tZJT
een bepaald wervingsbeleid en, zo ja, heeft dat resul
taten
Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou graag even wil-
ilen ingaan op het antwoord op vraag 369, betreffende
kankeronderzoek. Ten eerste wordt er gesteld dat de
kosten een belemmering zouden zijn om een dergelijk
onderzoek op gang te brengen. Ik zou het bijzonder op
prijs stellen dat dan toch in elk geval eens een onder
zoek werd ingesteld naar de cijfers en de omvang van
deze ziekte zodat wij er tenminste ook zicht op krijgen
waarvoor dergelijke grote offers aan geld gevraagd
zouden worden. Ik had zelf eigenlijk het plan om van
daag bij de Provinciale Bibliotheek de cijfers m.b.t. de
doodsoorzaken op te zoeken en te kijken of ik op die
manier zou kunnen uitvinden hoeveel mensen er jaar
lijks overlijden ten gevolge van de gevreesde ziekte
van kanker aan de baarmoederhals en borstkanker,
maar ik ben er niet aan toe gekomen. Ik speel het
daarom maar terug en ik vraag u of u niet eens een
onderzoek zou willen doen. Misschien hebt u de gege
vens wel beschikbaar. Ik wil graag weten om hoeveel
mensen het hierbij gaat per jaar, zodat wij ook kunnen
zeggen: hoeveel geld moet ons dat waard zijn. Na
tuurlijk is zoiets niet in geld uit te drukken, want
ieder mensenleven is meer waard dan alle geld. Maar
de vraag is natuurlijk waar de taak van de overheid
ligt, omdat tenslotte elke vrouw via haar huisarts dat
onderzoek toch wel kan laten instellen. Wanneer het
een heel groot belang is voor de gemeenschap dan
moet ook de overheid er wat aan doen. Ik denk dat
het antwoord op deze vraag niet zo gelukkig geredi
geerd is, want er zal toch echt niet bedoeld zijn wat
hier staat. Er staat n.l.„Voorts zullen de mogelijk
heden aanwezig moeten zijn voor het toepassen van
een behandeling." Nu, ik meen te weten dat de moge
lijkheden voor een behandeling gelukkig wel aanwezig
zijn; dus, ik interpreteer het antwoord verkeerd of het
staat er verkeerd.
Mevr. Visscher-BouwerIk zou graag iets willen
zeggen over dezelfde kwestie als mevr. Visser aan
sneed. Ik ben het volkomen met haar eens. Wij heb
ben ons eigenlijk erg verbaasd over het antwoord en
zijn er ook erg teleurgesteld over. Daarom zijn wij
zelf maar eens op stap gegaan en hebben hierover
verschillende mensen benaderd. Ons is in de eerste
plaats gebleken dat je het onderzoek naar borstkanker
en baarmoederhalskanker eigenlijk niet in één adem
moet noemen. Het onderzoek naar borstkanker is n.l.
in een onderzoekstadiumhet is wel hier en daar ge
beurd, o.a. in Nijmegen vanuit de universiteit, uit het
Preventiefonds. Het onderzoek verkeert echter nog in
een zodanig stadium dat er nog niet een bevolkings
onderzoek kan plaats hebben. Daarom wilde ik mij van
avond maar bepalen bij het onderzoek naar baarmoe
derhalskanker, omdat het ten aanzien daarvan wel mo
gelijk schijnt te zijn. Wij hebben informaties ingewon
nen bij dokter De Koning van het Klinisch Chemisch
Laboratorium in de Jelsumerstraat; die heeft deze
werksoort onder zich en is hier dus volkomen van op
de hoogte. Hij heeft ons verteld dat een onderzoek bij
vrouwen zo tussen de 30 en 55 jaar eenmaal in de 3
jaar voldoende is, omdat de meeste soorten van deze
kanker 3 a 10 jaar in het voorstadium voorkomen en
zich dan pas uitzaaien. Als je het eenmaal in de 3 jaar
onderzoekt dan kan je praktisch iedereen genezen. In
het antwoord wordt gesproken over de noodzaak jaar
lijks een onderzoek te houden, maar volgens dokter
De Koning zou dat niet nodig zijn. Wij hebben verder
gevraagd of hij dat wat betreft mankracht zou kunnen
uitvoeren. Hij heeft gezegd dat hij dat zeer zeker kon
en dat hij eventueel ook heel snel de benodigde mensen
zou kunnen opleiden en dat het er zeker in zat even
tueel zelfs al voor de hele provincie, niet in het westen
van het land, maar wel in Friesland. En daar hebben
wij hier mee te maken. Ik heb ook nog gebeld naar
Utrecht, naar dokter Linthorst; in Utrecht heeft n.l.
al een onderzoek plaats gevonden. Ik heb hem ge
vraagd hoe het onderzoek daar was opgezet. Men had
dat gedaan in samenwerking met het Centraal Bureau
voor Keuringen in Den Haag, het Groene Kruis, de
vrouwenorganisaties en de huisartsen. In Utrecht is
een onderzoekcentrum ik weet niet precies hoe het
heet waar de uitstrijkjes zijn verwerkt. Het zou
hier dus op het Klinisch Chemisch Laboratorium kun
nen.
Dan even de financiële kant van de zaak. Volgens
dokter De Koning kost een onderzoek f 30,—, d.w.z.
de eerste behandeling plus het onderzoek in het labo
ratorium. Er zullen waarschijnlijk wat bijkomende
kosten zijn, zoals het gebruik van het Groene Kruis-
gebouw, de rapportage aan de huisartsen, het oproepen
van de vrouwen door de afd. Bevolking van de gemeen
te e.d. Maar je zou kunnen zeggen dat de kosten per
onderzoek f 40,zullen bedragen. Je zou de vrouw
zelf natuurlijk ook een bepaald bedrag kunnen laten
betalen. Dokter Linthorst zei dat het hier en daar mo
gelijk is gebleken het ziekenfonds te laten deelnemen,
hoewel het ziekenfonds zegt niet preventief te werken.
Maar je kunt je voorstellen dat het ziekenfonds dan
minder vrouwen krijgt via huisartsen, waardoor het
voor het ziekenfonds aan de andere kant een besparing
geeft; als een onderzoek via de huisarts gaat is het
veel duurder, want dan zijn het incidentele gevallen.
Het zal de gemeente dus waarschijnlijk wel geld kos
ten, maar wij moeten ons afvragen of het dat niet
waard is. Het blijkt dat bij een bevolkingsonderzoek
1 op de 300 vrouwen deze portio-kanker heeft. In
Friesland zijn via de huisartsen dit jaar 11.000 uit
strijkjes op het laboratorium binnengekomen en daar
waren 70 ziektegevallen bij; dat zijn misschien mensen
geweest die een klacht hadden en daarom is het per
centage hierbij wat hoger. In Leeuwarden zijn onge
veer 10.000 vrouwen in die leeftijd; bij het onderzoek
eenmaal in de 3 jaar zouden er dus 33 zijn met deze
ziekte.
Ik heb over deze kwestie ook al contact gehad met
dokter Smit die dit ook een zeer urgente zaak vindt.
Lij zal ongetwijfeld i.v.m. de gestelde vraag en na ons
telefonisch onderhoud zelf ook een onderzoek hebben
gedaan. Ik zou wel graag weten hoe u aan de andere
kant van de tafel denkt over deze zaak. Ik dacht dat
wij in de beleidsnota gewoon een gaatje zouden moe
ten vinden of een prioriteit anders zouden moeten stel
len om dit onderzoek mogelijk te maken.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb nog een vraag
vergeten. In vraag 366 wordt iets gevraagd over de
serviceflats en het opnamebeleid. Ik heb er geen be
hoefte aan iets aan het antwoord toe te voegen, maar
ik zou hier graag nog een vraag aan ophangen. Ik
zou graag willen weten wat u bekend is over het op
namebeleid van het nieuwe huis, speciaal wat betreft
de bejaardenwoningen, van Erasmushiem. Zal dat ook
via de C.C.O.B. lopen?
Mevr. Smit: Ik zou nog graag even terug willen
komen op de beide betogen n.a.v. punt 369. Als het uit
financiële overwegingen per se niet mogelijk is om een
algemeen bevolkingsonderzoek te houden in de betrok
ken leeftijdsgroepen ik zou dat erg jammer vinden,
want ik geloof dat het bijzonder belangrijk is is het
dan ook mogelijk om via de G.G.D. wat meer informa
tie te geven in de plaatselijke pers of in Huis aan Huis
en nog eens extra te wijzen op het belang van het on
derzoek dat de vrouw ook zelf kan laten verrichten
met heel weinig moeite en betrekkelijk weinig kosten?
Ik denk dat, als het gekoppeld wordt aan een normaal
bezoek aan een huisarts, het dan voor de ziekenfonds
verzekerden zonder meer onder het ziekenfondspakket
valt, zodat het geen of nauwelijks extra kosten met
zich brengt. Ik denk dat meer informatie aan het pu
bliek toch voor de gemeente niet zo'n financieel offer
zal zijn.
De heer De Vries (weth.)De heer Jansma heeft
n.a.v. punt 362 gevraagd of het niet een verkeerde
benadering is wel h.a.v.o, en v.w.o. in het pakket te
doen en niet technisch en huishoudonderwijs; hij is
van mening dat leerlingen van laatstgenoemde on
derwijsinstituten het geneeskundig schooltoezicht meer
nodig hebben dan de andere. Ik weet niet of dat juist
is; ik heb daar geen oordeel over. Maar die scholen
vallen wel onder het geneeskundig schooltoezicht. Het
lager beroepsonderwijs viel er al onder en ook het
huishoudonderwijs voor zover dat betrekking heeft op
het lager beroepsonderwijs. (De heer Jansma: Sedert
wanneer is dat het geval en gebeurt het in deze ge
meente ook?) Misschien weet dokter Smit dat? Ik
weet wel dat het gebeurt, maar niet sinds wanneer.
De heer Smit: Het gebeurt volgens mij al geruime
tijd; de l.t.s.-en vallen er in ieder geval wel onder en
die worden in Leeuwarden ook gedaan. De huishoud
scholen zijn nog een moeilijk punt omdat er momen
teel nog een tekort aan schoolartsen is, maar be
paalde takken er van vallen onder het lager beroeps
onderwijs en zullen er in de toekomst zeker in worden
opgenomen. (Mevr. Smit: Gebeurt het nu ook al?)
Ja ik dacht het wel. De l.t.s-en in ieder geval wel.
De heer De Vries (weth.): De heer Bouma vraagt
hoe het zit met de bemanning van de schoolartsen-
dienst. Zoals de heer Smit al zei is er een vakature.
Het is erg moeilijk iemand te vinden. Dokter Smit
heeft een tijdje geleden al eens berekend wat hij heeft
uitgegeven aan advertentiekosten. Er wordt nog steeds
driftig aan gesleuteld en wij hopen dat in de vakature
die er is op redelijke termijn voorzien kan worden.
Er is op het moment, dacht ik, weer een kandidaat
in de picture; mogelijk dat daar een benoeming uit
voort komt.
Dan even iets over de serviceflats en de C.C.O.B.
Mevr. Visser vraagt of het opnamebeleid van Eras
mushiem geregeld zal worden via de C.C.O.B. (Mevr.
Visser-van den B,os: Het gaat mij vooral om de huis
jes.) Volgens de gevoerde besprekingen was de aan
vankelijke opzet zodanig dat het wel de bedoeling was
dat die ook betrokken zouden worden in het opname
beleid via de C.C.O.B. Ik heb gehoord dat men op
het ogenblik bezig is met er op te attenderen dat ge
gadigden zich aan kunnen melden. Wij zullen nog eens
even nagaan in hoeverre men deze zaak zal gaan
doorspelen naar de C.C.O.B. Maar voor zover ik het
van de voorzitter heb begrepen overweegt men ook
bij het bezetten van de woningen gebruik te maken van
de adviezen van de C.C.O.B. (De Voorzitter: Er is
Erasmushiem wat betreft hun tehuis een voorwaarde
gesteld m.b.t. het opnamebeleid. Het is goed dat de
wethouder dit nog even nagaat, want ik moet zeggen
dat bij de onderhandelingen die destijds met Erasmus
hiem zijn gevoerd niet expliciet meer van gedachten is
gewisseld over de huisjes die zij er ook bij bouwen.
Dat zal dus nog wat duidelijker uit de doeken moeten
worden gedaan. Maar t.a.v. het tehuis is dus een voor
waarde gesteld; daar kan men niet onder uit.)
N.a.v. punt 368 heeft de heer Jansma gevraagd naar
de stand van zaken rond het overleg met de bedrijfs
geneeskundige dienst. De situatie was aldus dat ge
meente en provincie samen één bedrijfsarts hadden
deze arts is vrij spoedig weer uit ons gezichtsveld ver
dwenen; wij hebben niet zoveel profijt gehad van de
kennis van deze functionaris. Toen er overlegd zou
worden over de continuering van dit geheel hebben
enige bedrijven zich min of meer spontaan gemeld om
in het overleg betrokken te worden. Dat waren op dat
moment de C.C.F., Thomassen en Drijver, Philips
Leeuwarden, Casolith en de Oude Delft. Die hebben
zich in principe bereid verklaard om deel te nemen aan
het overleg om te komen tot een gemeenschappelijke
bedrijfsgeneeskundige dienst. Wij weten nog niet waar
toe dit zal leiden. Er ligt op het ogenblik een nota
met een aantal suggesties van een initiatiefgroep die
over enige weken besproken zal worden in een verga
dering. Welke rechtsvorm er uitrolt weet ik niet. Ik
kan mij haast niet anders voorstellen dan dat het in
de vorm van een stichting zal moeten gebeuren. Het
artikel uit het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde
waaruit de heer Jansma citeerde heb ik niet gelezen.
Ik moet u zeggen dat het college nog geen enkel stand
punt heeft bepaald wat wel en wat minder ideaal zou
zijn Wij zoeken eigenlijk nog naar de meest effectieve
vorm van samenwerking in deze sector. Ik dacht dat
wij er op dit ogenblik het beste aan deden het overleg
even af te wachten en te kijken wat daar uit voort zal
komen. Wij zullen het betreffende artikel ook nog eens
even bestuderen om te bekijken welke aanknopingspun
ten dat geeft. Wij hebben de mogelijkheden voor bedrijfs
geneeskundige diensten het bedrijfsleven kan het
zelf doen of in samenwerking met de overheid niet
in een concurrerende positie tot elkaar geplaatst, wij
%6>l
menen dat de overheid en het bedrijfsleven best op
een zinnige manier tot een goede samenwerking kun
nen komen.
;N.a.v. punt 369 zijn een aantal opmerkingen gemaakt
die ik graag door zou willen spelen naar dokter Smit.
Dit is een medisch-technische zaak waaraan ik liever
voorbij zou gaan.
De heer Smit: Mevr. Visser heeft verteld dat zij
van plan was geweest om naar de Provinciale Biblio
theek te gaan om de sterftestatistieken in te zien. Zij
kan in het vervolg wel bij ons komen want wij zullen
met alle soorten van genoegen de statistieken laten
zien die bij ons aanwezig zijn. Zij kan dan in alle rust
de zaak bestuderen.
Wij leven in het jaar van de vrouw en daarom staat
het cervixcarcinoom misschien in het brandpunt van
de belangstelling. Ik zou er het volgende bij willen op
merken. Er is natuurlijk een mogelijkheid om een be
volkingsonderzoek te doen op alle mogelijke soorten van
kanker.Daar behoort niet alleen het cervixcarcinoom toe.
Voor hetzelfde geld zou je het kunnen uitbreiden tot
maagcarcinoom, longcarcinoom en bedenkt u er nog
maar een aantal bij. Ik zie, nog afgezien van het kosten-
probleem, niet direct de noodzaak om in Leeuwarden een
bevolkingsonderzoek te organiseren m.b.t. cervixcarci
noom. In de leeftijdsgroep van 35 tot 55 jaar zijn er
in Leeuwarden ongeveer 10.000 vrouwen. Wij hebben
de beschikking over 30 huisartsen. Dat betekent 300
vrouwen per huisarts. In populaire termen uitgedrukt
zou dat betekenen: per huisarts één strijkje per dag,
als hij het over een heel jaar verdeelt. Dat is dus niet
taakverzwarend voor de huisarts te noemen en het la
boratorium wordt op die manier niet overbelast want
die kan dan de toevloed van strijkjes rustig verwerken.
Op deze manier voorkom je een bevolkingsonderzoek
waarmee je ongeveer 70% van de vrouwen bereikt.
De ervaringscijfers zijn dat 70% van de vrouwen ge
volg geeft aan de oproep en dat 30% overblijft. Wij
kunnen aannemen dat bij die 30% dezelfde afwijkingen
zullen voorkomen als bij de groep van 70%, in soort
gelijke frequenties. En dan is het de vraag: Wat doe
je met die 30% Moet je daar dan achteraan trekken
of moet je die laten zwemmen? Uiteindelijk is dit ook
een verantwoordelijkheid voor ieder persoon zelf. Wij
hebben momenteel in Leeuwarden de beschikking over
een goede groep huisartsen die in staat is om de strijk
jes te maken als de vrouwen zich daarvoor melden.
Ik dacht dat je op deze manier een kostbaar bevol
kingsonderzoek met allerlei hulppersoneel zou kunnen
voorkomen. Hetzelfde geldt eigenlijk voor het onder
zoek naar borstkanker. Daarvoor liggen de cijfers iets
anders, maar om u een aanwijzing te geven wijs ik u
op de zeer interessante publikatie die is verschenen
over advies inzake vroegdiagnostiek van kanker. U
kunt deze publikatie van mij lenen of u kunt die op
vragen bij het Ministerie van Volksgezondheid. In die
publikatie vindt u een enorme hoeveelheid cijfermate
riaal, ook wat betreft de kosten. Er staat o.a. heel
nuchter in uitgerekend wat het bespaart, n.l.: „Uitge
drukt in mensenlevens zou het besparen van één men
senleven gebaseerd op een screeningsprogramma
f 10.000,besparen." Daar zit dus de gedachte bij dat
een carcinoom gevonden wordt, de hele behandeling
enz. in een laatste stadium. De berekeningen kunt u
allemaal in deze publikatie vinden; het is een heel erg
technische zaak. Er zijn behalve het strijkje ook andere
methoden, maar die zijn nog niet voldoende uitgewerkt
om tot haalbare resultaten te komen.
Mevr. Visscher-Bouwer: Ik zou hier nog graag
even op in willen gaan. Dokter Smit zegt dat het via
de huisartsen kan. Wij weten dat het per 1 januari
1975 in het ziekenfondspakket zit, maar dan moet er
een indicatie zijn; de vrouw moet dan met een klacht
komen. Je bent dus afhankelijk van de goedwillend
heid van de huisarts of hij het doet ja of nee. Boven
dien is er het gevaar dat, wanneer de vrouwen en
masse naar de huisartsen gaan, de ziekenfondsen i.v.m.
het feit dat er een indicatie moet zijn zeggen: Ho, dit
kunnen nooit allemaal gevallen met een indicatie zijn.
En dan zullen de ziekenfondsen het niet vergoeden. Dok
ter Smit zegt dat bij een bevolkingsonderzoek 70%
van de opgeroepenen zullen verschijnen. Wat dacht u