moeten overtuigen van de bestaande situatie. Er heerst
daar een goed werkklimaat, maar de werknemers die
er zijn zijn ook bijzonder beducht voor verstoring van
de werksfeer. Dat maakt ook dat de W.S.W.-commis
sie, die de plaatsingen moet voorbereiden en begelei
den t.a.v. de criteria waarop geadviseerd wordt men
sen aan te nemen, heel zorgvuldig en nauwkeurig
weegt om te voorkomen dat andere mensen daarvan
de dupe worden. ïn de praktijk gebeurt het incidenteel
wel dat er mensen geplaatst worden ten aanzien waar
van bij voorbaat al vraagtekens geplaatst worden in
de zin van; Dit zou wel eens minder positief kunnen
uitvallen, wij riskeren het maar er moet wel de no
dige zorgvuldigheid zijn bij de opvang. Wat wij tot
dusver op dit stuk van zaken met bepaalde mensen
hebben meegemaakt heeft èn de directie èn de W.S.W.-
commissie bijzonder huiverig gemaakt. Er komt nog
een ander aspect bij en dat is dat de zaak praktisch
vol zit. Dat maakt de mogelijkheid om gemakkelijk
tot plaatsing over te gaan moeilijk. De mensen die
erg veel persoonlijke moeilijkheden met zich mee bren
gen kan je niet plaatsen op buitenobjecten want dan
mis je de continue begeleiding en toezicht. Dan zou
je van de regen in de drup komen.
De heer Jansma heeft nog gevraagd of de gemeente
wel voldoende gebruik maakt van de T.A.P.-regeling.
Ik dacht dat er weer een aantal gevallen in de molen
zijn voor verschillende secretarie-afdelingen en dien
sten. Wij proberen binnen het eigen gemeentelijk appa
raat, wanneer de werkzaamheden zich daarvoor lenen
en een tijdelijk karakter dragen, zoveel mogelijk ge
bruik te maken van deze regeling, niet alleen ter-
wille van de gemeente maar ook in het belang van
de mensen die je dan weer een tijdje aan passend
werk kunt helpen. De heer Koopmans fluistert mij
net in dat de administratieve voorbereiding van dc
invoering van de onroerend goedbelasting plaats vindt
door T.A.P.-mensen. Ook voor extra werkzaamheden
bij de G.S.D. hebben wij een beroep gedaan op de
T.A.P.-regeling in verband met de voorbereiding van
de verhuizing die straks geregeld moet worden en
in verband met de vernietiging van oude archiefstuk
ken. Dat zijn even een paar voorbeelden van de jong
ste stappen die wij m.b.t. deze zaak hebben gedaan.
Mevr. Visser heeft nog gevraagd hoeveel aanvragen
voor plaatsing op de werkplaats er nog liggen. Dat
zijn er, voor zover wij globaal even hebben kunnen
nagaan, ongeveer 20. Die worden allemaal successieve
lijk afgewerkt; voor zover zij passen in buitenobjecten
die wij al hebben kan het wat gemakkelijker, voor
zover zij op de werkplaats geplaatst moeten worden
moeten wij heel zorgvuldig bekijken welke ruimte daar
nog is. Ik kan u vertellen dat de hele plaatsingsproce
dure met heel veel zorg en aandacht en een uitge
breide rapportage over de desbetreffende werknemer
gepaard gaat; er gaat ook een tijdelijke proefplaatsing
aan vooraf om te kijken of de betreffende werknemer
in het werk kan groeien en of hij past in de werksfeer
voordat een aanstelling als W.S.W.-er plaats vindt.
De heer De Jong heeft gewezen op het machinepark
van het Administratief Centrum en hij maakt zich
zorgen over het feit dat de werkplaats misschien con
currerend en zelfs ongezond concurrerend to.v. het
particuliere bedrijfsleven zou functioneren. Ik kan hem
gerust stellen. Dat laatste is per se niet het geval.
De calculatie van de dienst is zo geregeld dat hij
helemaal past in het kader dat ook in het particuliere
bedrijfsleven aan de orde is zodat van een oneerlijke
concurrentie door dumping via subsidies van het rijk
geen sprake is. Het enige waarin gesubsidieerd wordt
zijn de loonkosten van de desbetreffende man of
vrouw en de kosten van de leiding. Het werktempo
dat daar tegenover staat is aanmerkelijk lager dan
in het particuliere bedrijfsleven zodat men ook aan
merkelijk meer kosten heeft. Dat wordt dan gecom
penseerd via de subsidies. De heer De Jong wijst er
ook nog op dat men eigenlijk zou moeten proberen
meer dienstverlenend op te treden t.a.v. overheids
diensten; hij noemde daarbij klein offset als voor
beeld. Ik kan u vertellen dat al het werk dat u hier
in de vorm van begrotingen enz. onder handen hebt
via de offsetafdeling van de werkplaats wordt ge
maakt. Daaraan kunt u meteen nagaan dat er een
stukje kwaliteit wordt geleverd dat de töets van dc
kritiek kan doorstaan.
Hierbij wilde ik het maar laten.
De hear Jansma: Op ien fan myn fragen is noch
net in antwurd jown. (De Foarsitter: Jou fraech oer
it Bildt?) Nou, dêr is wol hwat oer sein. Dêr giet it
my net om. It bilangrykste fyn ik myn punt fan de
haedarbeiders. Neffens myn ynformaesje hat de
W.S.W.-kommisje dêroer sein: Konsintrearje op it Ad-
ministratyf Sintrum of wol by de gemeentlike ynstan-
sjes en de oerheit yn it algemien mar net nei it frije
bidriuw, it saneamde winstjowende bidriuw. Dan siz
ik: Litte wy se dêr wol pleatse, hwant dat kin in
skuonleppel wêze om se dêr to halden.
De heer De Vries (weth.): Je moet daarvoor na
tuurlijk wel uitermate geschikte mensen hebben. Wij
kunnen hiervoor, dacht ik, niet een algemene regel
stellen.
De hear Jansma: It giet my even om it bilied as
sadanich. Sizze wy as gemeente: Wy wolle de bifoar-
deringsplicht ek safier sjen dat de minsken net al-
linne op it Administratyf Sintrum, op it stedhüs, by
oare gemeentlke ynstellingen, by provinsje of ryk
pleatst wurde kinne, mar ek by bidriuwen as de Kon-
dins of wit ik hwat, it partikuliere bidriuw dus. Dat
kin ntl. yn de provinsje Grins hiel goed de léste tiid;
dêr wurdt it dien. Dat kin foar de bitrutsen persoan
in gelegenheit wêze om, as hy goed foldocht, dêr to
bliuwen. Myn ynformaesje is nou dat de W.S.W.-kom
misje hjir seit: Dêr moatte wy net oan bigjinno. Ik
siz: Wy moatte dêr wol oan bigjinne, wy moatte dêr
krekt mei oan de gong nou't Den Haech üs dêr de
kans ta jowt.
De heer De Vries (weth.): Ik ben te kort bij deze
baas om hier een uitputtend antwoord op te kunnen
geven. Ik zal deze zaak aan de orde stellen in de
eerstvolgende vergadering en dan zal ik eens kijken
wat hierover in het verleden als beleidslijn is beslist.
Wij zullen u daar dan nog nader over informeren.
(De hear Jansma: Graech.)
De Voorzitter: Dat „te kort bij deze baas zijn"
geldt dan alleen voor deze allerlaatste vraag, dacht
ik. (De hear Jansma: Ja, de rest is aerdich gien,
tocht ik.) Ja, dat tocht ik ek. (Laitsjen)
De heer C. de Jong: Ik ben wel tevreden met de
reactie die de wethouder heeft gegeven n.a.v. mijn
opmerkingen. Ik blijf het echter vreemd vinden dat
de mensen uit het bedrijfsleven de D.S.W. beschouwen
als een heel grote concurrent omdat menige order
afspringt op de offerte die door de D.S.W. wordt ge
geven.
De Voorzitter: U kunt nu n.a.v. deze uiteenzetting
van de wethouder een beetje zending gaan bedrijven,
dacht ik. (De heer O. de Jong: Het blijft mij be
vreemden dat die ongerustheid er bij het bedrijfsleven
is.) (De heer Bouma: Wij kunnen er heel gauw af
zijn, maar dan moet het bedrijfsleven deze mensen
overnemen.) Nee, dat is m.i. niet de juiste methode
om de zaak op te lossen. Ik geloof dat wij het zo
moeten bekijken. Ik heb deze klacht ook herhaaldelijk
gehoord, maar het is een feit dat, welk verhaal je
er ook over houdt, er een categorie blijft die het niet
wil geloven. En daar is moeilijk tegen te vechten
De heer De Vries (weth.): Ik kan mij dit wel voor
stellen; vooral in een tijd van teruglopende conjunc
tuur is het reëel dat men op dit stuk van zaken con-
currentievrees koestert. Maar ik wilde dat het geor
ganiseerde bedrijfsleven dan maar eens gaat kijken
en praten en zich laat voorlichten omtrent de hele
situatie van de D.S.W. Het zou werkelijk de moeite
waard zijn het L.O.V. eens uit te nodigen kennis te
komen nemen van het doen en laten van de D.S.W.
(De Voorzitter: De heer De Jong wil die boodschap
misschien wel overbrengen. Zo'n contact zou wel eens
heel goed kunnen zijn; dat meen ik serieus.) Ja, daar
ben ik van overtuigd.
De Voorzitter: Wij zijn hiermee aan het eind van
deze vergadering gekomen. Ik dank u voor uw mede
werking.
De Voorzitter sluit, om 23.05 uur, de vergadering.
«O-re»
Verslag van de vergadering op dinsdag 28 maart 1975 van de afdeling VI van de gemeenteraad
ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1975.
Aanwezig van de afdeling: de heren A. Klomp, W.S.
P.P. de Leeuw, dr. W.A. de Pree, A. Pronk, P. van der
Veen en K. Weide (weth.).
Aanwezige overige raadsleden: de dames E. Branden-
burg-Sjoerdsma (tot 22.25 uur), mr. E.N.J. Smit (tot
22.00 uur), M.M.Th. Visser-van den Bos en A. Willem-
sma-de Jong (tot 23.45 uur) en de heren J. de Beer
(van 20.05 uur tot 22.50 uur), S. Bouma (tot 23.40
uur), J. ten Brug (weth.), G. Buising, G.F. Eijgelaar
(weth.) (van 19.45 uur tot 23.30 uur), ir. C.G.H. Geerts
(tot de 2e koffiepauze), drs. M.H.G. de Greef, H. ten
Hoeve, H. Jansma (tot de 2e koffiepauze), C. de Jong
(tot 23.45 uur), H. Meijerhof (van 20.20 uur tot de 2e
koffiepauze), J. Schaafsma (tot de le koffiepauze),
K. Spoelstra (tot de 2e koffiepauze), N. Sterk (tot de
le koffiepauze), G. de Vries (weth.) (tot de 2e koffie
pauze) en P.D. van der Wal.
Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester.
Voorts zijn aanwezig: de heren G.J.P. van den Berg,
ambtenaar van de afdeling Sociale Zaken en Welzijns-
aangelegenheden, P. de Boer, ambtenaar van de afde
ling Financiën en Belastingen, drs. A.J. Burger, amb
tenaar van de afdeling Economische Zaken, Beleids
planning en Organisatie, drs. H. Burgers, ambtenaar
van de afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegen-
heden, A.Th. Bijkerk, directeur Dienst voor Sport en
Recreatie, J. Deuten, ambtenaar van de afdeling Sociale
Zaken en Welzijnsaangelegenheden, P.P. de Jong, se
cretaris, M.F. Koopmans, hoofd van de afdeling Sociale
Zaken en Welzijnsaangelegenheden, W.C.B. Landman,
ambtenaar van de afdeling Sociale Zaken en Welzijns
aangelegenheden, en C. IJsbrandij, hoofd van de afde
ling Financiën en Belastingen.
Te behandelen
Par. 12. Beleidssector Jeugdwerk en Samenlevings
opbouw.
Par. 13. Beleidssector Cultuur.
Par. 14. Beleidssector Sport, Recreatie en Toerisme.
De Voorzitter: Dames en heren, ik heet u bijzonder
hartelijk welkom op deze vergadering. Het aantal vra
gen dat wij vanavond moeten behandelen is erg groot.
Het gaat over zaken waarover sommigen zich nogal
graag erg omstandig uitlaten. Op zich kan dat een
goede zaak zijn, maar het impliceert wel dat het risico
niet uitgesloten is dat wij om 12 uur niet klaar zullen
zijn. Ik hoop natuurlijk van ganser harte dat dat wel
het geval zal zijn; ik doe ook een beroep op u allen
om een moedige poging in die richting te doen. Als
het niet zou lukken zouden wij morgenavond om half 8
verder moeten gaan. Ik zeg dit vast om u er wat op
voor te bereiden. Nogmaals, ik hoop dat wij er van
avond uit komen.
Wat de procedure betreft wil ik voor de goede orde
alleen opmerken u bent praktisch allemaal al bij één
of meer afdelingsvergaderingen aanwezig geweest -
dat er, in tegenstelling tot de gang van zaken bij ge
wone raadsvergaderingen, maar in één instantie wordt
gesproken. Gezien de grote hoeveelheid stof die wij
moeten behandelen doe ik een beroep op u om u, uit
zonderingen daar gelaten, zoveel mogelijk aan die
ene instantie te houden, anders verdrinken wij er in.
PAR. 12. BELEIDSSECTOR JEUGDWERK EN
SAMENLEVINGSOPBOUW.
Algemeen.
De heer De Pree: Tijdens de eerste afdelingsverga-
dering ik was zelf niet aanwezig, maar ik heb het
uit de pers vernomen is de heer Heidinga weggelo
pen omdat hij zich min of meer als een kwajongen be
handeld voelde, in ieder geval omdat hij boos was van
wege de wijze van beantwoording van de vragen in
dit dikke boek. Ik moet u zeggen dat ik niet van plan
ben om zijn voorbeeld te volgen al ben ik wat be
treft de beantwoording van vraag 409 boos en mis
schien ook wel bedroefd en zoals u weet is dat nog
veel erger.
Er staat namelijk in het antwoord op deze vraag
in de eerste plaats dat een Welzijnsraad zoals in de
vraag gesteld wordt niet nodig is, maar enig argu
ment wordt aan dat antwoord niet toegevoegd. Ik zou
dan ook in de eerste plaats willen vragen aan de wet
houder om met de argumenten te komen die heeft
hij misschien wel maar die zijn hier niet vermeld
op grond waarvan hij stelt dat een dergelijke raad in
onze gemeente niet nodig zou zijn, dat daar geen be
hoefte aan is.
In de tweede plaats wordt gesteld dat meermalen dooi
de raad is uitgesproken dat aan een dergelijke Wel
zijnsraad geen behoefte is. Dat kan wel waar zijn,
maar u wordt op het ogenblik geconfronteerd met een
nieuwe raad die op grond van democratische verkie
zingen een halfjaar geleden tot stand is gekomen. (De
heer De Leeuw: Dat was bij de vorige raad ook het
geval, hoor.) Zeker, dat neem ik direct aan. In ieder
geval is het een nieuwe raad en in deze raad leeft
kennelijk toch wel iets van een behoefte in de richting
zoals in de vraag gesteld; anders was die vraag er
überhaupt niet gekomen. Het zou zo'n beetje hetzelfde
zijn als wanneer ik de wethouder wat het verleden
betreft zou achtervolgen met ik noem maar een
voorbeeld citaten van Thorbecke om te laten zien
dat zijn partij niet een liberale partij is zoals Thor
becke die zag; dat zou de wethouder misschien ook
niet leuk vinden. Daarom vind ik de tweede helft van
het antwoord ook geen leuk antwoord. Misschien zal
ik dergelijke citaten nog wel eens gebruiken, maar dat
blijkt dan wel.
De vraag die gesteld is komt niet helemaal uit de
lucht vallen; die is op zichzelf ook niet nieuw. Ik wqs
op een gemeente als Alkmaar waar men bezig is met
een raad zoals hier bedoeld structuur te geven.
Ik wil proberen om, zij het kort om deze zitting
vanavond om 12 uur te kunnen beëindigen, toch een
beetje toe te lichten wat de achtergrond van deze vraag
is. Het is zo dat in het welzijnswerk in het algemeen,
in ons hele land eigenlijk, sprake is van een tekort
aan samenhang tussen de verschillende onderdelen van
het welzijnswerk. De knelpunten die ook in de in dit
boek genoemde Knelpuntennota worden gesignaleerd
geven dat duidelijk aan. Dat die samenhang er niet is
is op zichzelf niet zo verwonderlijk; dat hangt, denk
ik, samen met een veranderde visie op wat welzijn is
in onze tijd vergeleken bij wat men daar vroeger on
der verstond; en dan kan het niet anders of de be
staande structuren kloppen niet meer op de nieuwe
situatie. Overal weerklinkt dan ook de roep om inte
gratie van welzijnswerk, al of niet gecentreerd rond
om het territoriale gebied dat wijk heet. Ook in Leeu
warden doet zich, dacht ik, dit verschijnsel voor. Wan
neer je nagaat waarmee bepaalde functionele raden
zich bezig houden dan merk je dat men daar er toe
komt om als het ware aan grensoverschrijdingen te
doen. Wanneer men als Bejaardenraad bezig is dan
blijkt om maar eens een voorbeeld te noemen
dat er vanuit het bejaardenwerk direct lijnen lopen
naar de gezondheidszorg, dat er ook lijnen lopen naar
het sociaal-cultureel werk. Wanneer je kijkt naar de
sport dan blijkt dat ook daar verbindingen zichtbaar
gaan worden die niet meer specifiek tot de sport al
leen behoren maar zich ook weer richten naar het so
ciaal-cultureel werk. Deze grensoverschrijding is, dacht
ik, een goede zaak, maar mijn vraag is dan: Wat
wordt daarmee gedaan? Je leest dat, je hoort dat,
maar welke consequenties worden daaraan verbonden?
In de tweede plaats is het zo dat het er toch naar
uitziet dat in de toekomst wat het welzijnswerk be
treft een belangrijk stuk verantwoordelijkheid naar de
gemeenten wordt toegeschoven, een gemeentelijke au
tonomie waarbij, afgezien van een groot aantal lan
delijke richtlijnen, geld wordt toegeschoven naar de
gemeenten; daarbij wordt gezegd: Dat is voor wel
zijnswerk en jullie moeten op grond van jullie beleid