realiseerd kan worden. Ik begrijp dat niet helemaal.
Ik had gedacht dat het twee maal zo duur zou worden.
Daarom zou ik willen vragen of het werkelijk zo is
dat het geen kostenverhoging met zich mee brengt.
Mijn tweede vraag is: Als er een uitbreiding van het
aantal zwemlessen is, hoe is dat dan te realiseren met
de beschikbare zwemcapaciteit Of heeft u hierbij al
rekening gehouden met het tweede overdekte zwembad
De heer Sterk: Als u uitbreiding geeft aan het
zwemonderricht zou ik graag willen dat u ook toeziet
op de begeleiding. Het gebeurt vandaag de dag dat
sommige kinderen, zonder dat zij enige handicap heb
ben, praktisch een jaar in het pierebadje blijven. Dat
lijkt mij wel erg lang. (De Voorzitter: Sommige kin
deren spelen erg graag in het pierebadje.) Ja, maar
dat is niet de bedoeling.
De heer Ten Brug (weth.): De veranderingen die
wij aan willen brengen in het zwemonderwijs hebben
veel te maken met de opmerking van de heer Sterk.
De kinderen zwommen een halfjaar het ene half
jaar de openbare scholen en het andere halfjaar de
bijzondere scholen, dit om schapen en bokken duide
lijk te scheiden; wij wilden daar geen moeilijkheden
mee hebben en dat heeft ook geen moeilijkheden op
geleverd. Dat halfjaar was eigenlijk niet intensief ge
noeg. Het probleem deed zich voor dat in feite te
weinig kinderen zwemvaardig, de lagere school ver
lieten. Dat is de reden geweest het zwemonderricht te
intensiveren. Wij gaan dit in antwoord op de vraag
van de heer Meijerhof het aantal zwemlessen niet ver
dubbelen, maar in plaats van een halfjaar wordt er
het hele jaar zwemles gegeven waarbij wij het aantal
jaarklassen gaan verminderen. Als de kinderen tot nu
toe b.v. 3 maal een halfjaar les kregen gebeurt het nu
2 maal een heel jaar. In een wat andere meer gecon
centreerde opzet kan dat binnen de begrotingspost
worden gerealiseerd. Er is ook overleg over geweest
met de Dienst voor Sport en Recreatie. Er is met deze
opzet niet geanticipeerd op het tweede overdekte zwem
bad, maar er moet wel een gedeelte van het jaar door
de scholen in het zuiden van de stad gebruik worden
gemaakt van het open bad, maar dat kan want dat is
een verwarmd bad. Er is in het overdekte zwembad
ruimte gekomen omdat in de buitengemeenten ook
overdekte zwembaden zijn gekomen, o.a. in St. Anna-
parochie en Stiens; daardoor zijn een aantal scholen
afgevallen die vroeger van de Overdekte gebruik maak
ten.' Vroeger kon het dus niet, nu kan het wel.
Reiskostenregeling voortgezet onderwijs.
De heer Buising: Gezien het uur van de avond ben
ik niet van plan lang over de ellende van de reiskos
tenvergoedingen te praten. In het antwoord op vraag
203 staat o.a.: „Zeer binnenkort mag een incidentele
regeling worden verwacht voor de Akademie voor beel
dend kunstonderwijs" enz. Zou u mij kunnen vertellen
waaruit die regeling zal bestaan? De laatste regel van
het antwoord luidt: „De lessen hebben tot dusver voort
gang gevonden." Hebt u enige garantie dat ze ook
voortgang blijven vinden en dat de ellende niet nog
groter wordt?
De heer Ten Brug (weth.): De wijziging van de
reiskostenregeling is een zaak die niet alleen het kunst
onderwijs betreft, maar het hele voortgezet onderwijs.
Maar het heeft problemen gegeven bij de voortgang
van het onderwijs bij het kunstonderwijs. Dat is aan
leiding geweest tot gezamenlijke stappen van de zijde
van het kunstonderwijs bij het ministerie en er is een
paar maanden geleden ik meen in december een
bespreking geweest waarbij voorstellen van het mi
nisterie kwamen tot enige wijzigingen van de regeling
die men in totaliteit onaanvaardbaar vond en die voor
Leeuwarden wel heel ongunstig waren, althans wat
de Akademie voor beeldend kunstonderwijs betrof. De
verbeterde reiskostenregeling zou dan alleen gelden
voor die leerkrachten die reisiuren krijgen. Bij het
avond-kunstonderwijs krijgt men geen reisuren en dus
zou het nog een verdere verslechtering betekenen. De
uitvoering van de herziene" regeling zou voor de Aka
demie Vredeman de Vries betekenen dat de leerkrach
ten in plaats van bijna niets helemaal niets krijgen.
Wij hebben daarom de zaak van Vredeman de Vries
individueel bij het ministerie aangesneden; men heeft
daar toen gezegd dat dit inderdaad een dwaze zaak is
en dat dat wel vergeten kan worden. Men heeft gezegd
dat men voor Vredeman de Vries wel een uitzondering
wil maken. Er is bovendien gezegd dat er toch wel
een verbetering van de regeling zal komen. Wij hebben
toen de vrijheid genomen al vast te betalen op grond
van de regeling die al een verbetering inhield, maar
die in totaal niet aanvaardbaar was en op 5 maart
j.l. zijn er besprekingen op het ministerie geweest die
nog een duidelijke verbetering van de regeling tot ge
volg hebben gehad. Die zijn ook door de organisaties
van het kunstonderwijs en door de bij de besprekin
gen aanwezige instituten aanvaard. De problemen zijn
nu in feite opgelost. Gelukkig is de zaak in Leeuwar
den dus niet in elkaar gestort. (De heer Buising En
daar is, merk ik, nu ook geen gevaar meer voor.) Nee,
ik dacht zeker niet meer nu er een aanmerkelijke ver
betering gekomen is. Het ging voornamelijk om de
leerkrachten die uit Amsterdam komen. Er waren er
bij die voor 4 uren naar Leeuwarden kwamen en die
plm. f5,reikostenvergoeding kregen. (De heer
Buising: U hebt eigenlijk niet precies verteld op
welke manier de regeling verbeterd is. Mag ik vragen
hoe die er nu uitziet?) Ik kan het niet precies zeg
gen. Ik meen dat er een maximum vergoeding is van
f 180,per maand verminderd met een bedrag van
f 26,Voor iemand die uit Amsterdam komt bete
kent dit dat hij een vergoeding krijgt van f 140,per
maand terwijl hij vroeger een vergoeding kreeg van
plm. f 11,(De heer Buising: Er bestaat dus nu
in het algemeen wel een alleszins redelijke regeling?)
De regeling is door de organisaties aanvaard.
Huisvesting h.b.o.-instellingen.
De heer Buising: De huisvesting van de h.b.o.-in-
stellingen, met name die van de A.V.E.K., is een moei
lijk probleem. Ik zou er nog eens uw aandacht op
willen vestigen en u willen vragen of u al kansen op
een oplossing ziet.
De heer De GreefIk wilde hetzelfde vragen als
de heer Buising gedaan heeft. U heeft al eerder blijk
gegeven dat de huisvestingsperikelen uw volle aan
dacht hebben. De A.V.E.K. is de meest kwetsbare
school in dit geheel. Weth. De Vries heeft in een ge
sprek met bestuursleden van de A.V.E.K. de boven
verdieping van het oude G.S.D.-gebouw voorgesteld als
een mogelijke oplossing voor hun huisvestingsproble
men. Hij heeft bovendien gewezen op een potje dat
de provincie beschikbaar zou hebben om eventueel fi
nanciële steun te verlenen t.b.v. de huur. Ik zou wil
len vragen of die mogelijkheid is overwogen door het
college. (De heer Ten Brug (weth.): Dat laatste is
specifiek een zaak van het A.V.E.K.-bestuur; daar
staan wij buiten.) Heeft u een aanvraag ingediend?
(De heer Ten Brug (weth.): Niet t.a.v. de financiën.)
Mevr. Smit: Ik begrijp wel dat de gemeente zich
het lot van de A.V.E.K. aantrekt, maar ik vraag mij
wel af of het een gemeentelijke zaak is.
De heer Ten Brug (weth.): Om met de opmerking
van mevr. Smit te beginnen, in principe is het geen
gemeentelijke zaak. Dat heb ik bij een vorige gelegen
heid ook al gezegd. Het schoolbestuur is verantwoor
delijk en moet in eerste instantie voor huisvesting zor
gen. (Mevr. Smit: Ik zie die school niet op het scho
lenplan staan.) Dat heeft er weinig mee te maken.
(Mevr. Smit: Wel om die school subsidiabel te ma
ken.) Dat staat ook los van het feit dat het school
bestuur verantwoordelijk blijft voor de voortgang van
het onderwijs. Dat zij huisvesting zoeken is een dui
delijke zaak. Zij lopen niet uit de pas als zij daarbij
ook de gemeente betrekken. Maar men moet daarbij
de rollen niet omdraaien. Als de gemeente geen huis
vesting kan vinden kan men niet zeggen: De gemeente
zorgt daar niet voor. Want de verantwoordelijkheid
daarvoor ligt in eerste instantie bij het schoolbestuur.
Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de A.V.E.K. maar
voor alle bijzondere scholen die een beroep op de ge
W-3?
meente doen. Wij onderkennen deze fijnzinnige nuance
wel. Dat neemt echter niet weg dat de gemeente zich
dit toch wel mee moet aantrekken omdat dit mee het
totale onderwijsklimaat in de gemeente bepaalt. De
gemeente moet dus zeker de helpende hand bieden en
ik dacht ook dat het gemeentebestuur gekapitteld zou
kunnen worden als het zegt: Handen af, daar hebben
wij niets mee nodig. Maar het is niet nodig ons te
kapittelen want wij zijn al jaren op dit punt in over
leg met de schoolbesturen en telkenjare proberen wij
met hun oplossingen te vinden. Maar de eerste ver
antwoordelijkheid ligt bij het schoolbestuur; dat ben
ik met mevr. Smit eens.
Wij trekken ons het lot van de A.V.E.K. wel aan,
niet alleen wat betreft de huisvestingskwestie, maar
ook aangaande het voortbestaan en de financiële si
tuatie. Als door ons gewezen wordt op een mogelijk
heid van een provinciaal subsidie dan is het aanvra
gen daarvan niet een zaak van de gemeente; dat moet
de A.V.E.K. zelf doen. Er zijn onlangs wel besprekin
gen geweest waar ook wij bij betrokken waren. Door
een vergadering van b. en w. waar financiële zaken
en beleidsplanzaken aan de orde kwamen kon ik niet
mee, maar men heeft een bezoek gebracht aan dc
inspecteur voor het h.s.p.o. Ik heb hen gevraagd om
de inspecteur te verzoeken eens duidelijk op een rij
te zetten hoe de contacten indertijd zijn geweest, hoe
men van de zijde van de inspectie mee heeft gewerkt
dat is misschien een wat te zware uitdrukking
om hen op de lijn te zetten zodat zij konden beginnen.
Er is van de zijde van de inspectie niet gezegd: Nooit
en te nimmer doen. Op het ogenblik zitten wij wat de
erkenning betreft in de wat vreemde situatie dat men
art. zoveel van de Wet op het voortgezet onderwijs
toepast, het geval van de sociale akademie Ede. Men
is begonnen en dus moet men de 3 jaar maar uit
dienen voordat men in aanmerking zou kunnen ko
men voor het scholenplan. Dat klopt naar mijn gevoel
formeel niet want de aanvraag van de A.V.E.K. in
Leeuwarden was n.l. een aanvraag van de School voor
Woord en Gebaar in Utrecht. Dat was de rechtsper
soon die de vestiging in Leeuwarden heeft aange
vraagd. Ondertussen is een heel andere rechtspersoon
hier tijdelijk gestart met de bedoeling om op te hou
den wanneer de officiële school er zal komen. Dat zal
van onze kant ook met het ministerie worden opge
nomen, maar ook dat is in eerste instantie een zaak
van het schoolbestuur. Wij hebben wel de vrijheid ge
nomen om te proberen voor elkaar te krijgen dat het
COGVO adhesie gaat betuigen aan de realisering van
deze school; daartoe is inmiddels ook besloten. Het
COGVO kan deze school niet op zijn deelplan plaatsen
omdat het geen gemeentelijke school is. Er zijn ook
contacten over met het ministerie.
Dan de huisvestingsproblemen. Weth. De Vries heeft
inderdaad een mogelijkheid genoemd. Ook de Leer
school in de Margaretha de Heerstraat is genoemd.
Maar dat zijn allemaal gebouwen waar ook andere
scholen op azen. Die zijn hier ook bij betrokken. Wij
gaan op dit moment na wat er mogelijk is. Er is bin
nenkort een bespreking tussen weth. Rijpma als be
heerder van het leegkomende G.SwD.-gëbouw, weth.
De Vries als de man van de G.S.D. en mij hoe wij de
zaak in het G.S.D.-gebouw zouden kunnen verdelen.
Ik kan niet op voorhand zeggen ik weet het nog niet
dat er huisvesting voor de A.V.E.K. uit rolt. Is dat
niet het geval dan zullen wij het op een andere ma
nier moeten proberen. (De heer De Greef: Ik heb uit
dat gesprek begrepen dat de bovenverdieping van het
G.S.D.-gebouw met name door koren e.d. zal worden
bezet.) Er zijn meer scholen die daar op azen, o.a. ook
de opleiding voor fysiotherapeuten zit in grote moei
lijkheden. (De Voorzitter: Dit probleem heeft dus de
aandacht. En dat is op dit moment het belangrijkste.)
Ja, dat dacht ik ook. (De heer De Greef: Het gaat
m.n. om de start van het volgende cursusjaar. Het is
inderdaad een actueel probleem.) Ja, maar ook voor
de fysiotherapeutenopleiding is het een actueel pro
bleem; hetzelfde geldt voor de verpleegstersopleiding.
(De heer De Greef: Dit is de meest kwetsbare school.)
Nee, de andere opleidingen hebben evenmin ruimte
dan zij per september. (De Voorzitter: Elke school
zonder ruimte is kwetsbaar.) (De heer De Greef: Ja,
maar zij hebben de middelen niet.) Dat is een apart
probleem; dat maakt het voor ons ook extra moeilijk.
Anders was het probleem gemakkelijker op te lossen.
(Mevr. Smit: De A.V.E.K. heeft toch ruimte op het
ogenblik? Het is niet zo dat die daar per september
uit moet.) Het schijnt wel zo te zijn althans zo is
het mij verteld dat zij per 1 september een andere
ruimte moeten hebben. Als dat niet zo zou zijn dan
waren er heel wat problemen opgelost. (De Voorzitter:
Zij zitten toch in het gebouw hiernaast? Ik heb ook
begrepen dat zij er per september uit moeten.) (Mevr.
Smit: Ik meen dat het zo is dat iedereen graag wil
dat zij er uit gaan, maar dat het niet per se moet.)
U maakt voor mij de oplossing haast te gemakkelijk.
Ik zal er voorlopig toch nog maar even rekening mee
houden dat zij er per 1 september uit moeten. (De
Voorzitter: Wij zullen er in ieder geval een notitie
van maken. Wij hebben inderdaad de mededeling ge
kregen dat zij er per 1 september uit moeten omdat die
ruimte anders gebruikt moet worden.) Ik zal er niet
op voorhand gebruik van maken. (De heer De Greef:
Het is wel duidelijk dat zij er uit moeten. In de eerste
plaats al omdat zij daar het volgende cursusjaar niet
kunnen opvangen. Dat kunt u echt wel van mij aan
nemen.) (De Voorzitter: Daar zal ik u nog eens
aan houden als wij dat een keer zeggen.) Wij houden
de zaak dus in de gaten en zullen proberen een op
lossing te vinden.
De Voorzitter: Hiermee zou ik de besprekingen
willen afsluiten. Ik zeg u hartelijk dank voor uw mede
werking.
De Voorzitter sluit, om 23.10 uur, de vergadering.