14
van de heffing en de invordering van de reinigingsrech
ten en de onroerend-goedbelasting. Daarna kan even
tueel nog op detailvragen worden ingegaan.
Stemt u er mee in dat wij het zo deen?
De Raad stemt hiermee in.
De heer Schaafsma: Ik kan wel instemmen met het
voorstel om eerst de zaak globaal te behandelen. Ik
dacht dat de kern van deze 2 punten was dat wij in
feite niet in de eerste plaats te maken hebben met
de invoering van de onroerend-goedbelasting en
de wijziging van de huisvuilrechten, maar met de
f 830.000,die wij als gevolg van de artikel 12-situatie
in 1975 moeten heffen. Ik zal mij bepalen tot de al
gemene lijnen en geen details noemen.
De grootst mogelijke meerderheid van b. en w. stelt
voor die f 830.000,onder te brengen bij de onroerend-
goedbelasting en wijst onderbrenging bij de reinigings
rechten één lid van het college is daar voorstander
van af. Het gaat er, dacht ik, om dat u die
f 830.000,die u in 1975 i.v.m. de artikel 12-situatie
moet heffen, stilzwijgend in de meerjarenraming mee
neemt. Die f 830.000,is dan in 1976 niet meer een
heffing als gevolg van de artikel 12-situatie, maar de
eerste aanslag op de onroerend-goedbelasting die ons
door de hogere overheid is gegeven om een vorm van
de gemeentelijke autonomie weer waar te maken die in
de 20e eeuw verloren is gegaan. U begint met die
f 830.000,in 1976, 1977 en 1978 al vast op de meer-
jarennota te plaatsen, terwijl wij over de sanering in
1975 nog moeten beginnen te praten. Dat vind ik een
onverteerbare zaak, omdat je dan in feite bezig bent
te zeggen: Wij hebben de dekkingsmiddelen voor 1976
t.e.m. 1978 aangewezen, wij hebben het uitgavenpeil zo
ver gedrukt dat wij er met de dekkingsmiddelen, ex
clusief die f 830.000,niet komen, dus moeten wij die
f 830.000,op voorhand al bij die onroerend-goedbe
lasting in stoppen opdat wij in 1976, 1977 en 1978 rond
komen. Dat vind ik gevaarlijk. Want dan accepteren
wij in feite nu al de financiële kant van het beleids
plan 1975, waarbij wij nu op voorhand al zeggen: Stop
het maar in de onroerend-goedbelasting en in 1976,
1977 en 1978 loopt dat mooi door als een nieuwe vorm
van inkomsten. Daar ben ik het om twee redenen niet
mee eens. In de eerste plaats ontneemt het ons een
stuk van de mogelijkheden om de saneringsnota nog
eens kritisch door te lopen en te kijken waar wij even
tueel nog kunnen saneren. Kan dat niet dan kun
nen wij in 1975 die onroerend-goedbelasting al vast
gaan aanspreken door een nieuwe tariefstelling. U
draait de zaak om. Dat is van uw kant bezien wel
juist; b. en w. hebben dit saneringsplan gemaakt en
zeggen: dit is volgens ons de grens, verder kunnen wij
niet gaan. Het beleidsplan is echter een voorstel van
b. en w. aan de raad. De raad moet er een beslissing
over nemen en die staat, volgens de Gemeentewet, aan
het hoofd van de gemeente(De heer Ten Brug
(weth.): Volgens de Grondwet.) Goed, het maakt ook
niet zoveel uit waar het staat, maar er staat ergens
geschreven dat de raad aan het hoofd van de gemeente
staat En dat betekent in ieder geval dat, als wij dit
nu aannemen, wij een extra heffing op de onroerend-
goedbelasting leggen die niet één jaar meespeelt i.v.m.
de f 830.000,heffing ingevolge de artikel 12-situatie,
maar die ook in 1976, 1977 en 1978 stilzwijgend mee
nemen. En laten wij wel wezen, meestal is het zo dat
dan de tering ook wel naar de nering gezet wordt, het
besluit is dan eenmaal genomen en die f 830.000,
wordt stilzwijgend ingecalculeerd in onze dekkingsmid
delen en daarmee is de kous af. Als wij op dit moment
deze beslissing nemen dan is de discussie in het voor
jaar van 1975 wat dat betreft al een stuk minder in
teressant, want de dekkingsmiddelen, inclusief die
f 830.000,zijn dan al aanwezig. Dat vind ik fout.
Mijn tweede bezwaar is dit. Ik heb zopas al gezegd
dat de onroerend-goedbelasting ons vanuit de hogere
overheidssfeer is toegespeeld om de gemeentelijke auto
nomie te verstevigen, om onze eigen financiële verant
woording te verstevigen. Wat zien wij nu Wij hebben
binnen de onroerend-goedbelasting om het globaal
te houden een ruimte van maximaal 3 miljoen. De
oude opbrengst is 8,7 miljoen, de nieuwe opbrengst
mag maximaal 11,9 miljoen zijn, maar dat hoeft niet.
Op dit moment gaan wij echter besluiten in 1976 al
weer 25% van de ruimte die de onroerend-goedbelas
ting ons geeft te gebruiken om oude activiteiten voort
gang te laten vinden, terwijl wij daar in 1975 pas over
zullen gaan praten. Dat is m.i. onjuist. Die onroerend-
goedbelasting geeft ons ruimte om nieuwe activiteiten
aan te kunnen zwengelen in de gemeente. Het is niet
de bedoeling om een deel van die ruimte hier 25%
op voorhand al te gebruiken om de dekkingsmidde
len vast te verhogen. Ik doel dus op de extra heffing
van f 830.000,als onderdeel van de ruimte van 3
miljoen. Royaal genomen is dat 25% van de ruimte
in 1976, 1977 en 1978.
Ik sta achter het minderheidsvoorstel uit de raads-
brief dat men toch ernstig moet gaan onderzoeken of
de extra heffing van f 830.000,i.v.m. de artikel 12-
situatie voor 1975 niet ergens anders kan worden on
dergebracht dan bij de onroerend-goedbelasting, zodat
wij in 1975 in ieder geval kunnen gaan discussiëren
over de vraag of het mogelijk is onze uitgaven nog
met f 830.000,terug te brengen. Als dat niet mogelijk
is kunnen wij altijd nog de onroerend-goedbelasting
verhogen om meer dekkingsmiddelen te krijgen. Wat
u doet is eigenlijk het ons op voorhand voor 1976, 1977
en 1978 vastpinnen op die f 830.000,
Nogmaals, ik ben daar om twee redenen tegen, in
de eerste plaats omdat wij bij de discussie in 1975 dan
uitgaan van de dekkingsmiddelen, inclusief die
f 830.000,en in de tweede plaats omdat wij dan in
1976, 1977 en 1978 al 25% hebben gebruikt van de
extra ruimte die de onroerend-goedbelasting ons geeft.
De heer Mefyerhof: Onze fractie kan in grote lijnen
akkoord gaan met hetgeen u voorstelt, alhoewel ik
de heer Schaafsma wel kan volgen als hij spreekt
over het feit dat wij op dit moment beslissingen ne
men die inwerken op de saneringsnota die pas in het
voorjaar van 1975 wordt behandeld. Dat is natuurlijk
niet alleen het geval met deze f 10,heffing per in
woner die totaal dus f 830.000,moet opbrengen. Of
wij dat doen via de onroerend-goedbelasting of via an
dere wegen doet niet zoveel terzake. Wij stellen van
avond ook een tarief vast voor de reinigingsrechten;
wij hebben zopas al het elektriciteitstarief vastgesteld.
Dat zijn allemaal beslissingen die een bepaalde verho
ging van inkomsten met zich meebrengen, hetgeen
doorspeelt in de saneringsnota. Dat is jammer, maar
het kan gewoon niet anders; daar hoeven wij verder
niet omheen te draaien. Dat het kritisch bekijken van
de saneringsnota nu minder interessant wordt als wij
op dit moment de beslissing nemen zoals die door de
meerderheid van het college wordt voorgesteld, zie ik
niet in.
Het tweede bezwaar van de heer Schaafsma is dat
wij, als wij deze beslissing nemen, al 25% van de ruim
te in beslag gaan nemen. Het is natuurlijk maar net
van welke kant je dit benadert. Als de heer Schaafsma
de totale ruimte wil houden die er in zit als wij deze
f 830.000,niet ten laste van de onroerend-goedbelas
ting brengen, dan zullen wij dit bedrag ergens anders
moeten vinden, ergens waar misschien ook nog enige
ruimte is. Ik noem dan even de reinigingsrechten om
dat dat punt in feite ook in discussie is i.v.m. het
minderheidsstandpunt in het college; daar zit eventueel
ook nog wel enige ruimte in. Het maakt m.i. weinig
uit of wij het van post A of van post B halen, wij moe
ten op dit moment die f 830.000,naar voren halen;
dat moet vóór 1 januari gebeuren. Wat dat betreft
deel ik de bezwaren van de heer Schaafsma dus niet.
De heer Heidinga: Ik ben het met de voorzitter
eens dat deze beide voorstellen aan elkaar vastzitten.
Het heeft m.i. weinig zin diep op de zaak in te gaan;
ik zal dat ook niet doen.
Wat de huisvuilrechten betreft wil ik u nog wel
zeggen dat wij in deze raad gedurende tal van jaren
het standpunt hebben ingenomen dat wij een dekkings
percentage van 60% normaal, redelijk en aanvaard
baar vinden voor deze gemeente. Wij hebben ook al
tijd geprobeerd op die 60% te komen; dat is al die
16, 17 jaar dat ik in de raad zit zo geweest. Als het
percentage zakte hebben wij het steeds weer opge
trokken tot die 60%. Ik zie daarom geen enkele reden
waarom wij dat uitgangspunt zouden verlaten. Het
15
college heeft in de raadsbrief ook niet aangetoond
dat dat zou moeten; er staat ook niet in wat daar
voor zou pleiten.
Dan het verplichte tientje of de f 830.000,Dat
ligt een beetje moeilijk; de vorige sprekers hebben dat
ook al gezegd. Wij kunnen dit eigenlijk maar heel glo
baal bezien en ik geloof zelfs dat het college het ook
niet helemaal kan overzien. Wij weten n.l. niet waar
de slagen vallen, waar de druk zal ontstaan. Dat we
ten b. en w. ook niet, anders hadden zij daarover wel
iets meer ter inzage gelegd. Het overzichtje dat bij de
stukken ligt is maar zeer summier en dat geeft geen
indruk van het totaal van de verschuivingen die
er plaats vinden; er vinden, dacht ik, nogal vrij grote
verschuivingen plaats. Wij hebben er wel eniga indica
tie van, maar hoe het precies ligt weten wij niet. Wij
vinden het ook vervelend dat deze zaak nu moet wor
den beslist omdat, zoals ook de heren Meijerhof en
Schaafsma hebben gezegd, dit een onderdeel is van de
beleidsnota. Daarop vooruit grijpende beslissen wij dit
en dan zitten wij in principe vast; dat is jammer. Wij
zien wel dat het niet anders kan en wij hebben er ook
wel begrip voor, maar wij betreuren het wel. Wij vin
den het daarom bijzonder prettig dat het college in de
raadsbrief schrijft dat er in het volgend voorjaar ten
minste nog een bijstelling kan plaats vinden; dan kun
nen wij hier en daar misschien nog enige correcties in
de tarieven aanbrengen als dit besluit ergens wat ver
velend uitvalt. Dat zou best eens kunnen gebeuren.
Er is nog een ander aspect aan deze zaak waar
mijn fractie veel zwaarder aan tilt en dat is dat wij
eigenlijk, als wij dit voorstel aannemen en dat zal
de raad wel doen; mijn fractie ziet ook geen andere
mogelijkheid Leeuwarden als plaats om te wonen
uit de markt prijzen. De heer Miedema zal dat straks
nog wel wat nader aantonen; die heeft zich daar even
in verdiept. Wij hebben wel vaker een beleid gevoerd
waarmee wij de gemeente uit de markt geprijsd heb
ben. Ik zou als voorbeeld het woningbouwbeleid willen
noemen. Wij hebben coüte que coüte een massa flats
gebouwd en dat breekt ons zuur op. Dat is het beleid
geweest; wij hebben ons daarmee in feite uit de markt
geprijsd. De heer Knol heeft zonet nog een voorbeeld
genoemd. Hij zei hij drukte zich heel keurig uit
(Stem: Dat doet hij altijd.) Hij zei: In ieder geval
gaat er wat betreft de hoge elektriciteitstarieven geen
wervende werking uit van de gemeente Leeuwarden.
Zoals ik al zei, hij heeft zich keurig uitgedrukt. In
feite is het bij dit punt precies hetzelfde. Dat is ook
hierbij een zeer belangrijk aspect. De heer Miedema
zal straks wel aantonen hoe belangrijk dat is. (Ge
lach) (De heer Ten Brug (weth.): Daar ben ik be
nieuwd naar.) Daar lacht de raad om, maar als Leeu
warden straks bekend staat als een gemeente waar
men mee van de allerhoogste tarieven heft voor de
onroerend-goedbelasting, dan kan je er donder op zeg
gen dat een heleboel mensen er niet willen gaan wo
nen. Dat is een ernstige zaak voor deze gemeente.
(De heer Ten Brug (weth.): Als het waar zou zijn.)
Ja, als het waar zou zijn. En later zeggen wij: Hé
ja, dat aspect zit er ook aan, hadden wij dat toen
maar gezien.
Ik geloof dat de raad niet anders kan doen dan dit
voorstel aannemen. Wij zien dan wel hoe dat valt, wel
ke druk het legt op de bedrijven, de eigenaren, de
huurders en de gebruikers. Nogmaals, mijn fractie zal
in eerste instantie met dit voorstel meegaan; wij zullen
ook meegaan met de vaststelling van de huisvuilrech
ten op het peil dat het college voorstelt. Wij behouden
ons echter uitdrukkelijk het recht voor om straks, als
de beleidsnota in zijn geheel aan de orde komt, op deze
zaak terug te komen. Het kan b.v. zijn dat mijn fractie
meent dat bepaalde dingen die het college wil schrap
pen of wil afwijzen wel moeten gebeuren; dan komen
wij eventueel terug op de huisvuilrechten om een dek
king voor bepaalde posten aan te wijzen.
De hear Miedema: Yn it foarste plak soe ik it
kolleezje en it amtlik apparaet ik leau dat dat op
syn plak is tank bringe wolle dat wy op dit stuit
sa fier binne. It hat, tinkt my, in hiele toer west al
it wurk binnen de tiidslimyt dy't der foar wie klear
to krijen en in wurd fan tank is yn de ried wol op
syn plak. It is hwat biroerd dat jo dan nei foaren
bringe moatte dat wy eins noch net fier genöch binne.
Mar dat is net yn tsjinstelling meiinoar. It is ntl. sa
dat wy gjin sifers hawwe dy't sjen litte hwat men
yn de rest fan Fryslan docht mei de „onroerend-goed
belasting". It iennige oersjoch dat my op 't heden
bikend is, is itjinge stien hat yn de brosjuere dy't wy
fan it kolleezje krigen hawwe „De onroerend-goedbe
lasting in de praktijk". Ut de list dy't dér yn stiet
it binne de sifers fan forline jier blykt dat Am
sterdam heger is en dat Rotterdam op itselde peil
stiet, dan komt der in hiel skoft neat en dan komt de
rest fan Nederlan. Dat is dus wol in slimme saek.
Foar safier't ik ynformaesjes krije koe sit Ljouwert
yn syn totaliteit op f 20,60 per f 3.000.taksearre
wearde. Ik haw de yndruk dat de oare Fryske gemeen
ten op in inkele nei Onder de f 15,bliuwe. Dan
freegje jo jo óf hwat dêr de oarsaek fan is. Ik moat
tajaen dat in stêdsgemeente, ek al sjoen it soart bi-
lêsting, altyd heger ütkomme sil as in plattelansgc-
meente. Wy meitsje Os dêr soargen oer. De foarfoarige
boargemaster koe altiten sa moai prate oer „het ste
delijk en het niet-stedelijk deel van de gemeente Leeu
warden". Dat spraekgebrük binne wy hwat kwyt rekke.
Mar „het niet-stedelijk deel" fan de gemeente Ljou
wert giet neffens my mei dit foarstel it skip yn. Ik
moat my hjirby wol hiel foarsichtich opstelle, hwant
yn de list dy't by de stikken lei wurdt gjin ünderskied
makke tusken „het stedelijk en het niet-stedelijk deel"
fan de gemeente. Ik sil net sizze dat men it biwust
net dien hat; miskien hat men it hiele probleem net
sjoen, miskien wiene dy taksaesjes noch net binnen.
Mar de ried moat nou in bislüt nimme oer in ge-
meentiike heffing. Ik tocht dat oan sa'n heffing dochs
yn it foarste plak de eask steld wurde moast dat dy
ridlik en billik is. Wy moatte nou dy heffing fêst-
stelle sünder dat wy de gefolgen ek mar min ofte
mear oersjen kinne. Miskien is it wol ridlik dat wy
as „stedelijke gemeente", as stêd Ljouwert, in hegere
heffing hawwe as de omlizzende plattelansgemeenten,
mar dan komt by Os fraksje dochs wol hiel sterk de
fraech op oft it ridlik en akseptabel is dat ek it „niet-
stedelijk deel" fan de gemeente Ljouwert dyselde hef
fing oplein wurdt. As ik sjoch nei hwat my op 't he
den bikend is oer üs doarpen en binammen oer üs lan-
bou en dat is mar in hiel lyts bytsje dan bin ik
bang dat dy bilangryk mear bitelje moatte sille as
ünder de aide regeling it gefal wie en dat wy op 'e
grinzen mei de omlizzende gemeenten greate forskil-
len krije; panden dy't mar 200 meter fan inoar lizze,
mar dy't yn forskillende gemeenten lizze mei in for-
skil yn bilêsting fan f500,Dy mooglikheit sit der
dik yn as ik de gegevens bisjoch. Dêrom hawwe wy
der tige folie muoite mei dizze bidragen joun eksakt
fêst to stellen. Wy hechtsje der dus oan dat wy by de
definitive fêststelling yn febrewaris witte hoe't dit leit,
dat wy dan in folsleine ynformaesje krije oer de stan
fan saken en dat wy dan noch korreksjes oanbringe
kinne. Ik bin my der fan biwust dat it dan in hiel
slimme saek wurdt. De taksearre ekonomyske wearde
is de basis fan üs heffing. Doe't wy in pear jier lyn
yn de gemeente Ljouwert de rioelbilêsting fêststelden
hawwe wy oer itselde punt yn de ried in wiidweidige
diskusje hawn. Doe is fêststeld dat alle panden yn it
bütengebiet dy't net oansletten binne op in rioel en
net oansletten wurde kinne, frij fan dy bilêsting binne.
Dat waerd doe troch de ried in billike saek foun. Op
dit stuit is de gemeente Ljouwert net mear by steat
dat ünderskied to meitsjen; dy mooglikheit is der net
mear. Dochs sil der foar dizze panden in kompinsaesje
komme moatte. Ik tink oan in oar foarbyld. Der is yn-
dertiid, by de komst fan it ierdgas, troch it regear
fêststeld dat it reéel wie om foar de panden op it
plattelan dy't net oansletten wurde koene oalje biskik-
ber to stellen foar romtlike forwaerming foar deselde
priis as dy fan it ierdgas. Dat wie doe gjin punt; it
wie reéel en billik. Dizze koppeling hat men loslitten.
It is op 't heden dus in hiel great finansieel neidiel as
men gjin ierdgasoansluting hat. Op dit punt wurdt al
les oer ien kaem skeard. Ik tink ek oan de elektrisi-
teitstarivendêr hawwe wy it earder oer hawn. Yn it
„stedelijk deel" kin men oanslute hwat men wol; dat
is gjin punt. Men sit nou al mei in provinsiael plan
foar in netforswiering foar de agraryske bidriuwen;
per pand moat men f 5.000,ta f 10.000,it bi-