7
6
onderwijs. Ik denk b.v. aan het biad van het ministerie
„Uitleg", het blad van de A.B.O.P., artikelen over on
derwijs in de pers enz. Ik dacht dat men zelfstandig
ook een stuk informatie zou moeten verzamelen. Ik
zou niet weten hoe wij zelfstandig vanaf de afdeling-
zouden moeten reageren, tenzij er bepaalde stukken zijn
waarvan gezegd wordt: Wij vinden het noodzakelijk
dat de Commissie Onderwijs dit weet. Als dat zo is
dan wordt die informatie meestal mondeling en een
enkele keer schriftelijk verstrekt. Dezei dagen is b.v.
een concept-scholenplan al vast aan de leden van de
Commissie Onderwijs toegezonden. Dat was een duide
lijk initiatief van de zijde van de secretarie; er was
niet om dat stuk gevraagd.
C. Geluidshinder Vliegbasis.
De heer De Greef: U beantwoordt vraag 21, of er
eisen zijn ingediend door het overlegorgaan m.b.t. do
vervanging van de Starfighter, ontkennend. De Star-
fighter zal worden vervangen en er wordt op dit mo-
men gezocht naar een opvolger daarvoor. Onze vraag
is wat u denkt te gaan doen, mede in het kader van
die opvolging, aan de mate waarin dat nieuwe vlieg
tuig voor de Leeuwarder bevolking een stuk geluids
hinder kan wegnemen. In hoeverre let u daarop? Ik
vraag dit ook gezien in het licht van uw antwoord op
vraag 19 waarin u stelt dat u in het overlegorgaan een
actief beleid voert t.a.v. de geluidshinder. Wij dachten
dat u waarschijnlijk in dat actieve beleid ook zou moe
ten meenemen de aandacht voor de overlast die de
mensen in Bilgaard hebben van dat vlieglawaai. Kunt
u ons informeren in hoeverre u pogingen heeft onder
nomen om daar iets aan te doen
De heer Eijgelaar (weth.)Wat punt 21 betreft
moet ik u zeggen dat de vervanging van de Starfigh
ter niet in het overlegorgaan ter sprake is geweest.
Wij hebben het ook niet aan de orde gesteld. Het zou
best kunnen dat het nog eens aan de orde komt om te
bekijken welke invloed wij kunnen uitoefenen m.b.t.
deze kwestie. Ik geloof echter dat onze invloed wel
zeer beperkt zal zijn want dit is een zaak die m.n.
de rijksoverheid betreft. De kwestie van de geluids
hinder staat op dit moment m.i. toch wel zodanig in
de belangstelling dat de rijksoverheid zeker ook aan
dit punt de nodige aandacht zal schenken bij de be
oordeling en het aankopen van een opvolger van de
Starfighter. Het is mij niet bekend of die nieuwe vlieg
tuigen ook meteen in Leeuwarden gestationeerd wor
den; dat zal echter wel zo zijn. Ik wil dit punt wel
eens aan de orde stellen in het overlegorgaan. (De
heer Ten lirug (weth.)Geluidloze vliegtuigen wor
den nog niet gemaakt.) Dat betreft dan de geluidsover
last in Bilgaard en Lekkumerend-west. Merkwaardig
dat het Westeinde er kennlijk geen last van heeft,
maar misschien hangt dat van de situering af. (De
heer De Greef: Het gaat er mij om dat u in het ant
woord op vraag 19 stelt dat u een actief beleid voert.
Ik zou dat actieve beleid dan ook graag in deze zien.
Ik wil graag dat u daar op let. U zegt nu wel dat de
rijksoverheid daar op zal letten, maar die heeft wel
meer aan het hoofd. Het gaat hier om een belang van
een deel van de Leeuwarder bevolking waar u attent
op moet zijn.) Natuurlijk is het zo dat, als er minder
lawaai kan ontstaan door een ander soort vliegtuigen,
dat in het belang is van een deel van de bevolking en
waarschijnlijk in het belang van de hele bevolking.
(De heer De Greef: Het zou mede een criterium kun
nen zijn op basis waarvan je kunt kiezen.) Ik zal het
doorgeven. Het is wat vervelend dat ik a.s. dinsdag
de vergadering van het overlegorgaan niet kan bij
wonen, maar dan zit ik weer hier. Ik zal het schrifte
lijk of telefonisch doorgeven, maar ik kan er zelf niet
bij zijn en mijn vervanger evenmin want die heeft ook
een andere vergadering. Dit nog even ter informatie.
De Voorzitter: De wethouder geeft dit dus door.
D. Automatisering.
De heer Ten Hoeve: Ik wil iets zeggen over het
secretariegebouw; daarover wordt gesproken in punt
24. Ik vind het echter zinvoller mijn opmerking te
plaatsen bij punt 36 op pag. 10; ik hoop dat u dat
goed vindt. (De Voorzitter: Akkoord.)
Mevr. Brandenburg-SjoerdsmaU hebt mij door
uw antwoord op vraag 25 over de persoonsgegevens
die u bij de automatisering in het bestand denkt op
te nemen, eigenlijk een beetje nieuwsgierig gemaakt.
Er staat: „Aanvankelijk zullen de belangrijkste ge
gevens van de persoonskaarten, zoals voorgeschreven
in het Besluit Bevolkingsboekhouding" enz. Dat „aan
vankelijk" geeft mij het idee dat er dan later nog iets
anders gaat gebeuren.
De hear Singelsma: Ik soe graech witte wolle hwat
„de belangrijkste gegevens" nou krekt ynhaldt. Dat
stiet ek yn it antwurd op fraech 25.
De heer Spoelstra: Vraag 23 betreft de mogelijk
heid tot spreiding van de dienstverlening in de wijken
door middel van terminals. In het antwoord staat:
„Dit is technisch uitvoerbaar. In de huidige opzet is
hiermede echter geen rekening gehouden. Aan decen
tralisatie van de bevolkingsadministratie kan uit kos
tenoverwegingen geen gevolg worden gegeven." Speelt
die kostenoverweging een dusdanig grote rol Ik acht
het n.l. wel van belang dat in de toekomst bekeken
wordt of decentralisatie op dit punt voor de bevolking-
gemakkelijker werkt als zij de gegevens kunnen halen
in hun eigen wijk; het geeft ook nog een vermindering
van het verkeer naar de binnenstad. (De hear Singel
sma: It wurd desintralisaesje is hjir net op syn plak;
der wurdt dekonsintraesje bidoeld.)
De Voorzitter: Allereerst is er gevraagd naar de
betekenis van het woord „aanvankelijk" in het ant
woord op vraag 25. Er wordt m.i. niet mee bedoeld
dat er later andere gegevens uit de persoonskaarten
zullen komen, maar dat er later ook nog andere ge
gevens zullen worden geautomatiseerd. (Mevr. Bran-
denburg-Sjoerdsma: Ik dacht meer dan wij nu heb
ben.) De vraag is dus wat er dan later nog geauto
matiseerd zal worden, wat hier achteraan komt.
De heer P.P. de Jong (secr.): Er zullen nu een
aantal gegevens in de computer worden opgeslagen,
minder gegevens dan op de persoonskaarten staan
vermeld. (De Voorzitter: Dat betekent dus ik weet
het ook niet precies dat na verloop van tijd alle
gegevens van de persoonskaarten in de computer ko
men?) Misschien wel, maar dat is nu nog niet zeker;
in ieder geval komen er nooit meer gegevens in de
computer dat nu geregistreerd zijn.
De Voorzitter: Als ik het samenvat is het dus als
volgt. Voorlopig komt een deel van de gegevens van
de persoonskaarten in de computer, maar het is wel
de bedoeling dat er later meer gegevens voor zover
die thans al op de persoonskaarten staan zullen
worden geautomatiseerd. (De heer P.P. de Jong
(secr.): Ja, zo is het inderdaad.) Nu, dan weet u
de betekenis van het woord „aanvankelijk". Het is dus
zo dat de belangrijkste gegevens van de persoonskaar
ten de heer Singelsma vroeg daarnaar nu in eer
ste instantie in de computer komen; in een volgend
stadium worden meer gegevens geautomatiseerd.
Dan nog even de kwestie die de heer Spoelstra aan
sneed n.a.v. vraag 23; die betreft terminals in wijken.
Wij beginnen het antwoord met te stellen dat dat tech
nisch uitvoerbaar is, maar dat er in de huidige opzet
geen rekening mee is gehouden uit kostenoverwegingen.
Het kan zeker nu niet. Als in de toekomst, wanneer
alles in een veel verder stadium is, zou blijken dat het
ook in een gemeente met een omvang als die van de
gemeente Leeuwarden van belang is dat ook in de
wijken de gegevens bekend zijn, dan zal op dat moment
het belang van dergelijke voorzieningen moeten worden
afgewogen tegen de kosten die er aan verbonden zijn.
Ik kan u wel zeggen dat de hele problematiek van de
automatisering in een zodanig stadium verkeert dat
deze kwestie niet binnen afzienbare tijd aan de orde
zal komen. Dat sluit echter niet uit dat dit later wel
eens zal gebeuren. Technisch gezien is het wel moge
lijk. In een veel verder stadium kan dit dus nog wel
eens worden overwogen.
E. Personeelsaangelegenheden-
De heer Ten Hoeve: U hebt in de leeskamer een
overzicht ter inzage gelegd van mensen die taken
verrichten die niet direct behoren tot de gemeente
lijke taak en die verricht worden in gemeentelijke
diensttijd. Ik zou u willen vragen: Wat zijn de criteria
waarop u deze toestemmingen geeft? Wanneer je
deze lijst bekijkt dan betreft het voor het grootste deel
mensen die voor het uitoefenen van die taak het ge
bouw, het kantoor, het ziekenhuis waar zij werken uit
moeten. Is het ook zo dat er niet nog een groter aan
tal van dit soort taken in gemeentetijd uitgevoerd
worden, maar dan op kantoor met uw toestemming of
met de toestemming van het hoofd of de directeur van
de betreffende afdeling of dienst? In het geval dat
dat zo is, kan de eigen taak van de mensen dan ook
in het gedrang komen
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Vraag 29 betreft
het benoemen van meer vrouwen in beleidsvoorberei-
dende functies. U antwoordt daarop dat wanneer vrou
wen naar deze functies solliciteren zij dezelfde moge
lijkheden hebben als mannen. Ik wil hier nog even op
ingaan. Ik denk dat er minder vrouwen solliciteren, om
dat er doodgewoon minder vrouwen met een dergelijke
opleiding zijn. Dat kunnen wij dan bezien als een erfe
nis uit het verleden, maar het is een feit. Nu ben ik
van mening dat u dan wel eens zou kunnen overwegen
om de vrouwen die solliciteren een beetje meer kansen
in plaats van dezelfde kansen te geven; dan lopen wij
de achterstand een beetje in. Mevr. Visscher-Bouwer
en ik hebben een paar maanden advertenties verzameld
van overheidsinstanties die personeel vroegen. Daarbij
is ons opgevallen het betrof niet alleen de gemeente
Leeuwarden; die zat er wel bij dat, zolang het gaat
om lagere functies (dat loopt dan zo ongeveer tot ad
junct-commies), er een medewerker/ster wordt ge
vraagd of alleen een vrouw. Kom je daar boven dan is
er meestal alleen maar sprake van een man; dan gaat
het over zijn taak en zijn salaris. Dat is de laatste tijd,
nadat wij daarop gereageerd hebben, wel wat verbe
terd, ook hier. Toch wilde ik dit nog even onder uw
aandacht brengen.
Vraag 32 gaat over het creëren van halve banen.
U zegt dat dat moeilijk is. Er zijn natuurlijk best ba
nen bij de gemeente die je zou kunnen splitsen en
waarbij het mogelijk is dat je 2 mensen benoemd in
plaats van 1. Ik ben er mij wel van bewust dat er in
een tijd van werkloosheid van werkgevers niet bepaald
een stimulans te verwachten is op dit punt, omdat men
heel gemakkelijk iemand kan krijgen die de hele dag
werkt en dat is voor de werkgever waarschijnlijk wel
het gemakkelijkst. Maar daar gaat het natuurlijk niet
altijd om. Er zijn toch ook mensen die hun leven anders
zouden willen inrichten. Ik doel dan niet alleen op vrou
wen die een baan willen hebben voor de halve dag,
maar er zijn ook wel mannen die dat zouden willen
omdat zij meer betrokken willen zijn bij de opvoeding
van hun kinderen of om andere redenen. Het lijkt mij
dan ook zinnig dat u, wanneer u advertenties plaatst,
zich afvraagt of deze baan ook vervult kan worden
door 2 werknemers. Het lijkt mij dus zinnig dat, wan
neer wij een advertentie plaatsen voor een betrekking
waarvoor wij het makkelijkst iemand voor de hele dag
zouden benoemen, wij daar eens bij zouden zetten „of
parttime". Wij moeten, dacht ik, wanneer wij aan de
verlangens die^bij de mensen leven tegemoet willen ko
men, wel eens een beetje experimenteren.
Ik wil ook nog iets zeggen over punt 31. De heer Ten
Hoeve heeft hier ook al iets over gezegd. Deze kwestie
is aan de orde geweest in de commissie voor Trio-
tel, de Commissie voor de Dienst voor de Gezondheids
zorg. In het lijstje met namen dat boven in de lees
kamer ligt staat dat u zich houdt aan een advies dat
is uitgebracht door de voormalige Adviescommissie Ar
beidsvoorwaarden Overheidspersoneel aan de toenmali
ge staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. U deelt
mee dat u dergelijke werkzaamheden toestaat geduren
de een halve dag per week, een en ander met toestem
ming en onder allerlei voorwaarden. In de Commissie
voor de Dienst voor de Gezondheidszorg werd ook nog
de mogelijkheid genoemd dat staat in een schrijven
dat wij daar kregen van één dag per week, al staat
er dan bij: „Alsdan zal een korting op het salaris in
de hoofdfunctie worden toegepast voor elk uur dat
meer dan gemiddeld een halve dag per week in de
hoofdfunctie wordt verzuimd." Daar staat dan nog bij
dat het algemeen belang gediend moet zijn en dat het
dienstbelang niet moet worden geschaad. Ik deel de
mening die u daarover hebt niet. Ik vind dat mensen
in overheidsdienst in de tijd van de overheid dergelijke
lessen daar gaat het meestal om niet moeten
geven. Ik zou hier alleen een uitzondering voor willen
maken wanneer het gaat om een cursus of een studie
richting dat komt wel eens voor die start, want
dan is het moeilijk om leerkrachten aan te trekken.
Zolang wij in dat startstadium zitten gaat het vaak
om enkele leerlingen en dan zou ik het wel willen toe
staan. Ik ben echter tegen de bepaling die u aan het
eind van deze brief zet. Daar staat dat men de ver
goeding die voortvloeit uit het docentschap niet hoeft
te storten in de gemeentekas. Ik vind dat wij op deze
manier een stuk rechtsongelijkheid scheppen onder het
personeel. Deze mogelijkheden doen zich in de regel
alleen voor bij wat hogere functionarissen. Het kan
voor deze functionarissen natuurlijk nuttig zijn om
eens les te geven, maar ik zou de bepaling dat zij de
uit deze nevenfunctie voortvloeiende verdiensten niet
hoeven te storten in de gemeentekas graag geschrapt
zien.
De heer Schaafsma: Even iets in aansluiting op
hetgeen mevr. Brandenburg over punt 31 heeft ge
zegd. Ik ben blij dat zij een van mijn argumtenten die
destijds tegen haar betoog in Triotel pleiten Heeft
overgenomen, n.l. het feit dat een ambtenaar die les
geeft actiever bij de stof betrokken wordt omdat hij
zijn passieve kennis moet omzetten in actieve kennis;
hij moet dan n.l. zijn kennis overdragen aan anderen.
Dat is een fase hoger dan alleen maar zelf weten
waar het over gaat. Ik heb toen ook als argument
gebruikt dat het hier juist gaat om cursussen van
enkele uren per week waarvoor je geen andere men
sen kunt vinden dan de specialisten die in andere
branches werkzaam zijn. Dit was het tweede argument
dat ik gebruikt heb om aan te tonen dat ik wel in
stem met een deeltaak binnen een gemeentelijke dienst
tijd. Ook aan die gemeentelijke diensttijd til ik niet zo
zwaar. De ambtenaren die dit willen doen zullen dit
toch in de eerste plaats doen om een actieve verrijking
van hun kennis te krijgen. Om het geld gaat het vaak
niet. Vooral als het mevr. Brandenburg zegt dit
ook al hogere betrekkingen betreft dan betekent
het al gauw een hoger belastingtarief; wij hebben hier
in Nederland een belastingstelsel dat elke werklust
afstraft. Dat valt dus wel iets mee. (Mevr. Branden
burg-Sjoerdsma: Dan onderschrijft u mijn bewering
dat zij het wel aan de gemeente kunnen geven.) Ik
ben van mening dat je voor het extra werk toch wel
op de een of andere manier beloond moet worden.
Geld is daarvoor het ruilmiddel dat wij sinds eeuwen
al gebruiken. Dit is een vorm van waardering waar
ik het wel mee eens ben. De boekenbon doet steeds
meer zijn intrede, maar dat is natuurlijk een beperkt
ruilmiddel. Ik zou toch liever het geld prefereren om
dat ik dan zelf kan bepalen wat ik met dat ruilmiddel
doe. (De heer Ten Hoeve: Dat moet naar de belas
ting, zei u net.) Dat moet inderdaad naar de belasting,
maar ik dacht dat, als je het aantal boekenbonnen
gaat optellen, de belastinginspecteur uiteindelijk ook
van emolumenten gaat spreken. Dus daar kom je er
ook niet mee.
Mevr. Brandenburg heeft het ook nog over de dienst
tijd gehad. Ik geloof daar niet in. Ik meen dat wij op
het ogenblik al vrij veel met variabele tijden werken,
dus er is geen gemeentelijke diensttijd. Ik neem ook
aan dat iemand die de verantwoordelijkheid neemt om
enkele lessen in de diensttijd te geven zijn tijd buiten
de wat hier gemeentelijke diensttijd wordt genoemd
weet vol te maken. Als ik zie naar de mensen waarover
het gaat en die b.v. in het ziekenhuis werken wij
hebben hier uitdrukkelijk in de commissie naar ge
vraagd dan is het zo dat deze mensen heus hun
dagen, en als het werk niet af is hun avonden, wel vol
maken. Dat is geen kwestie van 40 y4 uur of hoeveel
uur dat dan ook mag zijn. Ik geloof toch wel dat de
mensen de prestatie en de verantwoordelijkheid voor