16 $tf ^«waSa© dat er naar buiten een wat vreemde stilte heerst om trent deze dienst ten aanzien waarvan ik met de heer De Pree van mening ben dat het, zoals de zaak nu reilt en zeilt, een uitstekende dienst is waar met een zeer beperkte bezetting ontzaggelijk veel goed werk verricht wordt. Er is een goede relatie met de pedagogische akade- mies, de relatie met de Rijks Pedagogische Akademie is op dit moment sterker dan die met de Christelijke Pedagogische Akademie. Dat is ook niet zo verwon derlijk want de relatie tussen de S.A.D. en het open baar onderwijs is ouder dan die tussen de S.A.D. en het bijzonder onderwijs, want wij zijn eerst gestart met het openbaar onderwijs en pas in een later stadium is het bijzonder onderwijs er bij gekomen. Er is de afspraak dat de S.A.D. zich niet met de cursussen voor het on derwijzend personeel bemoeit; dat doen de pedagogi sche akademies. Maar de cursussen worden wel geza menlijk opgezet en er zijn ook mensen van de S.A.D. die in het kader van deze cursussen lesgeven. Ik geloof ook dat er een goede relatie moet zijn want anders komt men niet op één noemer en komen de mensen van de pedagogische akademies voor zover het Leeuwarden betreft in een situatie die helemaal niet aansluit bij wat er hier in werkelijkheid gebeurt. M. Aanschaf leermiddelen. De heer Buising: Even iets over punt 276. Wij hebben het vanavond al even over het vak wereld oriëntatie gehad. Dat vak is natuurlijk typisch één van de mogelijkheden om de kinderen direct in con tact te brengen met de achtergronden van hun eigen omgeving. Om die mogelijkheden te bevorderen zijn, dacht ik voor zover ik dat weet; als ik fout ben dan corrigeert u mij maar in eerste instantie niet de middelen aanwezig in wat wij vandaag de dag onder documentatiecentra verstaan. Ik vind het ant woord in zoverre eigenlijk een dooddoener; u doet dat gewoon af met de mededeling dat dat wel in het ka der van de documentatiecentra kan. Maar ik betwijfel of dat kan, want dan zou je die documentatiecentra ook als zodanig moeten gaan inrichten. In de vraag staat ook: „Is uw college bereid te bevorderen dat er zodanige informatie wordt samengesteld?" Kijk, uw antwoord zou dan dus moeten inhouden dat dat inder daad het geval is. Maar is het nu wel of niet zo Daar ben ik niet zo zeker van. De heer De Greef Punt 278 betreft het service-cen trum dat de gemeente zou kunnen beheren t.b.v. de reproduktie van leermiddelen e.d. Als ik denk aan de leermiddelen die op de markt zijn op dit moment en aan de leermiddelen die waarschijnlijk nog zullen ko men dan betreft dat zeer dure apparaten die i.v.m. de hoge kosten niet zeer snel kunnen worden aange schaft omdat een aanvraag waarschijnlijk zal worden afgewezen. De aanschafmogelijkheden zullen dus zeer beperkt zijn. Nu is mijn vraag of de gemeente als schoolbestuur niet zou kunnen proberen na te gaan bij het openbaar onderwijs zowel als bij het bijzonder on derwijs of zij wat dat betreft niet een intermediaire functie zou kunnen vervullen door deze zaak op te ne men met de inspectie om te vragen of de gemeente niet een service-centrum zou kunnen gaan beheren. Ik denk dat je daarmee de vele aanvragen omzeilt voor stencilbranders en ook in de toekomst tegemoet kunt komen aan de steeds grotere behoefte aan audio-vi- suele middelen. Ik dacht dat dat vergezeld zou kunnen gaan van een stukje voorlichting hoe je methodisch gezien met die middelen om zou kunnen gaan. Ik dacht dat dat ook een belangrijke zaak was omdat de in dustrie wat dat betreft nalatend is en maar middelen op de markt pompt waarvan men denkt dat ze wel eens nodig zouden kunnen zijn. Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben niet helemaal te vreden over het antwoord op vraag 277 m.b.t. bi bliotheekbezoek. Volgens mij is dit een goedkope ma nier om kinderen vertrouwd te maken met een documentatie die er tenslotte al is. Afgezien daarvan is het toch ook echt de moeite waard om kinderen een bibliotheek te leren gebruiken. Waarom gezegd wordt dat dit op den duur op de scholen zelf realiseerbaar is, is mij niet duidelijk. Ik vind dat niet voldoende reden om het idee af te wijzen met de kinderen eens een bezoek te brengen aan een bibliotheek. De heer Ten Brug (weth.)De heer Buising heeft aan de hand van het antwoord op vraag 276 gezegd dat er nu wel documentatiecentra komen op de scho len, maar dat hem niet duidelijk is of de „geakunde" daarbij wel voldoende tot zijn recht komt. (De heer Buising: Ik geloof dat u mij niet helemaal begrepen hebt. Er is een vraag gesteld over de mogelijkheden van het vak wereldoriëntatie. U beantwoordt die vraag met een verwijzing naar de documentatiecentra. Dat hoeft van mij helemaal niet; ik kan mij een outillage op school voorstellen t.b.v. het vak wereldoriëntatie helemaal los van de aanwezigheid van een documen tatiecentrum. Ik word er toe gedwongen om het zo te vragen omdat u vraag 276 zo beantwoord hebt.) Ja, nu begrijp ik het beter. Ik kan u zeggen dat de hele motivering om tot documentatiecentra te komen de invoering van het vak wereldoriëntatie is geweest. Dat is de enige reden waarom men gezegd heeft dat wij bij de scholen tot documentatiecentra moeten ko men omdat er van de wereldoriëntatie op de scholen anders niets terecht komt. De inrichting van de docu mentatiecentra zal daar dan ook op gericht moeten zijn. Nu is in de praktijk wel gebleken dat men het wel eens is over het woord wereldoriëntatie, maar dat men het niet eens is over de vraag wat wereldoriënta tie precies zou moeten inhouden. Er is op het ogenblik in de provincie een groep bezig zich daar nader over te oriënteren; daar is ook de S.A.D. Leeuwarden bij be trokken. De resultaten daarvan zullen ook consequen ties hebben voor de samenstelling van de documentatie centra. Maar het is met dit punt zoals bij alle nieuwe dingen dat eerst het begrip ontstaat en dat men het later nog over de inhoud eens moet worden; er ont staat dan een situatie zoals die t.a.v. de middenschool bestaat. Ik vind het gunstig dat men er nu al mee bezig is voordat men de pakketten gaat samenstellen. Mevr. Visser heeft, eigenlijk aansluitend op deze kwestie, een opmerking gemaakt over het bezoeken van bibliotheken. In het antwoord op vraag 277 schrij ven wij dat, voor zover ons bekend is, de scholen geen georganiseerde bezoeken aan bibliotheken brengen. Het zal u wel duidelijk zijn dat wij niet precies weten wat de scholen allemaal doen. Achteraf is mij nadat dit antwoord bekend werd echter wel geble ken dat er wel eens door een school een bezoek is ge bracht aan een bibliotheek om te proberen de kinderen daar wat wegwijs te maken. Wij hebben met ons ant woord bedoeld te zeggen dat, als er op school een do cumentatiecentrum is, men eigenlijk een kleine biblio theek heeft waarmee de kinderen kunnen leren een bibliotheek te gebruiken; dat zou dan betekenen dat de kinderen ook in de bestaande bibliotheken gemak kelijker de weg kunnen vinden. Als men op school de kleine bibliotheek gebruikt zal o.i. ook een bezoek aan een bibliotheek een veel groter effect kunnen hebben. De kinderen weten dan al iets over de werkwijze. Mevr. Smit: Misschien mag ik nog even een op merking maken die hiermee te maken heeft. Bij mijn oude middelbare school in Den Haag was een filiaal gevestigd van de Openbare Leeszaal. Is ooit in Leeu warden sprake geweest van een dergelijke combinatie en is dat eventueel uitvoerbaar? Het was daar toen een geweldig succes, zowel voor de school als voor de bibliotheek. (De heer Ten Brug (weth.): Dat be trof dus een middelbare school?) Ja, dat was het Grotiuslyceum in Den Haag, een vrij grote school in een wijk waar weinig voorzieningen waren. De heer Ten Brug (weth.): Voor zover mij bekend is er hier geen uitvoering aan gegeven. Uiteraard heeft elke middelbare school wel een kleine bibliotheek. Er is hier ook een goede spreiding van bibliotheken. Voor de wat oudere leerlingen van de middelbare scholen is hier de unieke situatie dat wij de Provinciale Biblio theek hebben. Daar wordt door middelbare scholieren vrij druk gebruik van gemaakt; dat is zonder meer een feit. Het was in mijn tijd zo'n 30 jaar geleden al zo dat het normaal was dat je je materiaal uit de Provinciale Bibliotheek haalde. De Openbare Bi- s5 bliotheek was daar minder op ingesteld omdat wij een bibliotheek als de Provinciale Bibliotheek hadden. Wij doelen hier duidelijk op documentatiecentra voor la gere scholen, hetgeen een stuk voorwerk is. De heer De Greef heeft nog gevraagd of de gemeen te niet kan komen met een centraal depot voor leer middelen. Dat gaat hij dan een beetje toespitsen. Wij hebben het een beetje anders begrepen; je kunt een centraal leermiddelendepot ook hebben voor boeken, methodes enz. Ik wil er op wijzen dat Leeuwarden vroeger iets dergelijks had in de zin van de centrale inkoop; dat noemde men een depot. Wij hebben nu bij de S.A.D. ook een leermiddelendepot het is het enige in Friesland waar men de nieuwe leermiddelen kan bezien, waarbij ook de bedoeling van de leermiddelen wordt aangegeven en waarbij ook op- en aan merkingen m.b.t. die leermiddelen worden ge geven. Die op- en aanmerkingen ontstaan in samenwerking met de schooladviesdiensten van Assen en Oost-Groningen. Met zijn drieën bekijken zij deze dingen; men oefent kritiek uit en bekijkt ook in welke situaties de leermiddelen gebruikt moeten wor den. Dit is een erg belangrijke zaak want het op de markt brengen van leermiddelen is louter een com merciële affaire. Alles wat op de markt gebracht wordt is nog niet goed. Er hebben zich meermalen situaties voorgedaan dat men het nog niet eens was over een bepaalde didactische situatie, dat men zich er nog over bezon in commissies e.d., terwijl er via een uitgever al een boekje op de markt gebracht was waarvan later dan de nare gevolgen bleken. Men is b.v. wel eens tot de conclusie gekomen dat een bepaalde wijziging t.a.v. een vak helemaal niet moest worden ingevoerd, terwijl een uitgever intussen al een boek daarvoor op de markt had gebracht. In dat opzicht bewijst het documentatie centrum van de S.A.D. heel goede diensten. Er is niet alleen belangstelling voor van scholen uit Leeuwarden, maar van schoren uit de hele provincie. De heer De Greef heeft echter meer gedacht in de richting van dure leermiddelen, de audio-visuele leermiddelen. Al jaren geleden hebben wij ons daarmee bezig gehouden, zelfs in provinciaal verband. Er is toen een enquête gehouden. Een groep mensen de pedagogische aka demies waren er ook bij betrokken heeft toen be keken of er een totaal-opzet gemaakt zou kunnen wor den. Ik moet u zeggen dat dat totaal is verzand. Men zag er geen mogelijkheden toe, omdat het probleem blijft dat het om lenen gaat. De heer De Greef had het over stencilbranders. Wij hebben in de stad een aantal stencilbranders staan, één bij de S.A.D., één op het stadhuis, waar de scholen gebruik van kunnen maken, maar men vindt dat te lastig, want men wil zelf de leermiddelen maken. Nu moet men dat niet overdrijven want voor specifieke dingen maakt de S.A.D. ook zelf een groot aantal leermiddelen waarvan men zegt: Kijk, dit pakketje zou je met die kinderen kunnen behande len; wij hebben het bekeken en probeer het zo maar. Die pakketjes worden gratis verstrekt en die kan men bij de S.A.D. ook vermenigvuldigen, daar is men volledig vrij in. Dat andere is dus in de mist blijven hangen omdat men dat niet zag zitten. Ik geef toe dat men uiterst voorzichtig moet zijn met het reageren op hetgeen op de markt komt. Dat hoeft helemaal niet verkeerd te zijn, maar dat is van uit de commerciële sfeer aangepast aan de behoefte van het onderwijs. Daardoor worden er ook bepaalde behoeften bij het onderwijs gekweekt waarvan je je moet afvragen of het noodzakelijke behoeften zijn. In dat opzicht gaan wij bij het aanvragen van dit soort dingen nauwgezet varen op de ervaringen die de S.A.D. heeft. Maar het plan dat de heer De Greef opperde is dus in studie geweest; men zag er echter geen kans toe. (De heer De Greef: Misschien was de op zet toen ook te groot. Ik denk dat u in de toekomst wel zult moeten anticiperen op de aanvragen m.b.t. audio-visuele hulpmiddelen in het onderwijs.) Het is op het ogenblik nog sterk de vraag of de audio-vi suele hulpmiddelen m.n. in het basisonderwijs zo'n grote vlucht zullen nemen. T.a.v. het voortgezet on derwijs speelt dit meer, maar daar kan eigenlijk geen depotsituatie ontstaan omdat de middelen daar frequent worden gebruikt. Bij het hoger beroepsonderwijs zijn de middelen nog meer in gebruik. Men moet zich van de audio-visuele hulpmiddelen in het basisonderwijs niet al te veel voorstellen. Ik wil alleen verwijzen naar het eerste middel, het t.v.-toestel dat alle scholen heb ben. Ik dacht dat er zeer spaarzaam gebruik van wordt gemaakt en dat wij haast weer zitten in dezelfde situatie als indertijd met de radiotoestellen. Dat betekent hele maal niet dat het onderwijs in de scholen verkeerd is, maar de een werkt er gemakkelijker mee dan de an der. Je hebt ook de ervaringen met de bekende over- head-projectoren. De een kan daarmee werken gezien zijn persoon en zijn wijze van lesgeven, die kan achter de tafel gaan zitten en zo lesgeven, maar een ander moet overeind en moet op het bord schrijven; dat hangt dus helemaal van de persoon af. Maar in het basis onderwijs zullen nieuwe middelen waarschijnlijk geen grote vlucht nemen. Middelen als filmcamera en pro jector zijn al in de scholen aanwezig. N. Diverse Onderwijsmaatregelen. Investeringen Onderwijs. De heer Visser: In vraag 279 wordt gevraagd of het college de verlaging van de post investeringen on derwijs met één ton haalbaar acht. Dat „met één ton" moet zijn „tot één ton" en dan is de vraag, dacht ik, in Overeenstemming met het antwoord. Dit is het belangrijkste niet. Waar ik een beetje mee zit is het systeem van ramen. Tot en met 1974 v/as het gebrui kelijk dat er één post geraamd werd die dan naar behoefte ook in één keer werd afgeschreven. Dat men thans een bedrag van f 150.000,heeft overgebracht naar de kapitaaldienst roept bij mij een vraag op en wel deze. Wij hebben kort geleden gezien dat de reke ning 1973 door enige toevalstreffers sluitend is ge worden en zelfs even boven de rode streep is geko men; er is een klein overschot, mede ten gevolge van het onthouden van goedkeuring aan b.v. onrendabele kapitaaluitgaven in het kader van het goedkeurings- beleid van gedeputeerde staten. Daarom stel ik nu de vraag: Is niet het gevaar aanwezig dat deze post in 1975, in welk jaar wij volgens het beleidsplan nog met een tekort van iy2 miljoen zitten, ook getroffen kan worden door het goedkeuringsbeleid van gedeputeerde staten De heer Ten Brug (weth.): De begrotingspost is in feite verlaagd. Ik kan mij niet voorstellen dat dat op zichzelf voor gedeputeerde staten aanleiding is voor het onthouden van goedkeuring. Er komt een kleinere post op de begroting, maar wij brengen een deel naar de kapitaaldienst. De jaarlijkse last wordt dus niet verhoogd maar verlaagd door die afschrijving. Het bijzonder onderwijs kan hier nooit een buil aan vallen want art. 72-uitgaven zijn voor de gemeente verplichte uitgaven. Ik heb geen enkele aanleiding om op dit moment te veronderstellen, gezien de besprekingen die wij met de inspecteur voor de gemeentefinanciën en gedepu teerde staten gehad hebben over ons beleidsplan, dat de begroting voor 1975 niet goedgekeurd wordt; ik verwacht eeli goedkeuring van de begroting 1975 on danks het tekort. (De heer Visser: Dat laatste punt, de goedkeuring, was de essentie van mijn vraag.) (De Voorzitter: Het gaat dus om de herziene begroting.) Ik wil er nog even op wijzen dat in het beleidsplan de begroting voor 1976 sluitend is en dat ik er daar om zeker van ben dat de begroting 1975 met een te kort wordt goedgekeurd. (De Voorzitter: De begro ting zoals wij die in april zullen vaststellen.) Ja, als de raad er niet al te veel bij optelt dit zeg ik meer als wethouder van financiën. Zwe|nonderrichfc. De heer Meijerhof: Vraag 280 betreft het zwemonder- richt. In het beleidsplan deelt u mee dat u het zwem- onderricht van de 4e t.e.m. de 6e klas dus 3 klas sen wilt gaan verschuiven naar de lagere klassen. Er staat niet bij of het dan om de le t.e.m. de 3e klas gaat, maar wel dat niet meer gedurende de helft van het schooljaar maar gedurende het hele schooljaar zwemonderricht zal worden gegeven. Dat zou dus be tekenen dat er een verdubbeling van het aantal zwem lessen komt. U zegt in antwoord op vraag 280 dat dit binnen de op de begroting voorkomende bedragen ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 9