1020, zeker een groep als het lager beroepsonderwijs baat kan hebben bij de middenschool omdat heel veel kin deren naar het lager beroepsonderwijs gaan omdat niet bekend is wat zij verder zouden kunnen; ik geloof dat de S.A.D. daar een goede taak in zou kunnen hebben. Veel ouders denken ook niet verder; terwijl veel kinde ren, zeker als zij een ietsje ouder zijn een jaar of 14, 15 meer in hun mars blijken te hebben dan aan vankelijk gedacht werd. Die groep kan bij de midden school veel baat vinden, maar juist in die kring is men bijzonder huiverig. Ik dacht dus dat wij er erg voor zichtig mee moeten zijn. Dit is niet bepaald een vraag stelling maar meer de ideeën die ik hierover heb. De heer Visser: Ik geloof dat het prematuur is om op dit ogenblik te discussiëren over de structuur van de toekomstige middenschool, want uit hetgeen ik er over g;elezen heb blijkt dat de mensen die hier mee bezig zijn zich er eigenlijk nog geen voorstelling van gemaakt hebben. De contactscholen-fase die op het ogenblik loopt bjj diverse scholen, ook bij scholen hier in de omgeving, ligt duidelijk in de sfeer van de praat-fase; men weet het zelf nog niet. De zaak zal zich in deze sfeer eerst uit moeten kristalliseren voor dat er verdere plannen gemaakt kunnen worden. Dat is de indruk die ik er van gekregen heb. De heer De Greef: Ik heb hetzelfde begrepen van de koppeling tussen de middenschool en de integratie kleuter- en basisonderwijs als de heer Buising. Wat de integratie tussen kleuter- en basisonderwijs betreft heb ik uit het antwoord op vraag 264 begrepen dat de S.A.D. bezig is met een projectgroep integratie kleu ter- en basisonderwijs; er staat „b.v." bij, dus ik weet niet of men daar werkelijk mee bezig is. Ik zou graag willen weten hoe ver de situatie in Leeuwarden is m.b.t. deze integratie, welke scholen er mee bezig zijn en op welke wijze de S.A.D. hiermee aan de gang gaat. Mevr. Smit: Ik verbaas mij over de koppeling in punt 243 van enerzijds middenschool en anderzijds in tegratie kleuter- en basisonderwijs. Ik geloof niet dat het iets met elkaar te maken heeft. Ik dacht dat wij dat volledig los van elkaar moeten zien. Ik weet niet of de vragensteller dit als één vraag gesteld heeft, maar misschien is het nuttig deze kwesties alsnog te ontkoppelen. De heer Buising: De man of de vrouw die het ant woord op die vraag heeft gegeven zal zich wel heb ben moeten realiseren op welke manier de vraag is gesteld. (De heer Ten Brug (weth.)Er zitten al leen mannen in het college.) De Voorzitter: Wij hebben de vragen, dacht ik, nu wel gehad. U bent nu bezig met het over en weer maken van opmerkingen. Ik stel voor dat wij daar mee stoppen want dat is niet krachtens het reglement. De heer Ten Brug (weth.): Toen er zo uitvoerig over de middenschool werd gesproken had ik even het idee dat de raadsleden een beetje het gevoel hadden dat zij in de Tweede Kamer zaten. U moet mij niet voor de heer Van Kemenade aanzien; dat zult u ove rigens ook niet doen. T.a.v. het instellen van de middenschool en de even tuele structuur daarvan leef ik met dezelfde vragen als u. Ik onderschrijf de opmerking van de heer Buising dat er heel verschillende gedachten over zijn; de uiter sten die hij noemt komen ook inderdaad in die gedach- tenwereld voor. Ik ben van mening dat het een moei lijke situatie zou zijn als je met die uitersten zou moe ten werken. Er zijn ook heel andere verkeerde ge dachten over de middenschool. Als men uit nood dat gebeurt wel eens in een klein dorp een school voor l.b.o. en een m.a.v.o. bij elkaar haalt omdat zij zelfstandig niet kunnen functioneren dan spreekt men ook van een middenschool, maar ik krijg niét de indruk dat dat de soort middenschool is die de onderwijsmen sen voor ogen staat. Er is gevraagd wat wij vinden van experimenten. Allereerst zou ik willen zeggen dat een experiment mo gelijk moet zijn; je moet aan een aantal voorwaarden voldoen. De voorlopige voorwaarde is dat zowel het l.b.o. als het a.v.o. m.a.v.o., h.a.v.o. er bij betrok ken is. Die twee onderwijstypen moeten dan vallen onder één bevoegd gezag. Dat lijkt mij ook een zake lijke voorwaarde, want als zij onder meer dan één be voegd gezag zouden vallen zou dat allerlei aparte pro blemen geven die met het experiment van een nieuw schooltype niets te maken hebben. Ik heb al vaker ge zegd dat een dergelijke situatie beide schooltypen onder één bevoegd gezag zich in Leeuwarden niet voordoet. Op zichzelf ben je niet voor of achter als je een middenschoolexperiment krijgt. Die experimenten zijn bedoeld voor het hele land; men zoekt een gunstige situatie uit om van daaruit te kunnen bekijken of er een nieuw schooltype uit zou moeten groeien. Wat het wordt weet ik niet. U hebt zich er een beetje over verbaasd dat wij ge zegd hebben maar dat is dan natuurlijk een mening van b. en w. dat de integratiegedachte, die toch wel enigszins achter de middenschool zit enige over eenkomst heeft met de gedachten over integratie van kleuter- en lager onderwijs. Het gaat in beide gevallen om het wegnemen van barrières tussen verschillende schooltypen. De gedachte die achter de middenschool zit zit ook duidelijk achter de integratie tussen kleuter en lager onderwijs. Ik weet dat voor het laatste ook een aantal specifieke experimenten draaien; dat is in Leeuwarden niet het geval, maar wij menen dat wij in Leeuwarden in ieder geval wel zo ver zijn dat wij in staat zijn om wat aan de verbetering van de integratie tussen kleuter- en lager onderwijs te doen. Je zou kun nen zeggen dat dat dan een integratie is in deze zin dat het een vloeiende overgang wordt, een goed contact ten voordele van de leerlingen, van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs, maar niet in de zin dat kleu ter- en lager onderwijs zouden samenvallen, want daar moet een wetswijziging voor komen. Men gebruikt deze begrippen wel eens door elkaar. Veelal spreekt men van integratie tussen kleuter- en lager onderwijs in het geval van één school voor 4 tot 12-jarigen; men wil dat vaak nog wat uitbreiden tot 15-jarigen, maar dat is weer een andere zaak. Naast de problemen t.a.v. de middenschool speelt het probleem dat en dat geldt niet alleen voor Leeuwarden de overgang van kleuter- naar lager onderwijs een enorme stap is voor veel kinderen en dat er veel meer contact zou moeten zijn tussen deze twee schoolvormen. Er is n.l. van ouds geen enkel contact. Het vreemde is dat er in be ginsel noch door het kleuteronderwijs noch door het lager onderwijs om dat contact werd gevraagd; dat is nu wel aan het verandoren. De kleuterschool is een nieuw schooltype dat is ontstaan uit de oude bewaar school; er leeft toch in het kleuteronderwijs eigenlijk naar mijn gevoel altijd nog een beetje de gedachte dat het eigenlijk geen onderwijs is en dat zij er eigenlijk niet bij horen. Dezelfde gedachte leeft in het lager on derwijs t.a.v. het kleuteronderwijs. Wij hebben via de S.A.D. een band gelegd tussen een aantal lagere scho len en een aantal kleuterscholen; meestal gaat het om één lagere school en één of meer kleuterscholen omdat zich praktisch nergens de situatie voordoet dat één bepaalde kleuterschool de kinderen levert voor één be paalde lagere school, want de rayons vallen niet hele maal samen; het is wel duidelijk dat de kinderen van een 6-klassige lagere school niet allemaal van dezelfde 3-klassige kleuterschool komen. Wij zouden deze con tacten uit willen breiden. Er is een beleidsgroep ge vormd wij hebben dit geen projectgroep genoemd voor het bestuderen van het vernieuwen van het on derwijs die zich m.n. zal bezig houden met de moge lijkheden van het flexibel maken van het onderwijs om de reden die ik zopas heb genoemd. Aanvankelijk dach ten wij dat de integratie tussen kleuter- en basisonder wijs apart zou moeten worden bekeken. In die groep werken vertegenwoordigers mee van het lager onder wijs, de S.A.D. en de Rijks Pedagogische Akademie, maar inmiddels heeft men besloten, gezien de proble matiek van het onderwijs in de laagste klassen en dan zit je al bij de aansluiting tussen kleuter- en lager onderwijs ook het kleuteronderwijs er bij te betrek ken. Die groep is nu misschien een paar maanden be zig. Nu doet zich de geweldig plezierige situatie voor dat dat is dan het voordeel dat in de S.A.D. open baar en bijzonder onderwijs samenwerken men van de zijde van het bijzonder onderwijs ook overwogen heeft op deze manier te starten maar dat men nu van mening is dat deze zaak misschien in elkaar geschoven kan worden. Dat zou bijzonder plezierig zijn, want het is niet zo zo scherp zijn de scheidingen niet dat het duidelijk is dat elk kind dat een openbare kleuter school verlaat naar een openbare lagere school gaat of dat elk kind dat een bijzondere kleuterschool be zoekt naar een bijzondere lagere school gaat. Er zijn duidelijk raakvlakken en daarom moet je ter wille van de kinderen op één lijn proberen te komen. Wij hebben dat staat ook in de beleidsnota uit een aantal wensen in het kader van het onderwijs een dui delijke keuze gemaakt; de prioriteit zal dan ook m.n. liggen bij de integratie de integratie in beperkte zin dan; het andere is wettelijk niet mogelijk tus sen kleuter- en lager onderwijs. De heer De Greef heeft gevraagd naar de ontwikkelingen die bij de S.A.D. op stapel staan. In het antwoord staat daar tussen haak jes achter „b.v. integratie kleuter- en lager onderwijs". Dat is nu samengevoegd in de beleidsgroep waar ik zopas over sprak. De Voorzitter schorst, om 21.10 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.40 uur, de vergade ring. H. Permanente educatie. De heer Buising: Als ik uw antwoord op vraag 244 bestudeer dan heb ik een beetje de indruk maar dat is natuürlijk ook weer een verschil van opvatting - dat u het begrip permanente educatie misschien wat al te eng ziet, maar daar wil ik nu niet over discussi eren. U schrijft wel en daar wil ik het m.n. even over hebben helemaal onderaan: „Voor zover ons bekend wordt van deze mogelijkheden een goed gebruik ge maakt. De avondschool voor m.a.v.o. enz. wordt thans bezocht door 528 leerlingen." Ik wil in dit verband even wijzen op het belang van het vastkoppelen van een avond-atheneum aan dit geheel. Hoever is het daar mee? Verder heb ik gehoord dat het krijgen van leer krachten voor een instelling als deze nogal wat moei lijkheden oplevert in de praktijk. Ik zou daar graag eens wat naders over willen horen. De heer Schaafsma: Ik sluit mij graag aan bij het geen de heer Buising gezegd heeft. Als wij het heb ben over tweede kans-onderwijs dan is, vooral als een avondschool goed gaat lopen ik dacht dat de avond school voor m.a.v.o. en h.a.v.o. daar een voorbeeld van is; de indertijd verschenen rapporten gaven al aan leiding om te veronderstellen dat er een behoorlijke aanmelding zou komen een atheneum een logisch sluitstuk van deze avoadopleiding. Het hoeft mis schien niet direct, want je zult de habituenten voor een avond-atheneum toch moeten krijgen via het avond-h.a.v.o. Maar nogmaals, als wij over een tweede kans spreken dan moet die tweede kans ook in reali teit aanwezig zijn. (De heer Buising: En volledig aanwezig zijn.) De heer Ten Brug (weth.): De raad weet dat wij vorig jaar voor het eerst een avond-atheneum hebben aangevraagd op het scholenplan; die is toen niet aan Leeuwarden toegewezen. De aanvraag is herhaald en die voldoet aan de normen die men in de Commissie planprocedure hanteert; dat was vorig jaar al het geval, maar waarschijnlijk heeft men toen de school of uit financiële overwegingen of omdat wij nog maar kort geleden zijn gestart met de avond-h.a.v.o. niet op het scholenplan gezet. Ik kan geen enkele zekerheid bieden, ik kan alleen mijn verwachtingen uitspreken daar moet men mij dan niet aan ophangen maar ik heb goede hoop dat het avond-atheneum op het scholenplan zal staan dat aan het eind van dit jaar gepubliceerd Wordt. Het zou Imij teleurstellen als hij er niet op zou staan. (De heer Buising: Dat zou dan de eerste keer niet wezen dat wij teleurge steld worden.) Nee, maar eigenlijk niet bij dit geval. Wij hebben hem vorig jaar wel aangevraagd en hij is ook wel in de procedure gekomen, maar ik kon wel billijken en begrijpen dat hij toen nog niet op het scholenplan kwam; dat billijken en begrijpen zou er bij mij deze keer niet weer bij zijn. (De heer Bui sing: U bent er dag en nacht mee bezig, net als met de universitaire vestiging?) Ik kan u zeggen dat het COGVO de zuil waar het gemeentelijk voortgezet onderwijs in zit deze aanvraag op een hoge priori teitenlijst heeft geplaatst voor het overleg met het ministerie dat in maart plaats vindt. (Mevr. Smit Wordt die aanvraag eventueel volgend jaar herhaald?) Ja, wij herhalen of moeten bekijken of wij in beroep gaan. (Mevr. Smit: Is in beroep gaan niet een zo danige procedure dat je dan de eerste 5 jaar uitgeslo ten bent voor het opnieuw aanvragen?) Dat niet, maar een beroepsprocedure duurt wel lang en betekent wel dat bij het volgende scholenplan gezegd wordt: Wij onthouden ons van een beslissing want er loopt nog een beroepsprocedure. Als je de zekerheid hebt dat men het avond-atheneum niet aan Leeuwarden zal toewijzen moet je in beroep gaan, maar als je daar niet zeker van bent en het een kwestie van tijd is is het niet verstandig in beroep te gaan. (Mevr. Smit: Ik meen dat het in de praktijk een uitsluiting voor 6 jaar betekent.) Ja, dat is wel zo. Maar ik geloof niet dat wij op dit moment hiermee te maken hebben want wij voldoen duidelijk aan de normen. Bovendien speelt een rol dat er in Groningen moeilijkheden zijn want daar komen veel te veel leerlingen, ook uit Friesland. Men klaagt over de afstand die de mensen moeten afleggen om het avond-atheneum in Groningen te kun nen bezoeken. I. Kleuter- en lager onderwijs. Algemeen. De heer De Greef: Even iets over punt 246. Mijn vraag is waar de koerswijziging m.b.t. het bijgewerkte ontwerp van het Euterpeplan op is gebaseerd en op welke termijn dit zal worden uitgevoerd. Ik dacht dat er oorspronkelijk een ander plan op tafel was gelegd door het hoofd van de school, de heer De Vos, en dat er nu een bijgewerkt plan is. Ik zou graag willen weten waarop deze bijwerking is gebaseerd. Vraag 251 m.b.t. de sexuele opvoeding is m.i. niet beantwoord. Er is gevraagd of de gemeente bevordert dat sexuele opvoeding een natuurlijk onderdeel van het leerplan binnen het openbaar lager onderwijs zal vor men. Deze vraag is niet beantwoord. U zegt dat er in derdaad sexuele voorlichting wordt gegeven, maar voorlichting is, dacht ik, iets anders dan opvoeding. Ook geeft u er geen blijk van dat u daarin acties on derneemt d.m.v. een gerichte begeleiding. Er worden geen initiatieven genomen, zou je kunnen zeggen. Wat betreft punt 252 zou ik graag willen weten of het bij de secretarie-afdeling Onderwijs bekend is wel ke leerprogramma's er bestaan op de verschillende openbare scholen. In de vraag wordt de variatie in leerprogramma's gekoppeld aan de schoolgrenzen. Mijn vraag is nu: Welke leerprogramma's worden er gehan teerd? Wij hebben een scholennota gehad waar veel cijfers in staan. Ik had eigenlijk verwacht dat daar ook iets over de leerprogramma's in zou staan. De scholen nota hoort bij de volgende rubriek, maar ik zou deze vraag nu al willen stellen. De heer Buising: Wij hebben in onze fractie afge sproken dat collega De Pree in het algemeen dit hoofd stuk zal behandelen. Er is echter één punt dat ik er even uit wil pikken en dat betreft punt 248. Er is door onze fractie gevraagd naar de mogelijkheid om na tuurpaden uit te zetten. U antwooldt dan met een ver wijzing naar de heemtuinen. Ik ben wel zo vrij u er op te wijzen dat dat helemaal niet hetzelfde is. In de heemtuinen, die op zichzelf natuurlijk prachtig zijn daar gaat het niet om is op een bepaald mo ment misschien eens een klasje kinderen en daar is dan ook maar dat zou toeval zijn op hetzelfde moment een hulpvaardige tuinman die hun een ditje en een datje vertelt. De bedoeling van de natuurpaden is echt dat je de kinderen helpt onderwijzen in de kennis der natuur. (De heer Ten Brug (weth)Die paden dan?) Ja, omdat er aan de hand van de aan wezigheid van die paden een bepaald leerprogramma kan worden opgesteld. De kinderen lopen b.v. in Op-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 6