gen, het zelf zouden kunnen aanpakken. Ook in b. en w. is dit een punt van uitvoerige discussie geweest. Ik moet u zeggen dat wij uiteindelijk ook erg blij wa ren dat wij, althans naar onze mening, in voldoende mate ook de andere door ons heel hoog aangeslagen prioriteiten hebben kunnen inbrengen en dat wij geen belangrijke zaken hoefden te laten schieten voor deze huisvestingskwestie; ik waag ook te betwijfelen of b. en w. anders, ondanks de urgentie van het huis vestingsprobleem, de moed hadden gehad die 4,7 mil joen op te nemen voor het geval wij geen A.C.W.-sub- sidie zouden krijgen. Wij achten dit een bijzonder be langrijk probleem vooral omdat de afdeling Bevolking niet alleen de slechtst gehuisveste afdeling van de hele gemeente is maar ook veruit het meeste publiek krijgt. De combinatie van het ontvangen van het vele publiek en de wijze waarop de mensen op die afdeling moeten werken schept een situatie die niet langer te tolereren is; dit is een zeer urgente zaak. Wij hebben ook de conclusie getrokken dat, als wij deze stap niet zelf zouden kunnen zetten, wij een andere, zij het tijdelijke oplossing zouden moeten vinden; ook dat zou natuur lijk veel geld kosten. Wij hebben er daarbij b.v. aan gedacht om de afdeling Bevolking tijdelijk onder te brengen in de Beurs. Dat zou op zich niet eens zo moeilijk zijn, want op de benedenverdieping hebben eerder kantoren gezeten. De Giro heeft daar kantoor ruimte gehad en de Bondsspaarbank zit er nog, maar die gaat er volgend jaar uit als het nieuwe gebouw klaar is. Zonder kosten kan het natuurlijk niet, maar het zou op zich een oplossing zijn die voor een aantal jaren een althans betere oplossing zou kunnen geven dan de situatie zoals die op het moment is, want die kan echt niet langer voortduren; de huidige situatie is eigenlijk onhoudbaar. (Mevr. Visser-van den Bos: Vindt het publiek dat ook?) Als wij de zaak op deze manier zouden oplossen lopen wij weer tegen een ander probleem op ook dat vindt u in de beleidsnota; in andere afdelingen zal dat waarschijnlijk wel verder worden uitgesponnen n.l. de huisvestingsmogelijk heid van de Openbare Bibliotheek; wij stellen voor de Beurs daarvoor te bestemmen. Wij hebben al jaren in de raad min of meer bewogen discussies gehad over deze zaak; helaas hebben wij tot nu toe nog nooit een redelijke oplossing kunnen vinden voor de Openbare Bibliotheek. Wij menen in de Beurs een goede oplossing te hebben gevonden; ook het bestuur van de Openbare Bibliotheek zou het bijzonder op prijs stellen dat deze keus zou worden gemaakt. Het is ons ook bekend dat C.R.M. hier erg enthousiast over is. Ik wil nu niet zeg gen dat, als C.R.M. enthousiast is, wij dat ook altijd moeten zijn er zijn voorbeelden te noemen dat dat niet zo is maar op dit punt zijn wij het wel. C.R.M. moet tenslotte met geld over de brug komen. In dit verband is het dus wel belangrijk dat Den Haag hier achter staat, want alleen zullen wij de huisvesting van de bibliotheek in de Beurs gewoon niet klaar kunnen spelen. Tegen dat probleem zijn wij dus aangelopen en wij hebben toen gezegd dat het beter is te pogen de ver bouwing van de panden aan het Raadhuisplein in te bouwen in het beleidsplan. Gisteravond heeft de raad het voorbereidingskrediet voor het verbouwingsplan vastgesteld, wij zullen met bekwame spoed aan de voor bereiding werken en wij melden het aan voor de A.C.W.; dat aanmelden voor de A.C.W. geeft natuurlijk geen zekerheid want wij weten helemaal niet of ons hiervoor A.C.W.-subsidie zal worden toegewezen. Eigenlijk zou je moeten hopen dat wij het nooit toege wezen krijgen want dat zou betekenen dat de werk loosheid flink afneemt. In de bouwvak is de situatie echter op dit moment erg slecht en daarom acht ik het niet uitgesloten dat wij voor dit object A.C.W.-subsidie zullen krijgen, maar zekerheid daarover heb je na tuurlijk nooit. Dat blijft dus een vraagteken. Nu kent u ongeveer de filosofie die achter ons voorstel zit. Wij melden het object dus so wie so aan voor A.C.W.-sub sidie, maar als dat het komende jaar niet mocht slagen menen wij dat het zo urgent is dat het toch uitgevoerd zal moeten worden; dat kunnen wij dan de raad kan daar natuurlijk een andere mening over hebben doen zonder dat wij er andere urgente zaken voor moeten laten staan. Een bijkomend pluspunt het zal de heer De Jong misschien wel teleurstellen dat ik dit niet het belangrijkste vind is dat wij het pand in de St. Ja- cobsstraat weer vrij kunnen geven. Wij vinden dat minder urgent dan de heer De Jong, maar wij vinden het wel een voordeel van dit plan dat het pand aan de St. Jacobsstraat dan weer zijn oorspronkelijke bestem ming kan krijgen. Dan nog even de interruptie van mevr. Visser over de mening van het publiek. Ik moet zeggen dat het overgrote deel van het publiek meestal niet zo erg kri tisch is. Er is wel een heel klein deel dat bijzonder kri tisch is, maar dat is een algemeen verschijnsel; dat geldt niet alleen voor Leeuwarden. Maar over het al gemeen is het zo dat de mensen tevreden zijn als zij maar vlot geholpen worden; zij zijn er meestal ook maar een paar minuten. Het is echter zo dat er, als het een beetje druk is, ook voor het publiek een niet al te beste ontvangstmogelijkheid is. Het zwaartepunt van het probleem ligt bij de huisvesting van de amb tenaren. Wij kunnen op deze wijze niet doorwerken in dat gebouw. Ook de afdeling Onderwijs komt klem te zitten, maar dat is een bijkomend punt. Ook die afde ling moet echter meer ruimte hebben en dat kan ge makkelijk als de afdeling Bevolking verhuist. Maar de huisvesting van de afdeling Bevolking is wel bijzonder slecht; en daar tillen wij heel zwaar aan. Het is dus ook voor het publiek niet de prettigste omgeving om zaken af te handelen, maar het publiek zal er vast geen be toging voor houden. Wij wachten dus af wat er in de plenaire zitting naar voren zal worden gebracht door de heer Ten Hoeve. (De heer Ten Hoeve: Ik heb gezegd „onder voorbehoud".) Ja, zo zullen wij het ook noteren. Ik hoop dat u hetgeen ik naar voren heb gebracht in de beschouwing zult willen betrekken. G. Diversen. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Vraag 47 gaat over de nieuwjaarsreceptie. U antwoordt dat de belangstel ling groot is en dat u niet van plan bent een wijziging in de opzet aan te brengen. Wij zouden toch graag willen dat er een poging werd gedaan om die receptie anders te organiseren, om daar meer een soort feest van te maken. (De Voorzitter: U vindt het dus nu niet een feest Ik vind het wel feestelijk.) Ik vind het altijd erg gezellig; ik moet zeggen dat ik u wel eens be klaag, maar dat is een ander punt. (De Voorzitter: Ik vraag ook niet of u het voor mij een feest vindt.) Nee, maar als wij het zo zouden kunnen veranderen dat het ook voor u een feest wordt, dan is dat meegenomen. U zegt in uw antwoord dat er altijd veel belangstelling is, maar u zult het toch met mij eens zijn ik bedoel daar niets vervelends mee dat het altijd dezelfde gezichten zijn. Die mensen zitten mij helemaal niet in de weg, maar ik zou, omdat Leeuwarden een fijne stad is, graag willen dat iedereen daar wat meer bij betrok ken wordt. Over een jaar hebben wij een vernieuwde Harmonie en het leek mij een leuk idee om de receptie om te bouwen tot een bijeenkomst in de Harmonie waar je niet alleen maar staat en praat maar waar je ook wat kunt zien en beleven en wat kunt doen. Dat lijkt mij gewoon veel aardiger. Mevr. Willemsma-de Jong: Ik ben het eens met het antwoord op vraag 39, maar ik ben van mening dat het antwoord op vraag 40 daar niet helemaal bij aan sluit. Ik zie een bepaalde koppeling tussen de vragen over de taak van de provincie m.b.t. de centrumpositie van Leeuwarden en de aan Leeuwarden toegedachte functie in de structuur van het Noorden des lands. In het antwoord op vraag 40 staat: ,,Dit is niet direct in de cijfers van de beleidsnota terug te vinden" enz. Gaat dat dan om een beleidsnota van de provincie? (De Voorzitter: Nee, het gaat om ons beleidsplan.) Ik vind dat een beetje eigenaardig, want het gaat hier om samenwerking met de provincie, om de verhouding tussen de provincie en de gemeente. Er wordt in vraag 39 gevraagd of de samenwerking en de verhouding met de provincie goed zijn. Vraag 40 luidt dan: „Is de aan Leeuwarden toegedachte functie in de structuur van het 'Noorden des lands en de regio wel in de cijfers terug te vinden? Kunnen wij dit financieel wel aan?" Ik dacht dat die vraag gesteld was in verband met vraag 39 in die zin dat gevraagd wordt of u er zicht op hebt dat de provincie daar genoeg prioriteit aan ïi verleent en genoeg aandacht aan schenkt. Daarom vroeg ik mij af of het antwoord op vraag 40 wel hele maal logisch was. Kunt u misschien nog even een na dere toelichting geven? Ik hoop dat u begrijpt wat ik bedoel. De hear Singelsma: Ik haw hwat oer dyselde twa punten. Ik fyn it hwat dizenige antwurden, mar ik nim oan dat it kolleezje net bettere antwurden jaen kin. As jo de tsjokke I.S.P.-rapporten leze oer it „Noorden des lands" en de wiisheden sjogge dy't dêr allegearre yn steane dan leau ik net dat it kolleezje folie sicht hat op hwat dêr üt komme sil; ik sjoch dat ek net en ik tink dat net ien it sjocht. It binne in soarte opdrachten fan it regear, in stikje hüswurk. Ik leau net dat it kolleezje dêrop to sell gean kin; neffens my kin it dêr gjin konklüzjes üt lüke. Ik wol der dêrom fierder ek net folie oer sizze. Dit is in saekje: der moast dochs in antwurd komme. De heer C. de Jong: Ik wil graag mijn teleurstel ling uitspreken over het antwoord op vraag 48 m.b.t. het vieren van het 30-jarig bevrijdingsfeest. Het 25- jarig bevrijdingsfeest hebben wij in Leeuwarden op grootse wijze gevierd. Ik vind het niet nodig dat er ieder jaar op de bevrijdingsdag feest gevierd wordt, maar ik vind het erg triest dat wij helemaal niets doen. Als ik dan in de stukken lees dat wij onder volg- no. 552 een fonds hebben voor bijzondere activiteiten waarin f 10.000,moet zitten wij verlagen het nu tot f 3.000,dan vind ik het gewoon jammer dat wij aan dit feest, ondanks dit potje, niets doen. In het antwoord staat dat u bereid bent om aan activi teiten die door de bevolking worden ontplooid mede werking te verlenen. Ik zou willen vragen op welke wijze u zich voorstelt dat dan te doen. De heer De Grdef: Ik zou mevr. Brandenburg wil len bijvallen wat het meer open maken van de nieuw jaarsreceptie betreft. Ik ben blij dat er voor de recep tie in de huidige vorm een grote belangstelling bestaat, maar ik denk dat er nog een grotere belangstelling zou kunnen komen. Als ik kijk naar de wijze waarop Groningen het doet dan vind ik dat een goed voorbeeld hoe een gemeentebestuur het jaar kan openen met de bevolking. Ik zou u dan ook willen vragen of u aan die mogelijkheid zou willen denken. Vraag 42 betreft het toezenden van de knipselkrant aan raadsleden. U hebt daar geen werkelijk antwoord op gevonden. U zegt dat de knipselkrant dagelijks ter inzage ligt. Ik dacht niet dat er raadsleden zijn die dagelijks naar het stadhuis gaan om de knipselkrant in te zien. Het gaat m.i. ook niet om een stuk actualiteit; je zou het, dacht ik, moeten zien als een overzichts functie die de knipselkrant zou kunnen vervullen; een soort naslaginformatie die als je ze geregeld eens in de drie weken met de raadsstukken krijgt duidelijk een ondersteuning zou kunnen betekenen. Ik zou u willen vragen of u zou willen overwegen dat te doen. De heer Schaafsma: Ook even iets over vraag 42. Ik heb het altijd een leuke geste gevonden dat de knipselkrant voor ons op de leeskamer ter inzage lag. Ik heb echter geconstateerd dat het, behoudens en kele uitzonderingen, knipsels betreft uit de plaatse lijke pers. Ik neem toch aan dat de fracties de plaat selijke bladen wel hebben. De artikelen uit de knipsel krant die mij interesseren heb ik meestal zelf al uit geknipt. Ik heb de knipsels die over de gemeente gaan thuis gerangschikt naar datum en onderwerp; dat zijn artikelen uit de beide plaatselijke kranten. Wat ik op de leeskamer aantref is voor mij in hoofdzaak een herhaling van hetgeen ik op de dag dat de artikelen zijn verschenen heb kunnen vernemen en heb uitge knipt omdat het mij belangrijk scheen. De enkele keer dat er een knipsel uit een andere krant bij is is mee genomen, maar dat is dan meestal al achterhaald om dat de publikatie uit de beide plaatselijke bladen veel actueler was. De hear Klomp: Bistiet de knipselkrante noch wol? De Voorzitter: Allereerst de kwestie van de nieuw jaarsreceptie; mevr. Brandenburg heeft daarover ge sproken en de heer De Greef heeft zich daarbij aan gesloten. Ik heb persoonlijk de indruk dat dit niet een zaak van öf öf is. Naar mijn mening is hetgeen in Gro ningen gebeurt een heel ander evenement dan wat de laatste jaren in Leeuwarden plaats heeft. Ik heb van de heer Ter Horst die was er al min of meer mee bezig begrepen dat men van die zijde ernstig over weegt om op Nieuwjaarsdag of vlak daarna een of ander groot feest te houden, maar dan in die zin dat er ook allerlei dingen gebeuren; het gaat daarbij niet alleen om een handje geven maar ook om het plaats hebben van allerlei dingen waarvan men kan genieten. Ik kan mij indenken dat een dergelijk evenement voor velen bijzonder aantrekkelijk is. Naar mijn mening is dat iets anders dan een nieuwjaarsreceptie van de ge meente. Een dergelijke receptie werd hier vroeger niet gehouden. Toen ik hier 8 jaar geleden kwam is mij van verschillende kanten gevraagd of er niet iets der gelijks zou kunnen komen omdat Leeuwarden op dat terrein niets deed. Toen is in het college besloten het te proberen en af te wachten hoe het zou uitvallen; als het niets werd zouden wij er weer mee stoppen en als zou blijken dat er veel mensen kwamen en dat die het prettig vonden dan zouden wij doorgaan. Ik moet u zeggen dat wij de indruk hebben dat de nieuwjaars recepties erg gezellig zijn en dat velen elkaar op de eerste werkdag van het jaar gedurende anderhalf uur ontmoeten. Je doet op zo'n receptie inderdaad niet veel meer dan even met elkaar praten. Maar ook een der gelijke samenkomst heeft echt zijn nut, want in de praktijk blijkt dat er veel belangstelling voor is. Ik zou er toch ook wel met nadruk op willen wijzen dat dit niet een besloten clubje is; iedereen kan komen. Ik ben zelf ook erg blij dat b.v. praktisch alle raadsleden elk jaar komen; je ziet elkaar dan in een ongedwongen sfeer. Er komen ook veel mensen waar wij als dage lijks bestuur van de gemeente vele contacten mee heb ben. Je ziet echter ook allerlei mensen van verschillen de groeperingen uit de stad. Ik heb ook niet de indruk dat men niet durft te komen, dat men drempelvrees heeft. Ik geef wel toe dat dit kennelijk niet een evene ment is waar het grote publiek op afkomt. Dat zou hier echter ook niet kunnen, want wij zitten met 300 a 400 bezoekers wel aan de grens; wij zouden hier echt geen 700 mensen kunnen hebben. Nogmaals, ik vind ook een bijeenkomst in het genre als u bedoelt erg aantrekkelijk, maar ik heb enige twijfel of wij daar de huidige ontvangsten voor zouden moeten opgeven, want op een evenement zoals dat in Groningen wordt gehouden laten wij dat duidelijk stellen komen echt andere mensen. De praktijk wijst dat uit. Veel mensen die op de nieuwjaarsreceptie ko men zullen niet naar zo'n evenement gaan en de meeste mensen die naar zo'n evenement gaan komen niet hier. Daarom zou ik, vooral omdat men ernstig overweegt in de Harmonie iets te organiseren, er de voorkeur aan geven de nieuwjaarsreceptie te hand haven. Wij kunnen de kwestie van een evenement in de Harmonie op Nieuwjaarsdag wel eens bespreken met het bestuur van de Stichting Culturele Centra. Ik zie echter niet in dat wij daarom op zouden moeten houden met de nieuwjaarsreceptie. (De heer De Greef: Zou u het niet kunnen combineren?) Ik weet dat niet. (De heer Ten Hoeve: Je komt dan wel op de nullijn te zitten.) Ik wil wel eens contact opnemen met de Stichting Culturele Centra. Kijk, als het zo was dat de belangstelling bijzonder gering was dan zouden wij ik ben daar zelf erg gemakkelijk in er direct mee ophouden. Om mij persoonlijk hoeft het helemaal niet. Maar in de afgelopen jaren is gebleken dat het aanslaat; het is dus een evenement dat velen kennelijk prettig vinden en ik zou het daarom jammer vinden er mee op te houden. Ik zou de nieuwjaarsreceptie dus graag willen handhaven omdat het geslaagde bij eenkomsten zijn. Ik wil deze zaak ook nog wel eens met de Stichting Culturele Centra en de heer Ter Horst bespreken; ik heb de indruk dat de heer Ter Horst ernstig overweegt iets in deze richting te doen. Het hoeft elkaar echt niet te bijten. (Mevr. Branden burg-Sjoerdsma: Dat ben ik wel met u eens, maar- ik wil graag dat er een relatie is tussen het gebeuren in de Harmonie en het gemeentebestuur. Ik bedoel ook niet dat het idee van een nieuwjaarsreceptie helemaal moet worden los gelaten. Ik zou dat er in willen bren-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 6