T/0! F.'&D wat er bij de provincie ligt zodat wij dan misschien ook vanuit onze eigen verantwoordelijkheid als gemeente voor de subsidiëring van deze instellingen kunnen pro beren tot een eensluidend beleid te komen. Ik dacht dat dat wel zinvol is. Ik zal dit graag een dezer dagen nog eens met de heer Weide opnemen om te bekijken hoe wij dit moeten doen. De heer Van der Wal: Mijn vraag betrof vooral de voorwaarde die gesteld wordt m.b.t. een professionele en adequate begeleiding. Ik geloo fook zeker dat dat nodig is, want lang niet alle werkloze jongeren zijn gewend om helemaal zelfstandig een project op te zet ten; dat moet begeleid worden. Daar zit heel wat rompslomp aan vast. Dat moet dan gebeuren in zo'n centrum daar is er vaak ook ruimte voor en mijn vraag is: Hoe komen wij aan die professionele en adequate begeleiding. Ik geloof ook zeker dat dat kader van de sanering al verschrikkelijk moeilijk is om personeelsuitbreiding te krijgen. Misschien is het mogelijk door een herverdeling, maar dat moet dan wel op korte termijn en dan kom ik bij het ant woord op vraag 411 terecht of er moet uitbreiding- komen, in ieder geval dienen wij daar rekening mee te houden zeker voor 1976. In de regeling staat, meen ik, dat die per 1 juli 1975 gaat draaien voor een jaar en het is dus vrij kort dag. Die projecten moeten dan op poten worden gezet en de bedoeling van die pro jecten is niet zo zeer dat je jongeren een jaar lang aan het werk houdt en hen als de regeling is afgelo pen weer op straat zet. Het is de bedoeling dat er pro jecten opgezet worden die na dat jaar, misschien met een afbouwende subsidie, door kunnen gaan zodat het blijvende werkgelegenheid wordt. En dat vergt nogal wat. Je kunt natuurlijk gemakkelijk in een centrum een paar schoonmakers ik noem maar wat, hoor er bij nemen. Maar dat zet geen zoden aan de dijk dat lost de werkloosheid van die mensen misschien voor een jaar op, maar daarna staan ze weer op straat. De heer Weide (weth.)Ik heb de indruk dat de heer Van der Wal doelt op een bepaald jeugdcentrum. Het is natuurlijk zo dat er met de 11 beroepskrachten die op dit moment binnen onze stadsgrachten werk zaam zijn verschrikkelijk veel mogelijk moet zijn. Ik ben graag bereid deze problematiek nog eens afzon derlijk met de heer Van der Wal, althans met het bestuur van dat bepaalde jeugdcentrum, door te nemen. Ik moet echter wel zeggen dat wij de vorige week in de gesprekken die wij met het ministerie hebben ge had alle aanvragen die op dit moment bij ons zijn in gediend hebben doorgenomen, maar dat ons is geble ken dat alle aanvragen die bij het ministerie binnen komen niet gehonoreerd kunnen worden gezien de vele toezeggingen die het ministerie in 1974 al heeft ge daan. De Voorzitter: De betrokkenen moeten dus, als ze problemen hebben, weer met de wethouder gaan praten. Kunnen wij van dit onderdeel afstappen? De hear Van der Veen: Ik wit net oft de wethalder my net goed bigrepen hat, mar hwat dy doelstellingen fan de ünderskate sintra oangiet haw ik frege oft it net winsklik wêze soe dat de ryksynspeksje dy saek ris neigiet en ris neirint oft de doelstellingen alle- gearre noch wol klopje mei de wurksumheden dy't yn de forskillende sintra dien wurde. Ik tocht krekt dat dat net in taek wie fan de Raja om dêr as in soarte plysjeman of kontroleur hinne to gean en to sizzen: Jimme doelstelling doocht net mear en wy sille dat ris even rapportearje. De heer Weide (weth.): Ik vind dat wij de rijks inspectie deze taak niet kunnen toebedelen. Ik denk ook niet dat die dat zal accepteren. Het is n.l. primair een taak van het gemeentebestuur dit soort zaken te bekijken. Als het gemeentebestuur zegt dat dat open jongerencentrum er moet zijn of dat dat open jonge renwerk moet gebeuren binnen de gemeente en het valt binnen de normen en subsidievoorwaarden van het ministerie dan zegt het ministerie ja als men daar toe middelen beschikbaar heeft. De hear Van der Veen: Ik tocht dat de Raja sig- nalearje, advisearje en ynventarisearje mei, mar dat dy net sizze kin: Dêr moat eins mar hwat wei. Dat leit tocht ik op de wei fan de ried. De Foarsitter: Ik tocht dat jo ünderskied meitsje moatte dat is yn it antwurd ek sa bidoeld tus- ken de forantwurdlikheit fan Raja en ried. It is nef- fens my wol in taek fan de Raja om him der regel- mjittich op to birieden oft de forskillende sintra noch wol oan harren doelstellingen biantwurdzje; dan giet it mear om de algemiene problematyk en dat wit de Raja hiel goed. (De hear Van der Veen: Signalearje dus.) Ik bin it mei jo iens dat, as it giet om kontrólle op bipaelde ünderdielen gearhingjend mei de sinten dy't dêr foar ütlutsen binne, dat yn it gemeentlik apparaet thus heart. It ryk heart dat net to dwaen, dat heart ta de taek fan de öfdieling fan de hear Koopmans. B. Beroepsmatig jeugdwerk. De heer De Pree: Wij komen nu bij de meer ge detailleerde problemen en ik moet zeggen dat je dan toch merkt dat je als raadslid wat met de handen in het haar zit; je wordt van alle kanten bestookt met brieven waarin gepleit wordt voor het aanstellen van werkers. Als je dan zo'n brief leest lijkt het je ook wel zinvol, maar aan de andere kant zit je met de financiële moeilijkheden van onze gemeente. Je bent dan toch eigenlijk niet in staat waarschijnlijk geldt dat niet alleen voor een individueel raadslid maar voor de hele raad om weloverwogen op grond van priori teiten die je als raad gemeenschappelijk hebt gesteld tot beslissingen te komen. Met het voorbehoud dat ik die prioriteiten ook niet zo duidelijk zie zou ik toch een paar opmerkingen willen maken. Eerst iets over punt 416; ik vind dat een wat ver warrende zaak, alleen de terminologie al, maar dat kunt u ook niet helpen; misschien dat er eens iemand is bij een van de diensten die zo creatief is om er nor male woorden voor te vinden zodat het voor iedereen begrijpelijk is. (De hear Jansma: Dat hie de fraeeh- steller dwaen moatten.) (Stem: Friese namen mis schien.) Ik heb nog liever Friese namen dan de ter men die hier staan. (De Voorzitter: Omdat u ze niet helemaal begrijpt?) U weet dat ik een Hollander ben en geen Fries, maar u merkt hoe ik aan het Fries ge wend ben geraakt. (De hear Klomp: Is dat in pré?) Zeker. Eerst was er behoefte aan een streetcornerwor- ker; na een aantal jaren is het subsidie rond, maar zijn de inzichten en de situatie gewijzigd zodat men zegt: Nee, wij moeten hier een outreachingworker heb ben; die zou daarvan dan betaald moeten worden. U kiest echter dat staat althans in de beleidsnota voor een ambulante functionaris, maar trekt dat weer in, want in de beantwoording van de vraag gaat u toch mee met het voorstel om te komen tot de aan stelling van die outreachingworker. Ik denk trouwens dat wij deze beide functionarissen wat los van elkaar moeten zien; het gaat niet om dezelfde zaak, ook de werksoorten zijn, dacl^t ik, bepaald niet hetzelfde. Het probleem is dan ook nog dat de Raja positief adviseert t.a.v. beide functionarissen. Ik moet u zeggen dat ik met het aanstellen van de outreachingworker graag akkoord ga, maar dan weer omdat ik zeg: Ja, ik ge loof dat het hard nodig is. Maar daarmee zie ik tege lijkertijd dat er andere werkers ook hard nodig zijn. Daarom pleit ik ook voor die ambulante functionaris aangesteld bij de Stichting Sociaal Cultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden, m.n. ook omdat in die werk soort, wanneer je let op de taakomschrijving van die ambulante functionaris, het werk gericht wordt op de wijken en dat lijkt mij een uiterst zinnige zaak. Boven dien is het zo dat die werker niet eigen projecten van uit de stichting zal entameren, maar veel meer tot taak heeft initiatieven die in de wijken bij verschillende groepen ontstaan op een deskundige manier te bege leiden. Verder heb ik vernomen dat er verschillende groepen zijn ik meen vanuit de richting van de speeltuinverenigingen die hebben aangedrongen op het aanstellen van een dergelijke ambulante functiona ris. Overigens denk ik dat hier dan ook weer blijkt hoe nodig het is om tot integratie te komen binnen een wijk want dit zouden dan werkzaamheden zijn die waarschijnlijk ook al ten dele gebeuren of op het wen- senlijstje staan van andere welzijnsinstellingen in Leeu warden. De vraag die ik eigenlijk heb is: Wanneer conform de beantwoording de outreachingworker er komt dat geld is er dus staat die ambulante functionaris dan als volgende op de prioriteitenlijst van de wethouder zodat, wanneer er een gaatje ontdekt wordt binnen de begroting ik geloof in wonderen inderdaad de eerstvolgende kracht die aangesteld zou kunnen worden die ambulante functionaris is Het tweede punt is: Is het waar wij hebben een bereke ning en daarna een herziene berekening gekregen van de kant van de Stichting Sociaal Cultureel Werk dat het zelfs mogelijk is om nu al deze functionaris aan te stellen binnen de begroting vanwege de veran deringen t.a.v. het bedrag dat uitgetrokken is voor de verbouwing van Sinneljocht? Klopt die tweede bere kening? En zegt u dan: Ja, inderdaad is hier een mo gelijkheid, ik zeg toe als wethouder dat ook die ambu lante functionaris er komt? De hear Van der Veen: Earst punt 417; dat giet oer Krats. Der is destiids steld dat der in oantal jeugd- sintra yn de binnenstêd harren gerak krije soene. En dêr wie dan as slütstik by it doe sahjittene sintrum Speelman. Troch allerhanne ynterne situaesjes en sa- hwat is dat eins hwat op de lange baen rekke. Forline jier binne der wer in oantal minsken om de tafel sit- ten gien en doe is ek mei in pear minsken fan de V.J.V. de saek wer nij libben ynblaesd. Wy hawwe der yn de op ien nei léste gearkomste fan de Raja ek wiid- weldich oer praet oft it nou yndied sa wie dat der bihoefte bistiet oan in hüs foar minsken dy't oerdei wurkje, dus de wurkjende jeugd. Dêr hawwe hja my dus wol düdlik oertsjüge dat dat wol it gefal is. Der wurdt yn it antwurd op fraech 418 wol even doeld op it Vliet; dat is ek sa, dêr binne ek in oantal jeug digen dy't wurkje. Mar dochs is it Vliet wer hwat fan in oare signatuer as hwer't Krats syn publyk wei hellet. Boppedat is it sa dat yn gearwurking mei de V.J.V. Krats in oare diminsje kriget as byg. it Vliet, Nou is it fansels sa dat kinne wy konstatearje yn de stêd dat in oantal fan de jeugdsintra mear of minder biset binne. It is krekt as mei minsken dy't nei in nije wyk ta geane; sa gau der in nije wyk klear is süget it üt in aide wyk wei nei in nije wyk ta. Sa is it mei it jeugdwurk ek sa üngefear; it süget hwat nei inoar ta. Nou kinne jo sizze: Sjogge jimme wol, der is eins dochs net mear forlet, hwant nou binne der trije en ien sit ridlik fol en twa draeije mar op in heal of in kwart. Mar dat kin en dat wurdt yn ien fan de antwurden ek sein öfgryslik wikselje; dat is fansels sa. Binammen nou't wy hjir ek mei in greate wurkleasheit binammen ünder de jongeren sitte tocht ik dat it fan it greatste bilang wie dat sa'n Krats fan de groun kaem en dat dêrmei miskien ek noch in stikje bigelieding en foarming jown wurde kin hwat yn de oare sintra wer op in hiel oare wize dien wurdt. Ik soe it tige op priis stelle dat men op alle wizen bisiket ek noch buten it biried om dat de Raja hélde sil om Krats fan de groun to krijen, hwant ik bin fan bitinken dat hjir wier forlet fan is. De heer Bouma: Punt 414 betreft het jeugdwerk in de wijken. In het antwoord staat: „Wij vragen ons af of het, gelet op de beperkte financiële middelen, niet gewenst is het beroepsmatig jeugdwerk te verplaatsen c.q. te continueren in de wijken die daaraan i.v.m. hun structuur de meeste behoefte hebben." Ik betwijfel of dit een juiste maatregel zou zijn. Er is n.l., voor zover mij bekend, in de wijken geen sprake van beroepsmatig jeugdwerk maar duidelijk sprake van beroepsmatig begeleiden van jeugdwerk en dat is heel iets anders. Het is jeugdwerk dat vaak wordt uitgevoerd door vrij willigers, ouders van kinderen e.d., die daarbij de no dige beroepsmatige begeleiding ontvangen. Als men nu in wijken, waar zo'n stukje jeugdwerk van de grond is gekomen en waar het goed loopt onder beroepsma tige begeleiding, de vaak geringe beroepsmatige bege leiding er is vaak niet een volledige beroepskracht beschikbaar wegneemt dan loopt men het risico dat zo'n stuk jeugdwerk dat opgebouwd is in de versukke ling raakt. Ik moet u zeggen dat ik dan ook erg bang ben voor het verplaatsen van een stuk jeugdwerk dat in een bepaalde wijk is opgebouwd. Ik moet u er toch wel ten zeerste voor waarschuwen dat hier gevaren aan zitten. Om nog even terug te komen op streetcomerworker, outreachingworker en ambulante functionaris, ik dacht dat de ambulante kracht waarover in punt 416 wordt gesproken wel een belangrijk punt is, ook bij het ge meentebestuur, omdat men deze eerst wilde aanstellen in plaats van de outreachingworker. Ik neem dus aan dat de gemeente het belang van deze functionaris en de zwaarte van deze functionaris ook wel goed heeft begrepen. Daarom verbaast het mij ook dat men nu in het antwoord op vraag 416 in het kader van de bestrij ding van de jeugdwerkloosheid niet meer spreekt over een ervaren beroepskracht die zo'n ambulante functie in de wijken aan kan dat moet werkelijk een heel ervaren kracht zijn maar over een kracht die tij delijk voor 100% door het rijk gesubsidieerd zou moe ten worden. Dan krijgt men vrij zeker een aankomend functionaris, maximaal 23 jaar, die voor dit werk m.i. nauwelijks geschikt kan zijn. Bovendien is hij maar voor 1 jaar gesubsidieerd dus binnen dat jaar is hij nauwelijks ingewerkt. Wij krijgen dan dus een aanko mend functionaris die een jaar mag proberen iets tot stand te brengen en als dat jaar om is is het weer gebeurd. Ik vind dit geen vergelijking als ik kijk naar hetgeen u aanvankelijk van plan was, n.l. het aanstel len van een ambulante kracht in een heel andere sfeer. Mevr. Visser-van den Bos: Ik kan hoogstens met andere woorden hetzelfde zeggen wat de heer Bouma zonet gezegd heeft. Ik had n.l. naast de beantwoording van de vraag over de ambulante werker gezet: Zijn er dan beleidsfunctionarissen werkloos die voor een dergelijke functie geschikt zijn? Want dat is toch wel een van de voorwaarden die door C.R.M. gesteld wor den om die mensen op die titel aan te kunnen stellen. Daar begreep ik dus helemaal niets van. Ik dacht dat dergelijke ervaren krachten niet zonder werk liepen. Ik heb nu gedeeltelijk al antwoord gekregen van de heer Bouma die gezegd heeft dat er gemikt wordt op iemand die net klaar is met zijn opleiding. Ik ben er van overtuigd ik kan niet eens zeggen dat ik er aan twijfel dat die het werk niet kan doen waar het hier om gaat. Nu dit stuk werk gelukkig voor zo'n belangrijk deel door C.R.M. gesubsidieerd wordt en wij daarnaast in de gelukkige omstandigheid zijn dat wij van het gemeentelijk subsidie dat wij er bij doen 80% via de kosten van sociale zorg terug krij gen, vraag ik mij af of het nu werkelijk een zo zware belasting is voor onze algemene middelen dat wij dei- gelijke belangrijke zaken daarom zouden laten over gaan. Dit dus wat betreft de ambulante functionaris. Wat het jongerencentrum Krats betreft wil ik eigenlijk ongeveer hetzelfde zeggen als de heer De Pree zei. Ik wilde dat ik de gelegenheid, het inzicht en de tijd had om te beoordelen welk centrum wel en welk centrum niet ge schikt is om eventueel op te vangen wat er op het ogenblik rondloopt of naar behuizing zoekt. Het doet mij bijzonder naar aan dat er voor de grote groep wer kende jongeren in onze stad in elk geval geen geëigend centrum is. Of de andere centra tekort geschoten zijn of wat dan ook, dat vermag ik niet te beoordelen, maar het blijkt dat het niet lukt. En dan meen ik dat het juist op het ogenblik meer dan ooit nodig is om deze groep jonge mensen de kans te geven een eigen huis te bouwen ze willen dat ook voor een groot deel met hun eigen handen doen en hun de kans te geven een eigen huis te hebben waar ook nog aan vormings werk gedaan kan worden en waar ook de werkloze jongeren een goed tehuis zouden kunnen vinden. De heer Van der Wal: Ik wil de ambulante func tionaris helemaal los zien van de streetcomerworker en de outreachingworker. Wij hebben van de Stichting Sociaal Cultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden ik neem aan dat u dat ook hebt gekregen een berekening gekregen; men heeft een dekking aange geven die mij erg reëel aandoet. Ik zou echter graag van u willen horen of die berekening klopt. Wat de streetcomerworker en de outreachingworker betreft, wij hebben destijds in de raad een krediet be schikbaar gesteld voor de streetcomerworker; ik meen de ook dat dat is goedgekeurd. Dat geld ligt er nu

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 12