sra/:: V Verslag van de vergadering op dinsdag 11 maart 1975 van de afdeling I van de gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1975. Aanwezig van de afdeling de dames E. Branden- burg-Sjoerdsma en A. Willemsma-de Jong en de heren H. ten Hoeve, J. Schaafsma en J.B. Singelsma (vanaf 19.35 uur). Aanwezige overige raadsleden: de dames mr. E.N.J. Smit, G. Visscher-Bouwer, M.M.Th. Visser-van den Bos en A.J. de Vos (tot de koffiepauze) en de heren J. de Beer (van 19.55 uur tot 22.45 uur), S. Bouma (tot de koffiepauze en vanaf 22.30 uur), J. ten Brug (weth.), G.F. Eijgelaar (weth.), drs. M.H.G. de Greef, O. Hei- dinga (tot 19.35 uur), H. Jansma (tot de koffiepauze), C. de Jong (vanaf 19.45 uur), A. Klomp (vanaf 19.35 uur), N. Sterk, K. Spoelstra en P. van der Veen. Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. de Boer, ambte naar van de afdeling Financiën en Belastingen, drs. A.J. Burger, ambtenaar van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie, P.P. de Jong, secretaris, N. Kolenbrander, hoofd van de afdeling Per soneelszaken, mr. W.J.G. Reumer, loco-secretaris, mr. H.J. Winkelman, hoofd van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken, en C. IJsbrandij, hoofd van de afde ling Financiën en Belastingen. Te behandelen: Opzet en karakter van het beleidsplan. Par. 1. Beleidssector Algemeen Beheer. Par. 2. Beleidssector Openbare Veiligheid. De Voorzitter: Dames en heren, ik heet u hartelijk welkom op deze eerste afdelingsvergadering van een vrij lange reeks. Wij verwachten dat de heer Singelsma die lid van deze afdeling is nog zal komen want hij heeft geen bericht van verhindering gezonden. Er zijn twee nieuwe elementen vergeleken bij voor gaande jaren. Dit is de eerste keer dat wij met de nieuwe raad afdelingsvergaderingen houden. Normali ter zou dit al in de herfst van het vorige jaar hebben plaats gehad als wij op de gebruikelijke wijze de be groting voor 1975 hadden behandeld, maar u weet allen om welke reden wij dat dit jaar niet hebben gedaan; wij hebben de discussie uitgesteld i.v.m. het inmiddels verschenen beleidsplan dat al in de fracties en in aller lei andere groeperingen ter sprake is geweest. In vorige jaren spraken wij exact over een begroting voor het ko mende jaar; laatstelijk betrof dat de begroting van 1974. Het tweede nieuwe element is dat wij nu spreken over een beleidsplan met daarin gebouwd de saneringspro- blematiek. Wij praten dus nu in feite over de definitie ve vaststelling van de begroting van 1975; er heeft al een zeer voorlopige behandeling van die begroting plaats gehad. Tegelijkertijd gaan wij een blik werpen op de daarop volgende 3 jaar. Op zich is dat bijzonder interessant want wij kunnen nu datgene wat voor het lopende jaar speelt beter zien in een bepaald perspec tief dan in vorige jaren ooit het geval is geweest. Wat wij nu aan u hebben kunnen voorleggen is een in eenvloeien van wat in het verleden een begroting was en een meerjarenraming zoals wij u die al tweemaal hebben toegezonden. Die meerjarenramingen zijn u ter kennisneming toegestuurd; die zijn nooit in discussie geweest. NJu krijgen wij dus voor het eerst een meer jarenplanning in discussie tegelijk met de begroting voor het komende jaar. Ik hoop dat dit voor ons allen een steun zal zijn om in een duidelijk perspectief dat gene te bespreken wat in het komende jaar in dit geval in het lopende jaar plaats zal moeten hebben. Vanavond is afdeling I aan de beurt en ik stel voor dat wij beginnen met de behandeling van de daarbij behorende onderwerpen. Voor de goede orde wil ik nog enkele opmerkingen maken over de gang van zaken in de afdelingsvergaderingen. Het is de gewoonte dat eerst de leden van de afdeling gelegenheid krijgen het woord te voeren en daarna de andere leden van de raad. Wij spreken in tegenstelling tot de werkwijze in de gewone raadsvergaderingen maar in één instantie. OPZET EN KARAKTER VAN HET BELEIDSPLAN De heer Heidinga: Ik wilde iets zeggen over vraag 5 op pagina 3. Ik heb die vraag niet gesteld, maar ik zou hem gesteld kunnen hebben. Ik vind deze vraag zeer ad rem. Ik heb mij verschrikkelijk geërgerd aan verschillende antwoorden; die irriteren mij gewoon. Deze vraag over de beantwoording van onwelkome vragen is volkomen terecht. Ik zal een voorbeeld noe men. Vraag 57 op pagina 15 is door mij gesteld. U hebt daarbij zelfs de euvele moed gehad het was een inleiding en daaruit volgde een vraag om die vraag weg te laten, die gewoon domweg te vergeten. Nu kan het mij niets schelen dat dat mij overkomt, maar als u dan in antwoord op vraag 5 durft te zeg gen: ,,Wat de beantwoording van de laatste vraag be treft mogen wij verwijzen naar de bij deze gelegenheid gegeven antwoorden.", nou, dan vind ik dat knap, bij zonder knap. Maar als u de dingen op deze manier wilt doen en wilt behandelen als waren wij een stelle tje imbecielen, dan ben ik u niet nodig. Als u dat nu maar een keer in de gaten hebt. Dat moest ik even kwijt. Verder wens ik hier niet meer aan de beraad slagingen deel te nemen. De heer Heidinga verlaat hierna de vergadering. De Voorzitter: Op deze vraag behoef ik dus in ieder geval geen antwoord te geven. De heer De Greef: Wij hebben vraag 5 gesteld om dat het ons bij de analyse van de bij vorige gelegen heden door b. en w. gegeven antwoorden was opge vallen dat aan de essentie en de bedoeling van onwel kome vragen voorbij werd gegaan. Wij vinden het erg jammer dat het vraag- en antwoordspel daardoor steeds ingewikkelder moet worden. Wij vinden eigenlijk ook dat het een beetje gesloten is, doordat u nogal veel gebruik maakt van de korte termijn en vaak stelt: U zult binnenkort van ons horen. Wij verwachtten eigenlijk dat u meer energie zou hebben gestoken in het aangeven van de achtergronden op grond waarvan u beslissingen neemt. Ik denk dat het ook samenhangt met een stuk openheid en inspraak dat in het volgende hoofdstuk aan de orde komt. Ik denk dat je het eigen lijk binnen dat kader zou moeten plaatsen. De Voorzitter: Ik wil u in alle ernst zeggen dat ik er weinig behoefte aan heb in te gaan op de woorden van de heer Heidinga. Ik dacht dat het antwoord dat wij hebben gegeven een correct antwoord is; daar zit verder helemaal niets achter. Ik heb er van mijn kant dan ook geen enkele behoefte aan om op een derge lijke wijze te discussiëren. Wat de opmerkingen van de heer De Greef betreft, ik kan u de verzekering geven als u dit dikke boek werk doorleest dan kunt u het ook zien dat wij, waar ook maar enigszins mogelijk, concrete antwoorden hebben gegeven. Dat kan niet altijd; het komt voor dat je termen moet gebruiken als ,,zo spoedig moge lijk", ,,op korte termijn" en dergelijke. Als wij exacte antwoorden en exacte data kunnen geven dan doen wij dat echt wel. Ik vind het wel eens jammer dat men met opmerkingen zoals de heer De Greef die overigens goed bedoeld heeft gemaakt suggereert dat wij proberen antwoorden op bepaalde vragen te ontwijken. Dat is n.l. helemaal niet het geval. Vraagt u dan maai- bij de punten waarvan u meent dat wij in het vage zijn gebleven om nadere uitleg; dan zullen wij motiveren waarom een dergelijke uitdrukking is gebruikt. Ik kan u de verzekering geven dat het in die gevallen werkelijk niet mogelijk was een concreter antwoord te geven, want dan hadden wij het wel ge daan. Wat de kwestie van de diepere achtergronden be treft wil ik allereerst verwijzen naar het beleidsplan. Daarin hebben wij duidelijk allerlei achtergronden ge geven. N.a.v. die visies zijn vragen gesteld. Ik geloof niet dat u ons zou kunnen verwijten dat wij ons hele maal gedistantieerd hebben van het geven van achter grondinformatie wanneer u die niet kunt vinden in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 1