Nou haw we wy niis ris neigien, de hear IJsbrandij en ik, hoe't it eins kommen is. De fraech fan de hear Heidinga stiet der wol yn, mar under nümer 213: „De gemeente verplicht de bedrijven een parkeergele genheid op eigen grond te maken" ensfh. Dizze fraech stie yn de originele kopij yndied Onder dy fan nümer 57, mar dat haw ik konstatearre der siet in wite rigel tusken. Doe haw ik, as rapporteur fan üs fraksje, dy dingen skaet, hwant 57 slacht hie lendal op it bilied fan de boargemaster, parkearjen ensfh., en de konkrete fraech oer de parkearterreinen is nei de öfdieling fan weth. Rijpma ta gien. Dat, ik bin de skuldige. (De heer Ten Brug (weth.): Ik dacht een ander.) Ja? (De heer Ten Brug (weth.): Maar die is weg.) Hie der net in wite rigel tusken sitten it wiene allegearre alinea's, mar krekt tus ken dizze twa dielen siet in wite rigel dan hie de fraech fansels ek under dy fan 57 kaem. Dan noch in oar punt. Ik haw hjir forline wike pas fan heard en dêrom koe ik der gjin fraech oer stelle. En dêrom wol ik nou noch graech in fraech stelle mei in taljochting der by. Is it wier dat it der op bigjint to lykjen dat wy üs hjir yn Ljouwert soms ünder terreur deljowe Ik wol dit mei it folgjende yllustrearje. It is foarkommen dat der bygelyks in fyts stellen wie. In hoartsje letter komt de eigner to witten hwer't de fyts is. Hy giet nei de plysje ta en freget om meiwurking om it stellene werom to krijen. Him wurdt lykwols troch de plysje advisearre dat net to dwaen hwant dan soe it wol ris barre kinne dat hy seis, syn frou of in bern as represaille fan 'e sokken riden wurdt troch dyjinge dy't de fyts wei- nommen hie. Komt soks foar of kin dit as kwealaster fan de han wiisd wurde, mei oare wurden dat wy hjir yn Ljouwert wol de wet en it rjocht hanthavenje wolle De heer De Greef: Ik zou, niet nu maar tijdens de begrotingsbehandeling omdat het niet in de vragen staat willen praten over het optreden van de politie n.a.v. een kraakactie waarover mijn fractiegenoot vra gen aan b. en w. heeft gesteld. Ik zou het onder voor behoud willen claimen omdat wij de antwoorden van b. en w. willen afwachten en ook de uitslag van de in gang gezette juridische procedure. Het is te prematuur daarover nu te discussiëren. De heer C. de Jong: Ik dacht dat vele reacties die nu zijn los gekomen ook duidelijk betrekking hebben op punt 64 over het toezicht op eigendommen en goe deren in de binnenstad. Uw antwoord geeft mij de in druk van berusting uwerzijds; ik vind het antwoord beslist onvoldoende. Ik dacht dat dat ook wel blijkt uit de vele reacties die n.a.v. dit onderwerp bij u zijn bin nengekomen. De Voorzitter: De heer Ten Hoeve heeft de indruk dat wij het naleven van de parkeerverordening toch minder goed doen controleren dan wij in het antwoord van vraag 56 doen uitkomen. Ik moet u zeggen dat wij nogal wat doen aan controle m.b.t. parkeren. Ik heb zelfs ook wel eens het omgekeerde gehoord; als hier b.v. eens een congres is dan hoor je dat er geen gemeente in Nederland is waar je zo rap op de bon komt als hier. De controleurs schrijven nogal wat bonnetjes. Ik weet niet of u het jaarverslag van de Commissaris van Politie wel eens doorleest(De heer Ten Hoeve: Dat heb ik zelf ook wel geconsta teerd. Op bepaalde plaatsen gebeurt het erg frequent. Ik kan mij voorstellen dat je dat juist bij congressen nalaat. Maar het wordt vervelend wanneer in een be paalde straat auto's driedubbel geparkeerd staan, niet één keer maar iedere avond, en je genoodzaakt bent met je auto over het trottoir huiswaarts te keren; want zo is de situatie.) Ik ben ook nog niet klaar. Ik meende uit uw inleiding op te maken dat u van oordeel was dat wij er niet zoveel aan doen en daarom meende ik eerst even een algemene opmerking te moeten maken. De kwestie die u concreet genoemd hebt zal ik opne men met de politie; die moet aan die omgeving wat meer aandacht schenken. Ik denk dat het wel zo is dat men aan de ene plaats meer aandacht schenkt dan aan de andere. Ik moet u wel zeggen dat de politie het in het algemeen vrij moeilijk heeft met de controle in de binnenstad. Laten wij wel zijn, er zijn veel knelpun ten in de binnenstad wat betreft de parkeermogelijk- heden. Dat wringt hier ook erger dan b.v. in de om geving van het Zaailand en de Oude Veemarkt, want daar zijn vrij veel parkeermogelijkheden. Daardoor zie je in die omgeving ook minder spanningen optreden; het publiek vindt daar wel een mogelijkheid langs de legale weg. In de omgeving die de heer Ten Hoeve noemde krijg je spanningen en die blijven bestaan zo lang je daar met een auto mag komen; daar moeten wij ons wel van bewust zijn. Ik geloof persoonlijk dat wij daar pas duidelijk tot een regulering komen wan neer wij en dat is jammer genoeg een kwestie van wat langere adem wat meer inhoud hebben kunnen geven aan het door de raad vastgestelde binnenstads plan, wanneer duidelijk vaststaat waar je helemaal niet meer mag komen met de auto en waar je met je auto mag komen gecombineerd met parkeermogelijkheden voor degenen die ter plaatse moeten zijn. De raad heeft de lijnen aangegeven. Het lijkt misschien alsof wij het binnenstadsplan hebben opgeborgen, maar dat is niet zo. Ik kan u de verzekering geven de mensen die in de verschillende commissies zitten weten dat dat er hard aan wordt getrokken. Maar het kan niet van vandaag op morgen want het is een gecompliceerde zaak. Dat is dus de weg om tot redelijke oplossingen te komen. Dat neemt niet weg dat, als er op bepaalde plaatsen te grote fricties komen, wij kunnen proberen daar aan dacht aan te schenken. Het geval dat de heer Ten Hoeve noemde zal ik in ieder geval met de politie op nemen. Mevr. Brandenburg heeft allereerst gesproken over punt 50 (regulerend optreden bij vestiging van café's en bars), een zeer principieel punt dat inderdaad vaker aan de orde is geweest. Wij zijn bezig met het voorbe reiden van een verordening; die zullen wij aan de raad voorleggen. Het ontwerp voor deze verordening is de raadscommissie ter voorbereiding van verordeningen al gepasseerd. In die commissie is ook al overeenstem ming bereikt. Wij moeten voor wij die verordening aan u mogen voorleggen eerst advies vragen aan de Ka mer van Koophandel en de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid. Daar hebben wij het al naar toe ge stuurd. Wij hebben hen gevraagd ons indien enigszins mogelijk voor 1 april hun visie te ge ven. Wij hopen voor de zomervakantie met die verordening in de raad te kunnen komen. Ik zal niet te diep ingaan op de inhoud want dat komt wel in de raad aan de orde, maar ik zal u een indicatie geven. Wij stellen voor om voor dat ge deelte van de binnenstad binnen de grachten dat in het structuurplan voor de binnenstad is aangegeven als woongebied en voor de hele schil te blokkeren dat er meer vestigingen kunnen komen. In de toekomst kunnen daar dan alleen vestigingen plaats hebben als die in de omgeving waarvoor een vestigingsvergunning wordt aangevraagd een specifieke functie hebben; ik denk b.v. aan een buurtcafé dat voor een bepaald deel van de schil een duidelijke functie kan hebben. Daar bij zal het criterium worden aangehouden dat het woongenot niet wordt verstoord; dat moet wel want het mag niet een verordening worden die in de plaats komt van maatregelen op het terrein van de ruimte lijke ordening want dat hoort in de bestemmingsplan nen. Als het woongenot verstoord wordt dan wordt geen vergunning gegeven. De vestiging moet boven dien een functie hebben in het betreffende deel van de schil of het betreffende deel van de binnenstad. Dat is dus ongeveer het voorstel dat wij zullen doen. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Zit er ook een mo gelijkheid in dat b.v. in de binnenstad het aantal te rug gedrongen kan worden, niet door mensen weg te sturen, maar door bij het verdwijnen van een café of bar geen nieuwe vestiging toe te staan?) U bedoelt dus het intrekken van al bestaande vergunningen? (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Geldt een vergun ning voor een pand of is die aan de eigenaar gebon den?) Wij moeten er wel van uitgaan dat het met deze regeling praktisch niet mogelijk is om bestaande zaken te doen verdwijnen. (Mevr. Brandenburg-Sjoerd sma: Ik bedoel gewoon als iemand ophoudt. Wij zien nu dat ergens een bar komt die een halfjaar latei- weer verdwijnt; die komt dan ergens anders weer opdagen. Ik vraag dus of het mogelijk is om, als er 15 gens zo'n zaak verdwijnt, geen nieuwe vergunning af te geven.) De vergunningen worden, meen ik, niet ge geven aan een bepaalde zaak, maar aan een persoon. (De heer Winkelman: Ja, de vergunning geldt voor de ondernemer, de beheerder en de bedrijfsleider die in dat bedrijf staan. Zelfs als er een andere beheerder komt vervalt de vergunning en moet een nieuwe aan gevraagd worden.) Ik moet u zeggen dat wij ons voorstellen om er voor het gebied waar ik straks over sprak de rem op te zetten. In het geval dat mevr. Brandenburg noemde moeten wij inderdaad overwegen geen nieuwe vergunning te geven. Ik meende eerst dat zij bedoelde dat bestaande vergunningen zouden moeten worden ingetrokken; dat zou niet gemakkelijk gaan. Het is nu wel duidelijk, dacht ik. Wij zijn inder daad van plan te gaan in de richting die zij aangaf; dat betreft dus het door mij genoemde gebied. (De heer C. de Jong: Is de Bagijnestraat voor u een woon gebied?) Die straat valt niet onder het aangegeven gebied. Ik kan u wel globaal aangeven welk gebied het betreft: ruim genomen is dat het gebied rondom de Grote Kerk met een flink stuk in de richting van de Fryske Akademy, de hele Grote Kerkstraat, het gebied net boven de Eewal de Eewal valt er net niet onder met een heel stuk in de richting van de Nieuwe Buren; dat laatste kan interessant worden voor sommigen die daar aan het spoken zijn op het ogenblik. Dit is ongeveer het gebied dat wij bedoelen. Daar kunt u zich echter over uitspreken als deze zaak in de raad komt, maar ik vertel u wat het voor stel van b. en w. inhoudt. Ik hoop dat ik u, mevr. Brandenburg, duidelijk geantwoord heb. (Mevr. Bran denburg-Sjoerdsma: Ja, wij claimen het niet.) U krijgt binnenkort ook alle gelegenheid er over te spre ken als de verordening in de raad komt. Door verschillende sprekers is gevraagd wat wij kun nen doen aan overlast van bars e.d. Ik zou daar wat in het algemeen op willen antwoorden. De consequentie van de vrij grote concentratie van bars met nachtver gunning in bepaalde delen van de binnenstad -ik heb dat al eerder gezegd bij begrotingsbehandelingen en bij het behandelen van de A.P.V. is dat in die om geving weinig woongenot is te vinden; dat zijn dingen die met elkaar vloeken. Het zou alleen op te lossen zijn door bars radicaal te verbieden, maar dat kan niet. Wij zijn van mening dat ik heb dat zopas ook gezegd wij een beleid moeten voeren dat wij duide lijk bepaalde delen van de binnenstad aanwijzen waar- wij de woonfunctie weer een plaats willen geven dat is bij de discussie over het structuurplan aan de orde geweest en waar deze etablissementen niet meer kunnen komen in de toekomst, want die twee functies verdragen elkaar in wezen niet. Er zullen een aantal andere delen van de binnenstad zijn waar deze etablissementen dat is nu in feite al zo nogal geconcentreerd zijn. Wij hoeven er niet omheen te draaien, in die omgeving kan nooit veel woongenot te vinden zijn; de consequentie van het toelaten van bars in bepaalde delen van de binnenstad is dat in die delen de woonfunctie verdwijnt. Je kunt die bars nu eenmaal niet achter in de Camminghabuursterpolder vestigen. Wij zitten met dit probleem. Dan iets over de geluidsoverlast. Zopas is al even opgemerkt dat mensen die deze gelegenheden bezoe ken andere ideeën over geluid hebben dan de meesten van ons. Er is moeilijk een synthese te vinden. Als men het al te bont maakt dan gaat de politie er wel op af. Ik moet u wel zeggen dat op het moment dat de politie verschijnt het geluid meestal niet meer zo hevig is. Men is er erg knap in te ontdekken dat de politie in aantocht is. Het is dus wel zo dat de politie er iets aan doet als men het te bont maakt, maar het is niet gemakkelijk het te constateren. Ik zie er geen heil in regelingen met decibels te maken; dat lijkt mij geen oplossing. Als er klachten van omwonenden komen dan stelt de politie een onderzoek in. Ik twijfel er wel wat aan of de politie dan afdoende maatregelen kan ne men. De praktijk is vaak dat het dan even beter wordt; dat geldt vooral voor de gelegenheden waarvoor on dergetekende nachtvergunning heeft gegeven, want dat is een van de weinige middelen om mee te dreigen, zo van: nog één keer en danU kent dat wel. Verder zijn er echter niet veel mogelijkheden om op te treden. Wij passen dat middel wel eens toe. Dit is het beeld. Wij zullen moeten leren hiermee te leven. Wij moeten echter een zodanig beleid voeren dat verschillende de len van de stad bepaalde functies krijgen en daar moet je je dan op instellen. Wij leggen ons er niet bij neer, maar wat ik u net verteld heb is gewoon de praktijk. Dit is dus wat ik in het algemeen over geluidsoverlast van bars e.d. zou willen zeggen. Heel iets anders is ook daarover zijn verschillende opmerkingen gemaakt het overlast aandoen aan mensen. Daar probeert de politie echt tegen op te tre den. Ik wil in dit verband ook wel zeggen dat wij bij de politie nogal worstelen met een vrij ernstig perso neelstekort. Dat is geen Leeuwarder probleem, u weet allen dat het een nationaal probleem is dat de omvang van de politiekorpsen nogal is achtergebleven bij de ontwikkelingen die gaande zijn. Ook in Leeuwarden was tot voor een paar jaar de sterkte van het politie korps ongeveer gelijk aan die van de jaren 19451950. Als u dan weet wat over het hele terrein de extra ta ken van de politie zijn geworden dan is er maar één conclusie mogelijk, n.l. dat de politie niet meer zodani ge aandacht kan schenken aan alle klachten die bin nenkomen dan vroeger wel het geval was hoewel men dat eigenlijk wel van de politie zou mogen vragen. Maar de politie moet selecteren en doet dat ook. Daar door moet de politie, niet uit onverschilligheid maar noodgedwongen, zodanig selecteren dat de meest be langrijke zaken voorrang krijgen. Dat is de opdracht die de politie heeft en die ik ook wel heb moeten ge ven. Men kan de belangrijkste zaken niet laten liggen ter wille van kleinigheden. Ik moet u zeggen dat ik wel blij ben dat er op het ogenblik bij de regering duidelijk een kentering merkbaar is in de benadering van de problematiek van de sterkte van de politie korpsen; dat is heel duidelijk het geval. Maar dit is geen kwestie van vandaag op morgen, men is er mee bezig. U moet uit mijn woorden niet opmaken dat bin nen een afzienbare tijd de sterkte van de politie verdrie voudigd zal worden; daar is geen sprake van. Maar er is wel een algemene tendens dat er een landelijk beleid wordt gevoerd om binnen afzienbare tijd de politiekorpsen die niet eens op sterkte zijn op sterkte te brengen en verder ook een zodanige uitbreiding aan die sterkte te geven dat de politie weer redelijk de taken kan uitvoeren die moeten worden uitgevoerd. Dat is een algemeen beleid dat ook voor Leeuwarden geldt. Ik wil verwijzen naar hetgeen wij hierover in de beleidsnota hebben geschreven. Ik verheug mij er over dat dat van de zijde van de raad geen kritiek heeft ondervonden. Wij zijn in Leeuwarden verder gegaan dat hebt u in de stukken kunnen lezen en wij hebben duidelijk een aantal mensen boven de sterkte niettegenstaande onze armoede. Wij zijn wel van me ning dat, als wij straks uitbreiding aan de sterkte kunnen geven, wij op dat punt terug moeten treden, want dit blokkeert in financieel opzicht een deel van onze ruimte welke wij voor andere doeleinden zouden moeten kunnen bestemmen. Als wij een uitbreiding aan de sterkte kunnen geven zullen wij terug treden op dit terrein, maar ik ben blij dat de raad geen kritiek heeft uitgeoefend op het beleid dat wij nu voeren; ik heb die kwestie in het college ook enkele malen ter sprake gebracht. Op deze manier proberen wij het mogelijk te maken dat de politie zo goed als maar enigszins mo gelijk is zijn taken kan uitvoeren. Mevr. Brandenburg heeft gevraagd anderen heb ben zich daarbij aangesloten of de politie niet wat gerichter op kan treden door zich te concentreren op bepaalde overtredingen. Ik kan u zeggen dat dat zo nu en dan al gebeurt. De politie houdt zo nu en dan controles in burger waarbij b.v. speciaal gelet wordt op het rijden door rood licht. Dat moet wel in burger want een automobilist rijdt meestal niet door rood licht als er een politieman in uniform in de buurt is; daar is men erg op afgejaagd, daar heeft men kennelijk een goede neus voor. Dan zijn er een aantal mensen nijdig omdat de politie zo vals is in burger op te treden, maar daarin hebben wij geen keus; als je de mensen wilt betrappen moet de politie in burger zijn, want an ders krijg je ze niet door de rode lichten heen. (Ge lach) Zo gaat dat dus. Snelheidscontrole gebeurt iets openlijker, vaak op de rondweg. Dat kan men dan ook in de krant lezen; er staat dan b.v. dat 8 van de 137 automobilisten te snel hebben gereden en er staat dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 8