niet alleen m.b.t. dit object maar
ook m.b.t. andere objecten die wij, zowel in de binnen
stad als vlak buiten de binnenstad, zullen aanpakken.
Ik dacht dat het overleg in een goede sfeer gevoerd
was en dat de bereidwilligheid van weerskanten zo is
dat wij iets goeds mogen verwachten.
Dan nog iets over de details van dit plan. Er wordt