w«KajanaBB*-' 14 00 noemde zopas het van 98 terugbrengen naar 91. In het beleidsplan staat een aantal genoemd van 81. Is dit een tussenfaseringJa, dit is een tussenfase. (De heer Bouma: Dan begrijp ik het.) (Mej. De Vos: Het is dus de bedoeling om uiteindelijk naar 81 te gaan, maar aan het eind van dit jaar naar 91.) Ja, zo is het. Mevr. Smit heeft t.a.v. de verhaalsmogelijkheden nog gewezen op de civiele procedures die gevoerd kunnen worden, maar artikel 3 van de Algemene Bijstands wet verzet zich tegen een voorwaarde om een vorde ring inzake alimentatie in te stellen. (Mevr. Smit: Het gaat mij niet om het instellen van civiele vorde ringen, het gaat mij om de executie van civiele von nissen die inmiddels gewezen zijn; dat is een heel andere kwestie.) Ja, daar hebt u gelijk aan; dat punt zouden wij in de commissie nog eens moeten over leggen; daar wil ik graag nog eens op terugkomen. Ik wil nu graag overstappen op een ander hoofd stuk en dat is de vraag in hoeverre het oprichten van de stedelijke Stichting voor Maatschappelijke Dienst verlening van invloed kan zijn op het functioneren van de G.S.D. Wij zaten hier voorheen met de situa tie dat het algemeen maatschappelijk werk levensbe schouwelijk was opgesplitst; er waren 4 instellingen die ieder voor zich hun eigen cliëntenbestand kenden. In het kader van de schaalvergroting is men geko men tot één nieuwe organisatievorm en op zichzelf lijkt mij dat ook een voortreffelijke ontwikkeling toe want u hebt ook aan mevr. Visser al begrepen zij kan het weten dat het cliëntenbestand al vrij sterk is gestegen, gewoon omdat men nu één adres heeft waar men naar toe kan. Men weet de stichting geluk kig goed te vinden. Dat neemt niet weg dat wij op het moment dat wij zaten voor deze bezuinigingen ge zegd hebben: Nu de nieuwe stichting functioneert kan er vanuit de G.S.D. meer systematisch aandacht wor den besteed aan de verwijzing van cliënten voor im materiële hulpverlening naar de stedelijke stichting. Wij hadden n.l. het gevoel dat er tot dusverre op dit stuk van zaken helemaal niet of heel weinig samen werking was tussen de diverse instellingen en de G.S.D. Wij hebben er gewoon rekening mee gehouden dat in het kader van het functioneren van deze nieu we stichting er een goed samenspel tot stand zou komen tussen de G.S.D. en de nieuwe stichting en dat men zou proberen tot een goede overlegsituatie te komen omtrent verwijzing van cliënten. De invals hoek bij de G.S.D. is natuurlijk het fenomeen geld als zodanig komt men bij deze dienst terecht maar wanneer het gaat om een verdere maatschappe lijke begeleiding moet het mogelijk zijn dat men via een gerichte voorlichting aan de cliënt die cliënt de keuze laat door welke instelling de dienst of de maatschappelijk werkinstelling hij zich verder wil laten begeleiden. Dat moet naar mijn gevoel mogelijk zijn. Wanneer er over en weer goede communicatie kanalen zijn dan moet dat uiteraard ook tot resultaten leiden. Nu zegt mevr. Visser dat de stichting niet zo maar al deze verwijzingen zal kunnen verwerken om dat daarvoor het personeelsbestand op dit moment on toereikend is; de stichting staat wat dat betreft al behoorlijk onder druk en er is al uitbreiding aange vraagd. Wij zeggen dan op onze beurt: akkoord, dat zullen wij graag ondersteunen. Per slot van rekening gaat het om 50% rijkssubsidie en om 50% subsidie van de gemeente; wij hebben als gemeente een even zware verantwoordelijkheid voor de stedelijke stich ting als wij voor onze eigen dienst hebben. Er wordt hiermee een algemeen belang gediend en wij moeten gewoon zien hoe wij efficiënt tot de beste samenwer kingsvorm kunnen komen. Wanneer men er dus per soneel bij moet hebben dan is het inderdaad zo dat de stedelijke stichting uiteindelijk de gemeente 10% kost van de salaris- en apparaatskosten. Wanneer het gaat om uitbreiding van de G.S.D. dan kost het ons 100%. Ik ben het er wel mee eens dat het op zichzelf niet zo'n gelukkige zaak is dat wij mee ter wille van de smeer deze cliënten moeten proberen te verwijzen naar de stedelijke stichting, maar wij hebben nu een maal rekening te houden met onze financiële moge lijkheden en onze financiële draagkracht. Wij zitten op dat stuk van zaken in een positie waarin wij naar mijn gevoel maximaal gebruik moeten maken van de hulpverleningsmogelijkheden die deze stedelijke stich ting kan bieden. Het zal vermoedelijk nog wel even duren voor de ambtelijke werkgroep zijn resultaten kan overleggen. Wij hebben in de beantwoording gesteld dat wij daar bij ook de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening om advies zullen vragen. Dat zullen wij uiteraard doen. Wij zullen proberen om in ieder geval in de loop van het eerste halfjaar van 1975 zover mogelijk te komen en dan hopen wij zo stap voor stap te komen tot een goed inzicht in wat er uiteindelijk aan bespa ringen in de eigen dienst mogelijk en wenselijk is. De G.S.D. verhuist in juni of juli a.s. naar een nieuw gebouw. Men komt daar in een totaal nieuwe werk situatie; het is naar ik aanneem een goed en efficiënt gebouw. De samenballing van administratie en bin nen- en buitendienst zal dan m.i. ook merkbaar moe ten zijn in de efficiency van het werk. Mevr. Smit heeft in aansluiting op een opmerking van juffrouw De Vos nog gewezen op de studiezin van de maatschappelijk werkers van de G.S.D. Op zichzelf is het natuurlijk een uitstekende zaak wanneer de G.S.D. straks kan bogen op het functioneren van hoog gekwalificeerd personeel. Maar het nadeel dat mevr. Smit signaleerde zien wij ook wel. De honorering van deze functionarissen is vermoedelijk van dien aarrl dat, zodra zij geslaagd zijn, er een sterke zuigkracht zal uitgaan naar de kant van de particuliere instel lingen die mensen met een h.s.a.-opleiding graag in dienst nemen. De raad zal zich m.i. nader moeten be raden op stappen die wij op dit vlak moeten ::ctten; ik ben van mening dat wij moeten voorkomen dat die 12 mensen straks vertrekken en zeggenGemeente, bedankt voor de bewezen diensten, wij kunnen nu een beter gesalarieerde functie elders krjgen. De G.S.D komt dan uiteraard met de brokken te zitten en wij moeten opnieuw beginnen met ongeschoolde mensen die eerst de m.s.a.-opleiding en daarna de h s.a.-op- leiding moeten volgen. Wij raken op die manier ach terop en dat moeten wij proberen te voorkomen. Daar voor zullen wij nog eens overleg plegen in de com missie van de dienst; wij zullen ons hierop ook in het college moeten beraden naar mijn gevoel. De compensatie voor de 40-urige werkweek kennen wij niet. Wij nemen aan of het er uit komt weet ik niet dat de 40-urige werkweek de werklust der mate stimuleert dat men in staat is om het kwartier per dag te compenseren met een verhoging van de produktiviteit. Laten wij maar hopen dat dat lukt. De heer Heidinga heeft gevraagd wat er destijds is gekomen uit het efficiency-onderzoek van het advies bureau Bosboom en Hegener. U herinnert zich ver moedelijk de historische woorden van mijn voorganger die zei: De kip heeft geen ei gelegd. Zo is het eigen lijk ook. Wij zijn blijven steken bij de directiestructuur en de automatisering. Daarna zijn wij er mee gestopt omdat wij het gevoel hadden dat wij van het efficien- cy-rapport het was verschrikkelijk duur; er waren al twee keer aanvullende kredieten voor nodig niet teveel te verwachten hadden. Het toenmalige college heeft de raad voorgesteld er maar een punt achter te zetten en daarin is de raad gevolgd. Wij hebben èn de directiestructuur èn het automatiseringsproces dat zich op het ogenblik bij de dienst voltrekt geënt op de advisering van Bosboom en Hegener. Mevr. Willemsma heeft publiekelijk niet alleen hier maar ook elders zo heb ik in de krant gelezen een lans gebroken voor het kinderdagverblijf. Ik kan haar verzekeren dat wij de waardering die zij voor het kinderdagverblijf heeft volledig delen. Wij hebben met het bestuur al overleg gehad waarbij ruimte is ge claimd zodra de G.S.D. het v.m. weeshuis heeft ver laten. Op korte termijn zullen wij dat nader bekijken. Zij hebben twee vertrekken geclaimd; het ene ver trek wil men gebruiken voor de directie en het an dere voor de opvang van de wat oudere kinderen. Voor de opvang van de wat oudere kinderen heeft inmiddels al personeelsuitbreiding plaats gevonden. Dat vindt allemaal nog plaats binnen de begroting zoals die voor 1975 aan ons is overgelegd. U weet dat wij een jaar of wat geleden na veel frictie en moeilijk heden de hele financiering via de Algemene Bijstands wet zijn gaan regelen. Ik wil u wel zeggen dat er, ondanks de bezwaren die er destijds hier en daar leef den, op het ogenblik algemeen waardering bestaat voor dat systeem. Alleen het rijk heeft minder waar dering voor deze zaak, want dat noemt het een gat ■rasat w&emsË# JUS in de bijstand. U hebt wellicht gelezen dat minister Van Doorn bezig is om het gat te vullen door een nieuwe subsidieregeling voor kinderdagverblijven, waarbij hij de personeelskosten voor 100% voor reke ning van het rijk wilde nemen. De Tweede Kamer heeft hem dat niet in dank afgenomen, want zij heeft hem 50% afhandig gemaakt en dat wordt nu besteed voor de kleuteropvang. Nu weten wij nog niet precies wat uiteindelijk de consequenties worden. Wij hadden al een voorlopige berekening gemaakt dat met 100% subsidiëring van de personeelskosten de zaak eigen lijk, wat de offers van de cliënten betrof, ongeveer op hetzelfde niveau kon blijven functioneren. Maar nu het 50% wordt verandert het vermoedelijk weer. Wij zullen ons daar nader op moeten beraden. Wij moeten eerst echter nog officieel bericht hebben van do kant van het rijk. Mevr. Visser heeft in haar uiteenzetting nog ge vraagd naar een vergelijking van de nadelige saldi wat betreft de W.W.V.-uitkeringen met andere ge meenten. Helaas hebben wij die niet. Het is natuurlijk zo dat, wanneer wij met de ambtelijke werkgroep ver der komen, wij ook dit deel van het functioneren van de dienst in het onderzoek zullen betrekken. Dus in dat opzicht kan zij er van verzekerd zijn dat zij t.z.t, ook als lid van de commissie voor de dienst, nader ge- informeerd zal worden over deze gegevens. Ik zou het eerst hierbij willen laten. Mej. De Vos: Wat m.i. niet helemaal goed uit de verf is gekomen in het verhaal van de wethouder is de kwestie van het algemeen maatschappelijk werk. De wethouder zegt dat de dienst meer zal moeten ver wijzen naar de nieuwe stedelijke Stichting voor Maat schappelijke Dienstverlening. Dat kan uiteraard. Maar als oud-maatschappelijk werker weet hij ook dat er altijd cliënten zijn die niet te verwijzen zijn en zeker binnen de G.S.D., waar financiële problemen zo dui delijk verweven zijn met een aantal gezinsproblemen, is verwijzen moeilijk. Je kunt dan wel een keuze aan bieden en tegen de mensen zeggen: Je kunt naar de stedelijke stichting, maar als zij daar nooit aankomen dan heb je nog niet bereikt wat je wilde. Bovendien moeten wij niet vergeten dat het maatschappelijk werk binnen de G.S.D duidelijk een specialisme is en dat je, als je zegt dat deze mensen maar naar de nieuwe al gemeen maatschappelijk werkinstelling moeten, van die instelling verwacht dat zij ook dat specialisme in de vingers heeft. En dat is vaak niet zo. Ik vind dat dat niet duidelijk naar voren is gekomen. Mevr. Visser-van den Bos: Ik vind het een beetje gevaarlijk als gesteld wordt ik heb het al eerder horen zeggen dat de kwaliteit dan maar wat min der moet, dat er dan maar wat minder aandacht aan de cliënten gegeven zou moeten worden i.v.m. bezuini gingen. Ik wil daar alleen maar bij zeggen dat de bezuiniging misschien gevonden kan worden door wat minder aandacht te geven aan de papierwinkel. Dat is een belangrijk deel van het onderzoek. Ook in het jaarverslag vinden wij het aantal cliënten daar zal ik nu niet verder op ingaan want ik heb mijn beurt al gehad; wij kunnen er t.z.t. nog wel eens over pra ten maar dan heb ik het gevoel dat wat de kwa liteit betreft de bezetting nog best los loopt. De heer De Vries (weth.)Ik kan mevr. Visser toe zeggen dat wij aan dat stuk van zaken in het amb telijke onderzoek de nodige aandacht zullen besteden; ik heb dat al toegezegd m.b.t. alles wat rond de pro cedures speelt. Aan het adres van juffrouw De Vos moet ik zeggen dat ik het wel met haar eens ben; er is geen verschil van mening. Er zijn een aantal cliënten misschien is het zelfs wel een groot aantal die niet verwijsbaar zijn; die houden wij dan ook. Het gaat er niet om de zaak af te breken van 6 tot 0; wij hebben alleen ge zegd dat wij een vermindering nastreven van 6 naar 4. In die situatie moet het dus mogelijk zijn om toch een aantal cliënten door de dienst te laten begeleiden als hun financiële problematiek en gezinsproblemen enorm verweven zijn; dat moet ook gebeuren. Ik wil hierover t.z.t. graag nog eens van gedachten wisselen. De heer De Greef: Ik zou nog een opmerking wil len maken over de ambtelijke werkgroep. Deze werk groep zal advies moeten uitbrengen en een duidelijke en zorgvuldige argumentatie moeten aandragen waar om en op welke wijze bij de G.S.D. zal moeten worden bezuinigd. Ik vind het vrij prematuur om bij de be grotingsbehandeling zo maar een beslissing te nemen omdat de werkgroep ernstig geschrokken zou zijn. Ik denk dat nog meer mensen ernstig zouden kunnen schrikken(De Voorzitter: Het college is ook ge schrokken.) Ja, maar ik denk ook dat de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening zal schrikken en dat de Stichting voor Maatschappelijke Dienstverle ning zich zal afvragen hoe men dat moet aanpakken; ik denk ook dat de cliënten helemaal niet meer zullen kunnen overzien wat er nu eigenlijk aan de gang is. Als u zegt dat de cliënten zelf een keuze kunnen maken tussen de G.S.D. en het particulier initiatief dan moet de G.S.D. wel uitgerust zijn om de cliënten die kiezen voor de G.S.D. ook werkelijk op te kunnen vangen. Ik zou dan ook niet eerder een beslissing willen nemen dan nadat de ambtelijke werkgroep duidelijk met een aantal personen en instellingen, zoals b.v. de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening, overleg heeft ge pleegd over de vraag hoe de zaak nu zo goed mogelijk zou kunnen worden aangepakt. Op die basis zou ik er bij de begrotingsbehandeling op terug willen komen. Mevr. Smit: Kan ik uit het antwoord van de wet houder op de vraag van mevr. Willemsma de gevolg trekking maken dat de opvang van de wat oudere kin deren in het kinderdagverblijf voorlopig is gewaar borgd en daarmee dus ook het bestaan van de lagere scholen in de buurt, waar een aantal kinderen die op het kinderdagverblijf zitten, naar toe gaan? (De heer Ten Brug (weth.): Voortbestaan gewaarborgd lijkt mij wat te sterk uitgedrukt.) Ik stel het misschien wat gechargeerd. Maar voorlopig is die zaak dus even rustig? De heer De Vries (weth.): Ik kan mevr. Smit ge rust stellen; dat is inderdaad het geval. Aan het adres van de heer De Greef zou ik willen opmerken dat hij de zaak niet al te dramatisch moet stellen. Per 1 januari zitten er in totaal 39 buiten dienstambtenaren van de G.S.D. in het aantal functie plaatsen. In 1978 zullen dat er 37 zijn. Hij doet net of door het verschil van 2 de zaak totaal in elkaar zakt. Dat is natuurlijk een overdreven voorstelling van zaken. Dat is ook beslist niet het geval. Ik wil hier echter t.z.t. graag nog eens over praten. (De heer De GreefHet gaat niet om het dramatische, het gaat om een principiële discussie.) De Voorzitter: Ik dacht toch wel dat de discussie van vanavond zeer principieel was. (De heer De Greef: Op basis daarvan zou ik graag een beslissing willen nemen.) Wij stellen ook een beslissing voor, maar u wilt een andere. U wilt dit punt claimen voor de ple naire zitting; u meent dat de bezuinigingen die wij ten aanzien van de G.S.D. voorstellen pas plaats moe ten hebben na het ambtelijke onderzoek. (De heer De Greef: Ja.) Dat wordt genoteerd. (Mej. De Vos: Ik zou ook graag de hele problematiek rondom de per soneelssterkte bij de G.S.D. willen claimen; als ik daarvoor een bepaald punt moet aangeven dan denk ik dat ik daarvoor het beste punt 392 kan nemen.) Zul len wij het als één probleem noemen? Wij kunnen no teren dat mej. De Vos en de heer De Greef deze zaak claimen. Het is nu wel duidelijk waar het om gaat. Punten 401 t.e.nv 404. Mej. De Vos: In het antwoord op vraag 402 wordt gesproken over 11 spreekkamers. Ik zou graag van de wethouder willen weten hoe het in het nieuwe ge bouw zal gaan werken. Ik heb de 11 spreekkamers gezien. Het is architectonisch misschien een erg leuke vondst maar het lijkt op een doolhof. Als ik zie hoeveel mensen er m.n. op de vrijdagmorgen bij de G.S.D. komen dan vraag ik mij af hoe men zich voorstelt al deze mensen door die kamertjes met die deurtjes te leiden. Bovendien wil ik graag weten wat betekent ,,Ook aan de receptie zal de nodige aandacht worden besteed."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 7