op ik heb dat zopas ook al gezegd het invoeren van een Jenaplanschool of een Montessorischool, want dan haal je je dit soort problemen op de hals. Dat geeft dan inderdaad problemen voor de schoolgrenzen, maar het geeft ook problemen bij verhuizingen en wat dies meer zij. Ik dacht dat je dit zou kunnen voorko men met een goed flexibel onderwijs; de voordelen die aan schoolgrenzen verbonden zijn kun je dan behouden. Dat wil niet zeggen dat de schoolgrenzen met een ijze ren hand worden gehanteerd. Als er medische, psy chologische of didactische redenen zijn om een kind op een andere school te plaatsen dan gebeurt dat ook. Dat moeten dan wel objectieve redenen zijn, want sub jectieve redenen, wat ruzie met de meester of zo, kun nen niet direct de aanleiding zijn voor een overplaat sing van een kind naar een andere school; dat is dui delijk. Wij hanteren de schoolgrenzen ook niet zo dat een kind bij verhuizing de school waarop het ging moet verlaten omdat het dan buiten het rayon van de school zou komen te wonen. Dat wordt dan aan de ouders zelf over gelaten. Meestal wordt, als de afstand niet te groot is en als het kind b.v. in de zesde klas zit, door de schoolhoofden aangeraden de school niet te verlaten, want als het kind in de zesde klas zit is een overplaatsing van de ene school naar de andere school bepaald niet bevorderlijk i.v.m. de consequenties voor de overgang naar het voortgezet onderwijs. Ik heb het begrip natuurpaden inderdaad wat anders geïnterpreteerd dan de heer Buising nu verduidelijkt, hoewel het woord verduidelijkt misschien niet helemaal juist is; in ieder geval zit er een stuk benadering in. Ik weet niet of dit nu wel duidelijk een tegenstelling is. Wij bedoelen het helemaal niet zo dat er heemtuinen zijn en dat je daar de kinderen naar toe zou kunnen sturen zodat ze weten wat er groeit en bloeit, om met Fop I. Brouwer te spreken. Wij bedoelen dat datgene wat in de heemtuinen is een rol zou kunnen spelen in het totaal van het onderwijs. Dat kan, die mogelijkhe den zijn er en er zijn ook scholen die daar gebruik van maken. Toen 'die tuinen net gereed waren hebben wij alle scholen aangeschreven om daar op te wijzen. Het is natuurlijk niet zo erg nieuw, want er staan altijd, dacht ik, al bordjes bij de struiken en bomen in het Rengerspark. Ik herinner mij uit mijn schooltijd dat wij daar heen werden gestuurd om die namen eens goed te bekijken en ook naar de bomen te kijken die die namen droegen. De ellende was dat het allemaal La tijnse namen waren en die kwamen niet zo gemakkelijk over. Ik heb het idee dat men tegenwoordig meer te rugkeert naar de wat huiselijke namen. Het is een tussenvorm, ik weet dat men elders hier en daar de schoolbioloog heeft ingevoerd. Daar is hier vroeger ook wel over gesproken, maar wij zien domweg de finan ciële mogelijkheden niet. Of dat voor biologie-onderwijs ook echt noodzakelijk is is voor mij een vraag. Een onderwijskundige vraag is of je het aantal vakonder wijzers in de school zou moeten opvoeren. Wil men meer naar eenheid van onderwijs denk maar aan de didactische aanpak die men wereldoriëntatie noemt dan denkt men meer aan een sitiatie van vakken die allemaal in elkaar overvloeien. Dan moet je juist niet die aparte vakonderwijzers in de lagere school hebben. Het opvoedkundig element de school is niet alleen een leerinstituut (dat is het misschien veel te veel ge weest) maar het is ook een opvoedkundig instituut kan veel beter tot zijn recht komen wanneer je het aantal vakonderwijzers tot een minimum beperkt. Ik herinner mij een vraag van hoofden van scholen voor vakleerkrachten voor lichamelijke opvoeding. Deze kwestie is ook wel vaker in de raad aan de orde ge weest. Dit heeft geleid tot het besluit om wel vakleer krachten aan te stellen bij het buitengewoon onderwijs, omdat m.n. daar nogal wat problemen zijn. Aan de houding van deze kinderen moet b.v. meer aandacht worden besteed en zij moeten op een speciale manier worden behandeld. Wij meenden toen dat wij daar wel vakleerkrachten voor moesten aanstellen. Wij hebben als raad indertijd gezegd: Wat gaan wij nu doen, gaan wij het zoeken in de richting van vakleerkrachten dat zou een herstel betekenen van de situatie in de dertiger jaren of gaan wij het zoeken in een alge mene aanpak van het onderwijs in het kader van een schooladviesdienst? De raad heeft toen een keuze ge maakt en ik ben van mening dat dat een goede keuze geweest is. J. Lokalenbdstand en scholenbouw. De heer Buising: Ik wil u graag een compliment maken dat u zich, althans formeel, hebt gehouden aan de termijn waarop u de scholennota aan de raadsleden hebt toegestuurd. Ik heb die echter pas zaterdag in de bus gekregen en de termijn is echt te kort geweest om hem te kunnen bestuderen. Ik zou daarom op dit moment af willen zien van het maken van opmerkin gen over deze nota. Ik wil hem thuis eerst nog eens goed bestuderen. Ik wil het punt graag claimen voor de plenaire zitting. Mevr. Smit: Het lijkt mij niet onmogelijk dat ook de heer Schaafsma dit punt zou willen claimen, maar ik heb hem er niet over gehoord. Ik zou dat voorbe houd toch wel graag willen maken. De heer Visser: Ik wil stellen dat ik wat laat ken nis heb genomen van de inhoud van de scholennota, maar bij het vluchtig doorlezen heb ik wel de indruk gekregen dat er een aantal richtlijnen aan de hand ge daan zijn. Er zijn geen exacte uitspraken gedaan, maar men moet dit rapport bekijken in samenhang met het groene rapport van de heer Van Keulen. Ik zou op dit moment alleen de vraag willen stellen: Heeft het colle ge intussen al beleidsbeslissingen genomen? Ik neem aan van niet, want dit hangt samen met verschillende factoren, ik denk b.v. aan de aanmelding van nieuwe leerlingen. Maar er zouden zich situaties kunnen voor doen in de nabije toekomst dat men één of meer scho len zal moeten sluiten of b.v. zal moeten amputeren in die zin dat er één leerkracht verdwijnen moet. Men is nu eenmaal gebonden aan bepaalde procedures, ik denk aan ontslagprocedures, wachtgeldregelingen e.d.; met het gezicht op de kalender begint het zo zachtjes aan, dacht ik, wel te dringen als er per 1 augustus a.s. maatregelen genomen moeten worden. Ik dacht dat er niet veel tijd verloren kan worden. De heer Ten Brug (weth.)Het spijt mij dat de scholennota niet eerder is gekomen; ik dacht echter dat dat wel verklaarbaar is. Het is uiteraard niet een gemakkelijke zaak. Er zijn -en daar ben ik erg blij om halverwege de rit contacten gekomen met het bijzonder onderwijs en het is plezierig dat openbaar en bijzonder onderwijs als één affaire konden worden be handeld. Ik dacht dat het, gezien de toezeggingen die gedaan zijn, goed was om de concept-nota want meer dan een concept is het niet aan de leden van de Commissie Onderwijs te sturen; ik meen dat de andere raadsleden hem nog niet hebben gekregen. Het stuk is ook nog helemaal niet in het college geweest. Op de vraag van de heer Visser kan ik dus meteen antwoorden dat het college nog geen beslissingen heeft genomen. Ik heb er alle begrip voor dat de raads leden dit claimen voor de plenaire zitting; uiteraard is dat het goed recht van de raad. Ik dacht evenwel dat het in dit geval het beste was dit hoeft niet tegenstrijdig te zijn dat t.a.v. deze nota de Com missie Onderwijs dient als adviescommissie van b. en w. Ik zou deze commissie dan ook graag willen horen voordat wij deze zaak in het college aan de orde krij gen. Als u de nota vluchtig gelezen hebt hebt u wel gezien dat er geen directe voorstellen uitkomen, want nu pas komt de procedure: hoe doe je het. Ik kan u wel zeggen dat het de bedoeling is om dan vanuit deze nota het veld in te gaan en te spreken met de School raad en de Kleuterouderraad èn met de oudercommis sies en het personeel van de scholen die in de z.g. ge varenzone zitten. Dit is dan dit in antwoord op de opmerkingen van de heer Visser een ander probleem dan het probleem dat je nu al kunt zien aankomen dat van een bepaalde school dat kunnen ook meer scho len zijn onderwijskrachten zullen moeten afvloeien; daarvoor moet je duidelijk maatregelen nemen. Maar wij proberen met deze scholennota iets verder te mik ken en te kijken waar wij nog scholen kunnen hand haven, waar wij scholen moeten opheffen en wat daar van de consequenties zijn. Dat is een zaak die je m.i. niet op korte termijn kunt regelen; daar moet je blij vend aan werken. Je moet er wel vlug aan gaan wer ken, maar het zal een zaak van een wat langere ter mijn worden, want er moeten hierbij naar mijn mening veel mensen betrokken zijn omdat het om nogal in grijpende gebeurtenissen gaat. Bij de opheffing van een 15 33 school blijkt vaak pas dat, ondanks dat de ouderparti cipatie en onze medewerking daaraan nog niet hele maal voldoende zijn, de ouders toch wel bij de school betrokken zijn, want het opheffen van een school is geen kleinigheid. Er zijn bij dit soort dingen wel eens bestuurders gevallen, gelukkig tot nu toe nog geen ge meentebestuurders, maar wel schoolbestuurders. Ik heb in dat opzicht gelukkig een tweeledige functie, dus misschien houd ik het hoofd boven water. De Voorzitter: Kunt u er mee instemmen dat dc wethouder de nota eerst in de Commissie Onderwijs bespreekt? Ik geloof ook d*at dat verstandiger is dan dat die in dit stadium in de plenaire zitting aan dc orde komt. U wordt hiermee dus weer geconfronteerd. Akkoord? Ja? Dan wordt het zo genoteerd. Er komt dus echt een vervolg op. K. Schooladviesdienst. Mevr. Smit: In het antwoord op vraag 265 wordt een opsomming gegeven van de samenstelling van de S.A.D. Ik neem aan dat daar ook het bijzonder neu traal onderwijs onder valt, hoewel dat niet genoemd wordt. De heer Ten Brug (weth.): Ja. Wij hebben in het antwoord een opsomming gegeven van de voornaam ste levensbeschouwelijke richtingen, maar het bijzon der neutraal onderwijs is zowel in de sector kleuter onderwijs als in de sector basisonderwijs in de be stuurscommissie vertegenwoordigd. De heer De Greef: Ik heb een vraag n.a.v. punt 270. Op pagina 69 gaat het in het antwoord onder punt e over het spreekuur dat de S.A.D. houdt ten behoeve van een stuk uitleg van de tests. Ik heb de heer Van Eldert tijdens het bezoek dat wij aa.n dc S.A.D. hebben gebracht horen zeggen dat dat spreek uur een probleem is omdat, als alle ouders daar zou den komen, de S.A.D. dat niet aan zou kunnen. Nu wordt hier gesteld dat m.n. de onderwijskrachten wor den ingeschakeld bij het vertalen en het doorgeven van de resultaten. Mijn vraag is of dat bevredigend werkt. De heer De Pree: Ik zal geen lang verhaal houden, te meer omdat in een aantal raadsvergaderingen al uit gebreid over de S.A.D. is gesproken. Ik heb er wel be hoefte aan om in het algemeen te zeggen dat ik erg veel waardering heb voor het werk van de S.A.D., met name omdat liet accent wat verschoven is van de psy chologische begeleiding van individuele leerlingen naar didactische begeleiding van scholen; er zijn dan nog andere werkzaamheden die men door gebrek aan man kracht nog niet doet, maar die men wel zou willen gaan doen. N.a.v. punt 261 zou ik willen opmerken dat ik graag wil dat de S.A.D. meer dan tot dusverre doet aan pu blic relations, m.n. ook dat de S.A.D. er op let dat ouders niet alleen op de hoogte zijn van het feit dat een test zal worden afgenomen op school maar ook de resultaten daarvan krijgen. Mij is één school bekend in Leeuwarden waar het een uiterst moeilijke zaak is voor de ouders om de uitslagen van een test te krijgen. Wan neer dan de S.A.D. daarover benaderd wordt met de vraag: Mag ik de uitslag weten?, dan wordt als ant woord gegeven (dat begrijp ik ook wel): Daarvoor moet u bij de school zijn. Eventueel kan je dan later nog eens naar het spreekuur gaan om het buiten de school om te doen. Mijn vraag is eigenlijk of toch niet de S.A.D., hoewel het een verantwoordelijkheid is van de scholen wat die met de uitslagen doen, de compe tentie heeft om te eisen dat de resultaten inderdaad aan de ouders meegedeeld worden als die dat wensen, zodat dat niet helemaal aan de scholen overgelaten wordt. Het zou als voorwaarde gesteld kunnen worden aan de scholen als zij mee willen doen. Mijn tweede opmerking is dat het mij een belangrijke zaak lijkt dat blijkt trouwens ook wel uit allerlei rapporten van de S.A.D. zelf dat er een goede rela tie bestaat tussen het personeel van de S.A.D. en de leerkrachten en de toekomstige leerkrachten. Mijn vraag is hoe het zit met de relatie tussen de S.A.D. en de pedagogische akademies. Mijn laatste opmerking betreft antwoord 270c dat gaat over stagiaires. Ik hoop dat de S.A.D. spoedig in staat zal zijn om stagiaires van de agogische akade- mie op te nemen. De heer Ten Brug (weth.)De heren De Greef en De Pree hebben beiden gesproken over het inschake len van de onderwijskrachten bij het bespreken van de tests met de ouders. Ik dacht dat het een normale situatie is dat in eerste instantie het hoofd van de school of de klasse-onderwijzer de uitslag van de on derzoeken er is dan al een gesprek geweest van de onderwijskracht met de S.A.D. doorgeeft aan de ouders. Dat lijkt mij ook juist, want het betreft n.l. het werk van de school; het zwaartepunt van de op voeding van de kinderen, de problemen rond de leer situatie, is een zaak van de school waarin de S.A.D. de school behulpzaam is. De school heeft een directe band met de ouders en de leerlingen. Ik geloof dus dat dit een principieel juiste zaak is. Ik kan mij wel voorstellen dat er incidentele gevallen zijn waal-bij de ouders dat nog eens nader willen bespreken met de S.A.D. Daar is dat spreekuur ook voor waarvan veelvuldig gebruik gemaakt wordt. Dat is op zich een gelukkige zaak, maar het moet niet zo zijn dat men alleen bij de S.A.D. de betreffende gegevens kan krij gen. In de eerste plaats kan de S.A.D. dat niet ver werken; dat zou veel te veel tijd nemen en men maakt al geweldig veel overuren. Maar het zou ook princi pieel niet juist zijn. Het geval dat de heer De Pree genoemd heeft ken ik niet. Voor zover mijn inlichtin gen strekken is dat bij het openbaar onderwijs niet het geval, ik heb althans op dat punt nimmer klachten gehoord. Ik dacht dat het voor de S.A.D. moeilijk zou zijn om van de scholen te eisen dat de scholen de resultaten van de onderzoeken met de ouders bespre ken. Het is nog moeilijker om te zeggen: Het spijt ons dat de school het niet met de ouders bespreekt, maar wij doen het niet. Dan dupeer je de ouders nog meer. Ik denk dus dat het moeilijk zal zijn om het te eisen; als het een bijzondere school betreft is het een zaak tussen het betrokken schoolbestuur en het personeel. (De heer De Pree Niet direct bespreken, maar wel doorgeven.) Ja, maar het gaat tevens om bespreken, want er komen toch ook reacties van de ouders; dan heeft het ook meer zin. Ik wil deze zaak graag in de bestuurscommissie van de S.A.D. aan de orde stellen; daarin zijn ook de besturen van de bijzondere scholen vertegenwoordigd. Ik zal hun vertellen welke infor matie ik heb gekregen en hen vragen of zij dit eens willen bekijken het is hun verantwoordelijkheid omdat het mij met het oog op de werkwijze van de S.A.D. een goede zaak lijkt dat het personeel van de scholen er zo op inspeelt. Ik zeg u graag toe dat ik dat zal doen. Ik dacht dat de heer De Pree dit ook op het oog had toen hij sprak over de public relations. (De heer De PrQe: Ja, het is een element daarvan. In het algemeen gaat het mij om het meer bekendheid geven aan het werk van de S.A.D., omdat je ook nogal wat argwaan tegenkomt van de kant van ouders, zo van: Wat gaan ze eigenlijk uitspoken met onze kinde ren.) Misschien had men daar, b.v. door perspublika- ties, meer aandacht aan kunnen schenken, maar men heeft een vrij beperkte bezetting en door het vele werk dat men doet is men daar niet aan toe gekomen. Daar door is misschien in de publieke opinie eigenlijk wat een vreemde stilte rondom de S.A.D. Leeuwarden ont staan, terwijl, wanneer elders in de provincie voor een gemeente één onderwijsdeskundige wordt aangesteld, er grote artikelen over in de kranten verschijnen. Ik heb daar ook al eens op gewezen. U hebt waarschijnlijk wel gezien dat er onlangs een naar mijn smaak uitste kend voorlichtend artikel van de heer Van Eldert over de S.A.D. Leeuwarden in de rubriek Beurtelings van de Leeuwarder Courant heeft gestaan. Ik moet wel zeg gen dat de mensen van de S.A.D. een groot aantal spreekbeurten vervullen op ouderavonden. Dat is ge makkelijk, want het is altijd een probleem wat je op een ouderavond moet gaan doen en de S.A.D. is gaarne bereid aan zo'n ouderavond mee te werken. Dat heeft wel succes want men kan dan uitleggen waarom het werk gedaan wordt en wat de problemen kunnen zijn. Ik dacht dat ook daardoor het aantal bezoekers van het spreekuur oploopt. Misschien is het inderdaad zo

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 8