?VS
IT -v
20
Ik begrijp volkomen wat de heer Ten Hoeve zegt. De
procedure die hij nu op tafel legt hebben wij wel kun
nen volgen met de nota's van de Jeugdraad en de
Bejaardenraad. De nota's van de Culturele Raad en
de Sportraad wij hebben er alle respect voor dat
deze twee raden deze nota's klaar hebben gekregen;
dat was geen sinecure kwamen te laat om ze voor
deze begroting en dit beleidsplan te behandelen. Wij
hebben er geen moeite mee met deze nota's hetzelfde
systeem te volgen als met die andere nota's; wij zou
den deze nota's in de komende maanden nog eens
afzonderlijk aan de orde kunnen stellen. Er kan dan
geen afweging t.o.v. andere sectoren plaats vinden,
maar er kan wel duidelijk tot uitdrukking worden ge
bracht in zo'n raadsdiscussie dat is ook met die
andere nota's gebeurd waaraan de raad hoge prio
riteiten wil toekennen. Bij het opstellen van het vol
gende beleidsplan voor de jaren 1976 t.e.m. 1980
daar zijn wij al mee bezig kunnen wij dan de uit
spraken van de raad incalculeren. Wat de procedure
betreft kan ik namens het college rustig toezeggen dat
wij daartoe bereid zijn. U weet dan dat het echt in
discussie zal kunnen komen. Een groot aantal dingen
die gevraagd zijn zijn daarmee ingelost. Die nota's
zullen als het ook maar enigszins mogelijk is voor de
vakantie in de raad aan de orde komen, zo snel mo
gelijk na de begrotingszitting. Als het niet snel ge
beurt kunnen wij er nog geen profijt van trekken bij
het opstellen van het volgende beleidsplan. Wij zullen
in het college bespreken hoe wij dit kunnen concreti
seren, maar in principe zijn wij het graag eens met
de gedane suggestie.
De heer Weide (weth.)Allereerst ook even iets
over de door de raden uitgebrachte nota's. Ik moet
zeggen dat de nota over het cultuurbeleid een voor
treffelijke nota wel degelijk een belangrijke invloed
heeft gehad op de beantwoording van de vragen. Dat
wil ik, om elk misverstand uit de weg te ruimen, toch
graag even naar voren brengen.
Met hetgeen de heren De Pree en De Leeuw naar
voren hebben gebracht kunnen wij deze dag wel vol
praten. Op zich zou zo'n discussie die zal er waar
schijnlijk wel komen als de nota van de Culturele Raad
aan de orde komt zeer zinvol zijn. De heer De
Pree heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat de ver
houdingen scheef liggen. Het percentage is niet meer
helemaal 87 maar goed, ook als er een paar pro
centen afgaan blijft de verhouding scheef. Ik ben blij
dat de heer De Pree zegt dat hij geconstateerd heeft
dat wij in de beleidsnota voor de komende jaren dui
delijk het accent hebben gelegd op de creativiteits-
ontwikkeling en de kunstzinnige vorming. Nu is de
kwestie van de 87 natuurlijk niet helemaal zwart
wit, want binnen die 87% vindt ook een stuk kunst
zinnige vorming plaats. Ik denk dan b.v. aan de mu
sea en m.n. aan de werkkelder die er is in het Prin-
cessehof. Daar blijkt enorm veel behoefte aan te zijn
en daar is al een stuk amateuristische kunstbeoefe
ning op gang gekomen. Verder denk ik aan de muzi
kale vorming. Het Toonkunstkoor, het Bachkoor, het
Leeuwarder Kamerensemble en de korpsen enz. zou
den niet goed kunnen functioneren bij afwezigheid van
het Frysk Orkest. Op het gebied van toneel zijn Noor
der Compagnie en Tryater ook al duidelijk educatief
werkzaam; zij richten hun beleid meer en meer op de
scholen. Het Frysk Orkest speelt al op 200 scholen.
Wij zijn bezig met het oprichten van een S.B.K. Ik
noem zo maar een aantal dingen om aan te tonen
dat binnen die 87% dus al een belangrijk stuk ama
teuristische kunstbeoefening en kunstzinnige vorming
plaats vindt. Maar ik ben het met u eens dat wij in
de komende jaren het accent moeten leggen op de
kunstzinnige vorming, op de amateuristische kunst
beoefening en op de creativiteitsontwikkeling. Wij heb
ben dat ook gedaan m.b.t. het Culturele Fonds. De
heer De Leeuw heeft de S.O.N.M.O.-regeling genoemd.
Wij komen straks stellig ook weer terug op ons eigen
creativiteitscentrum waar wij al het mogelijke mis
schien is het nog te weinig aan doen; er heeft een
enorme ontwikkeling plaats gehad. De Kunstmarkt
van destijds is uitgegroeid tot een Kunstweek; het zal
nu zelfs een Kunstkwartaal worden m.b.t. de basis
scholen. Zo zou ik nog wel een aantal voorbeelden
kunnen noemen waaruit blijkt dat het beleid er echt
op gericht is dat de amateuristische kunstbeoefening
en de kunstzinnige vorming in de komende jaren de
hoogste prioriteit krijgen binnen deze sector.
De heer De Pree heeft ook nog gevraagd hoe het
komt met de verdeelsleutel t.a.v. de andere overhe
den. Dat is een punt van zeer intensief overleg. Het
zal niet een eenvoudige zaak zijn, maar wij vinden
wel dat bepaalde sleutels anders zouden kunnen wor
den gehanteerd dan nu het geval is. Wij zijn van
mening dat de lasten op dit moment wel wat erg
zwaar op onze schouders liggen en dat de andere over
heden wel degelijk wat meer lasten zouden mogen
gaan dragen. Ik denk dan aan het Frysk Orkest, de
Noorder Compagnie en nog meer van dit soort in
stituten.
Mevr. Willemsma heeft speciaal gesproken over
Cantate Deo. Ik heb vorig jaar een gesprek gehad
met het bestuur. Het is een bijzonder goed koor; dat
wil ik duidelijk onderstrepen. Men heeft al een paar
keer aanspraak gemaakt op het fonds voor culturele
doeleinden; een commissie adviseert ons m.b.t. de be
stedingen uit dit fonds. Dit koor heeft steeds onze volle
aandacht, maar u moet dat ook zien in het totaal van
de kerkkoren.
De heer Ten Hoeve: Ik zou nog graag even willen
reageren op een opmerking van de heer Weide. Het
is maar een ondergeschikt punt, maar op een bepaalde
manier naar mijn mening toch wel van belang. Hij
rangschikt de werkkelder van het Princessehof onder
de amateuristische kunstbeoefening. (De heer Weide
(weth.): Het kan ook creativiteitsontwikkeling zijn.)
Ik dacht dat wij met het gebruiken van deze termen
in dit verband wat voorzichtig zouden moeten zijn.
Dit soort ontwikkelingen zouden wij meer moeten zien
in het kader van een studieruimte ten dienste van het
museum en niet in het kader van de amateuristische
kunstbeoefening.
De heer Weide (weth.): Wij kunnen hier straks
nog wel op terugkomen. U weet dat er een verklaring
is uitgegeven over de samenwerking tussen het Krea-
tiviteitscentrum en het Princessehof. In dit verband
zou ik de creativiteitsontwikkeling onder het Kreativi-
teitscentrum willen rangschikken en de kunstzinnige
vorming en amateuristische kunstbeoefening onder
het Princessehof, omdat het binnen het museum meer
wetenschappelijk misschien is dat een beetje een
zwaar woord is.
De Voorzitter: Hiermee wil ik deze discussie af
sluiten. Wij komen hier stellig nog op terug.
B. Musea.
De heer De Leeuw: Ik wil alleen even vragen of
het antwoord op vraag 460 dat handelt over de
vermindering van het tentoonstellingsbudget bij het
Princessehof wel helemaal een antwoord op deze
vraag is. De aanleiding van de vraag ik wil eer
lijkheidshalve zeggen dat ik hem niet gesteld heb
was dat bij de discussie in de Culturele Raad is gezegd
dat het tentoonstellingsbeleid van alle musea, maar na
tuurlijk ook van het Princessehof, op zich één van de
belangrijkste activiteiten is om nieuwe impulsen te
geven aan dat geheel. En als zou blijken dat dat over
een veel langer aantal jaren teruggedrongen wordt
is het de vraag of je dan niet een essentieel stuk van
het werk van het museum aantast. U zegt in uw ant
woord dat de groei van de uitgaven ten gunste van
het Princessehof de laatste jaren niet onaanzienlijk is
geweest. Ik geloof niet dat wij dat hoeven te bestrij
den. Maar het is m.i. niet helemaal een antwoord op
de vraag. (De Voorzitter: U hebt ook gezien dat op
pag. 132 nog een vervolg van het antwoord stond?)
Dat is mij niet ontgaan. (De Voorzitter: Anders zou
het lijken alsof wij ons er af hadden gemaakt.)
De hear Klomp: Ik haw in fraechje nei oanlieding
fan de léste sin fan it antwurd op fraech 461. Der
stiet: „Hierover voeren wij thans overleg met gedepu
teerde staten." Kin der al hwat sein wurde oer dat
oerliz mei deputearre steaten oer it Frysk Letterkun-
dich Museum en Dokumintaesjesintrum
De hear Van der Veen: Ik wol graech noch in yn-
formaesje oer punt 455; it giet oer de hichte fan it
bidrach dat it ryk dan bydrage sil yn it subsydzje
oan it Princessehof. Is dér al hwat oer bikend en kin
ek üngefear oanjown wurde hoe great dat subsydzje
dan wurde sil?
Yn oansluting op itjinge de hear Klomp sein hat
m.b.t. punt 461 noch dit. Dér wurdt eins sa lés ik
it yn it antwurd sein öf öf; wy subsidiearje it iene
en dan moat de provinsje it oare mar foar syn rekken
nimme. Mar as dat nou net bart hwat is dan de kon-
sekwinsje
De heer Ten Hoejve: Vraag 453 is naar mijn me
ning onvolledig beantwoord. Het gaat over bruikle
nen. U zegt dat er in 1967 iets geveild is en dat er in
1969 voorwerpen in bruikleen zijn gegeven. U hebt
daarvan lijsten ter inzage gelegd. Maar het is zo ge
weest dat in de loop der jaren het is misschien al
in de 19e eeuw begonnen steeds incidenteel voor
werpen in bruikleen zijn gegeven, ik dacht in hoofd
zaak aan het Fries Museum maar mogelijk ook aan
andere instellingen. Om maar een voorbeeld te noe
men, het zwaard van Greate Pier is van de stad, maar
staat in het Fries Museum; ook zilverwerk dat eigen
dom van de gemeente is staat in dat museum. Het zou
kunnen zijn dat er op het moment voorwerpen in het
depot staan. Ik zou graag willen dat er eens een
complete lijst kwam van eigendommen van de ge
meente die op andere plaatsen zijn gestationeerd.
Punt 454 betreft de samenwerking tussen het Fries
Museum en het Princessehof. Er is veel overleg ge
weest; tenslotte schrijft u: „Het provinciaal bestuur
zal nu het initiatief nemen tot het instellen van een
coördinatiecommissie die de mogelijkheden van samen
werking nader zal bestuderen." Wij hebben er als ge
meente groot belang bij dat dat initiatief genomen
wordt en ik zou u willen vragen of die initiatieven nu
ontplooid worden of dat dat misschien een beetje op
de lange baan is geschoven. Als dat laatste het geval
is gaat u dan eens praten met de provincie om die
zaken op gang te brengen?
De heer Buising: Ik heb een paar vragen over de
musea. De eerste slaat op punt 455, het overleg met
het rijk over het Princessehof. U schrijft in het ant
woord o.a.: „Het provinciaal bestuur hebben wij ver
zocht hun bijdrage voor het Princessehof (thans 10%
van het exploitatieverlies) eveneens m.i.v. 1975 te
verhogen." Ik zou u willen vragen of u enige zeker
heid hebt dat dat inderdaad doorgaat of dat dat
„wishful thinking" is.
Over punt 457 wilde ik een opmerking kwijt. U be
antwoordt de vraag met een paar opmerkingen over
de functie van het museum als keramisch centrum,
maar u gaat daarmee voorbij aan de bedoeling van
de vraag. Het is zo dat u in de beleidsnota, op blz.
190 onder c, een paar principiële dingen aan de orde
stelt over spreiding van kunstuitingen in Leeuwarden
en u stelt daarbij dat eventuele drempels om daaraan
deel te hebben zoveel mogelijk moeten worden over
wonnen. Ik vind dat prachtig, maar één van de rede
nen waarom mensen niet participeren in de kunst
uitingen of in het brok cultuur dat het Princessehof
nu eenmaal is zou wel eens die rijksdaalder entree
kunnen zijn. Als u dat ook onderkent zouden wij kun
nen discussiëren over verlaging van die prijs. Van
daar dat ik vraag 457 ook in twee delen heb gesteld.
Maar waar het op neer komt is natuurlijk wel de
vraag of u bereid bent te overwegen de toegangsprijs
te verlagen tot het niveau van het Fries Museum.
N.a.v. punt 461 zou ik willen opmerken dat u het
lot van het Fries Natuurhistorisch Museum wilt op
hangen aan dat van het Frysk Letterkundich Museum
en Dokumintaesjesintrum dat met een huisvestings
probleem kampt. Hoe ver is het daarmee Kan het
wel of niet? Kan het F.L.M.D. wel of niet worden
gehuisvest in het pand dat in dit verband de laatste
tijd genoemd is? Hoe ver is uw overleg met gedepu
teerde staten op dit punt op dit ogenblik Als dat
op niets mocht uitlopen is dan inderdaad het Fries
Natuurhistorisch Museum om maar even een woord
uit de natuur te gebruiken het haasje?
De heer Weide (weth.)De heer De Leeuw heeft
gesproken over het tentoonstellingsbudget van het
Princessehof. Het Princess'ehof is natuurlijk een to
taal nieuw museum. Wij zijn haast vanaf het nul
punt gekomen tot hetgeen er nu is. Het museum draait
voortreffelijk; er zijn erg veel bezoekers, m.n. groepen.
Het fungeert op een voortreffelijke wijze als een ke
ramisch studiecentrum. Het goed functioneren van een
museum wordt mede bepaald door een goed program
ma van exposities. Daar zijn wij het helemaal over
eens. Maar het meest ideale expositieprogramma zou
een bedrag van zo'n f 60.000,per jaar vergen; dat
is het optimale dat men gevraagd heeft. Men is ge
komen vanaf een bedrag van f 10.000,en b. en w.
zijn daar tussen gaan zitten. De directie van het Prin
cessehof zal in nauw overleg met de commissie van
advies en bijstand moeten roeien met de riemen die
hem ten dienste staan. Ik ben het met de heer De
Leeuw eens dat het goed functioneren van een mu
seum mede wordt bepaald door goede exposities ver
want aan het museum en eventueel wat los daarvan
om zodoende de drempel om naar het museum te gaan
te verwijderen. Wij hebben niet het maximale bedrag
uitgetrokken; wij zijn met u van mening dat er eigen
lijk meer zou moeten gebeuren, maar dat is financieel
onmogelijk.
De heer Klomp heeft gevraagd naar de kwestie van
Fries Natuurhistorisch Museum en Frysk Letterkun
dich Museum. De combinatie van deze musea lijkt wat
vreemd, maar wij willen komen tot een herverdeling
van de subsidies m.b.t. deze musea. Wij hebben over
leg gevoerd met gedeputeerde staten. Een dezer dagen
zullen g.s. de provinciale staten voorstellen het pand
Koch aan te kopen en dat te bestemmen voor het
F.L.M.D. Wij hebben in het verleden altijd de ge
woonte gehad de huisvestingslasten van dit museum
te betalen. Nu komen wij in het beleidsplan met een
andere opzet m.b.t. het Fries Natuurhistorisch Museum.
Hierover hebben wij vrij intensief met g.s. gesproken.
Zij hebben gezegd dat het Frysk Letterkundich Museum
een typisch Friese zaak is en dat het Fries Natuurhis
torisch Museum niet een typisch Friese zaak is omdat
over de hele provincie verspreid veel meer van dit
soort musea aanwezig zijn, al springt dit museum er
wel even uit. Gedeputeerde staten en b. en w. zijn
het er volledig over eens dat het Fries Natuurhisto
risch Museum nog beter zou kunnen functioneren dan
nu het geval is; de oorzaak ligt mede in het feit dat
ik moet dat helaas zeggen de mensen die daar
werken eigenlijk onderbetaald worden; wij mogen het
diepste respect hebben voor de werkzaamheden die zij
daar verrichten. Ik kan u ook zeggen dat g.s. er op
het ogenblik alles aan doen om hierin de nodige ver
anderingen aan te brengen. Dit alles zou dus kunnen
betekenen dat wij straks vrijgesteld worden van de
huisvestingslasten van het Frysk Letterkundich Mu
seum omdat g.s. het pand gaan kopen en dat wij bin
nen de vrijkomende ruimte in overleg met g.s. naar
een andere verdeelsleutel gaan voor het Fries Natuur
historisch Museum om op die manier geen poten onder
de stoel van dit museum weg te halen.
Dan iets over de subsidiëring van het Princessehof.
Ook daarover is in het afgelopen jaar een vrij inten
sief overleg geweest èn met g.s. èn met het Ministerie
van C.R.M. Wij mogen rustig stellen dat wat wij zo
erg graag willen stapje voor stapje dichterbij komt,
als ik het heel voorzichtig mag formuleren. G.s. heb
ben het voornemen wij hebben daar het volste ver
trouwen in de staten voor te stellen de 10%-bijdrage
in het exploitatieverlies te verhogen tot 16%. Dit is
aan het ministerie kenbaar gemaakt in de hoop dat
ook het ministerie op deze toer zal gaan. Wij mogen
nog niet zeggen dat het zo zal komen, maar wij heb
ben wel goede verwachtingen dat dit t.z.t. zal gebeu
ren. C.R.M. zit echter nog wel met het probleem dat
het geen gemeentemusea subsidieert. Dit subsidie zal
moeten komen uit de pot voor niet-regionale musea en
dat zou betekenen dat wij er alle belang bij hebben dat
zo snel mogelijk de Friese Museumraad in het leven
wordt geroepen; die zou dan een verdeling van de
post voor Friesland kunnen maken wat betreft de
subsidies voor alle Friese musea. Wij wensen en hopen
dat ook C.R.M. een indicatie geeft hoe die verdeling
zou moeten zijn en dan ten gunste van ons museum.