ztijB 2W duidelijk dat daar in de komende jaren nog wel het een en ander aan zal moeten gebeuren. Op dit moment zijn er projecten in uitvoering in Lekkum en Goutum. Ik dacht dat wij daarmee wat betreft de dorpen ook hadden voldaan aan de wens van de heer Ten Hoeve om de accommodaties naar de mensen toe te brengen. Aangaande de wijken zullen wij ook die kant uit moeten. Wij hopen en ver trouwen dat wij op zeer korte termijn - ik kan en mag mij wat dit betreft niet aan een termijn binden - met het sporthal/zwembadcomplex in het Kalverdijkje zullen mogen beginnen zodat wij m.b.t. de overdekte accommodaties ook de nodige uitbreiding kunnen realiseren. Dat betekent niet dat wij er daarmee zijn. Wij zullen ook de typisch wijkgebonden accommodaties moeten realiseren; dat heeft voor wat betreft de sportieve recreatie in de komende tijd ook de nodige aandacht. Met de heren Ten Hoeve en Heidinga ben ik blij dat wij in het kader van het subsidiëren van de amateur sport steun kunnen geven om de zaak van de sportieve recreatie verder uit te werken; de ontwikkeling gaat in belangrijke mate in de richting van de recreatiesport. De heer Heidinga heeft een paar opmerkingen gemaakt over het elkaar overlappen van subsidies; de heer De Vries is daar ook al even op ingegaan. Het ging daarbij m.n. over doublures in het wel zijnswerk. De heer De Vries heeft gezegd dat hier mede een taak ligt voor de functionele raden. Ik zou er nog aan toe willen voegen dat het een taak van ons allen is om de gesubsidieerde instellingen zeer kritisch te volgen en hun werkzaamheden op gezette tijden te toetsen aan de doelstellingen op grond waarvan zij subsidie hebben ontvangen en nog zullen ontvangen. De nodige begeleiding hier bij is strikt noodzakelijk. M.b.t. de amateuristische kunstbeoefening - de heer Heidinga doelde hierop - kan ik zeggen dat ook deze vorm van kunstbeoefening extra aandacht heeft gekregen en in de toekomst zal krijgen. U hebt dat ook kunnen opmaken uit de nota's van wijziging die na de afdelingsvergaderingen zijn verschenen. Ik noem als voorbeeld dan even de nieuwe subsidieregeling voor het Kreativiteits- centrum. Dus ook in de toekomst zal het beleid in deze hierop gericht zijn. Het moet mij van het hart dat ik de opmerkingen van de heer Van der Wal enigszins betreur die betrekking hebben op de coördinatie tussen ruimtelijke ordening en welzijn betreffende de rehabili tatie en renovatie van oude stadswijken; hij meent dat die coördinatie niet zo best is en dat wij de diverse voorstellen op dit terrein maar schoorvoetend tegemoet treden. Dit is niet waar. Het zijn natuurlijk totaal verschillende disciplines die hier moeten samenwerken en dat is geen eenvoudige zaak. Wij zijn wat betreft de contactgroepen op de goede weg; de heer Ten Hoeve heeft daar ook mee kunnen instemmen. Ik dacht ook dat wij gezamenlijk deze zaken aan moeten pakken. De coör dinatie is wat deze kwestie betreft een erg belangrijke zaak. Ik vind het jammer dat de heer Van der Wal het zo heeft gesteld want ik dacht dat wij vooral de laatste jaren op de goede weg waren. Ik zou dan ook aan het adres van de heer Van der Wal willen zeggen dat angst een bijzonder slechte raadgever is. De heer Ten Hoeve: Na alle woorden die van beide kanten van de tafel zijn gesproken wil ik mij beperken tot een aantal korte opmerkingen. U, mijnheer de voorzitter, hebt gesproken over het keurslijf waarin u hebt moeten werken. Nu, wij hebben dat ook allemaal wel een beetje aan kunnen voelen. Ook voor onze fractie gold echter dat keurslijf. Het kon in deze situatie niet anders, maar wij hopen dat er bij de volgende begrotings behandeling meer ruimte zal zijn. Wij stellen het ook op prijs dat wij onze achterban op een goede en zinvolle manier bij deze problematiek kunnen betrekken en daar is meer tijd voor nodig dan wij nu hadden. Ik zou u ook willen vragen om zo snel mogelijk met een schema voor de behandeling van de volgende begroting te komen. Ik heb gevraagd of u in staat zult zijn om een populaire versie van het komende beleidsplan te maken. U hebt daar niet op geantwoord. Ik wil de vraag daarom nogmaals met nadruk stellen. Hier spelen een heleboel ingewikkelde zaken. Een heleboel mensen zijn hier vanavond in deze zaal al onderuit gezakt en gaat het soms boven de pet of worden moe. Ik vind dat het belangrijk is dat de bewoners van Leeuwarden ook enige notie hebben waar wij hier mee bezig zijn. U hebt gezegd dat alles wat wij vragen niet meteen te realiseren is. Daar heb ik begrip voor. Ik zou u willen vragen eens een lijstje te maken van de verlangens die wij hebben geuit. Dan kunnen er prioriteiten gesteld worden. Wij zouden het erg op prijs stellen dat de raad daarbij wordt betrokken. Over de spreiding van rijksdiensten hebt u lang gesproken. Ik wil alleen nog eens benadrukken dat het ons uitdrukkelijk gaat om de arbeidsplaatsen. Dan hebt u geantwoord op de opmerkingen die ik heb gemaakt t.a.v. de suburbanisatie. Ik ben overigens begonnen met de centrumpositie en daaruit vloeiden een aantal opmerkingen over die suburbanisatie voort. Ik heb niet gesproken over een keerpunt, hoewel bepaalde keerpunten mij zeer na aan het hart liggen. Het ging om een tendens die ik aanduidde van een groei in de laatste maanden van het vorige jaar en januari en februari van dit jaar. Overigens, de centrumpositie heeft niet alleen te maken met suburbanisatie maar ook met veel andere dingen. Ik heb in dit verband genoemd dat wij ook de provincie op een aantal punten moeten aanspreken, op een aantal zaken die essentieel zijn voor een centrumplaats in Friesland; ik heb al gezegd dat dat alleen Leeuwarden kan zijn. Voor de provincie ligt daar ook duidelijk een stuk verantwoordelijkheid. Er is gesproken over groei en groeisyndroomIk dacht dat in het verhaal dat ik heb gehouden duidelijk naar voren is gekomen dat mijn fractie niet op het standpunt staat dat wij maar "groter moeten groeien". Ik heb duidelijk gesproken over het binden van de natuurlijke bevolkingsaanwas en daarbij de nadruk gelegd op de jonge mensen die nog steeds - de voorzitter heeft dat ook gezegd - gedwongen zijn om de provincie te verlaten. Wat betreft de decentralisatie, dat is in hoofdzaak een punt voor de politieke partijen. De discussies hierover zullen in het parlement gevoerd worden. Wij hopen daar vanuit onze partij, ook vanuit onze afdeling, een bijdrage aan te leveren. Mijn opmerkingen over de uitlatingen van u, mijnheer de voorzitter, over de evenementenhal werden ingegeven door het feit dat wij eigenlijk in de raad nog nooit hebben gesproken over die evenementenhal. Er werd zelfs een termijn van één jaar(De hear Miedema: It hat forline jier wol dédlik oan de oarder west.) Niet in die zin dat wij snel tot de een of andere realisering zouden moeten komen. Ik herhaal dus nog eens dat de termijn van één jaar is genoemd. Ik wil in dit verband ook de andere door mij gemaakte opmerking herhalen. Wij hebben in onze stad veel accommodaties die wij moeten vullen, die heel moeilijk rendabel te maken zijn en waar wij vermoedelijk op toe moeten leggen. Wij moeten erg voorzichtig zijn met het aanhalen van nog meer zaken waaruit lasten voortvloeien. Ook in dit verband is Groningen misschien wel een voorbeeld. Er wordt dan wel gezegd: Die gebouwen staan er en zij hebben ze, maar elk jaar vloeien er ontzettend hoge lasten uit voort. Dergelijke lasten moeten betaald worden ten koste van andere posten. Nog even een korte opmerking over de contactgroep bij het onderwijs. Ik dacht niet dat wij zouden moeten wachten op het Onderwijscentrum. Voor een deel van het onderwijsveld functioneert samen met de S.A.D. een onderwijsgroep, maar niet voor alle groeperingen op het terrein van het lager onderwijs. Ik vind het belangrijk dat die er ook bij worden betrokken. Het verhaal van de heer Rijpma over de Willemskade is eigenlijk wat een triest verhaal. Het komt er op neer dat wij er eigenlijk niets kunnen. De grote bedrijven zullen daar wel niet uit de voeten kunnen en de bouwers die op een kleinschaliger manier bezig willen hebben dan mogelijk heden. Nou, wij zien dat. De afbraak van het pand Waling Dijkstra, mogelijk een afbraak van de Kamer van Koophandel, een gat dat er al is naast de Kamer van Koophandel; en net hoorde ik nog weer van afbraak van de kaaspakhuizen en het pand van Van Dellen. Het antwoord is dan: Eigenlijk niets aan te doen. Ik realiseer mij de moeilijkheden die daar liggen, maar ik vind toch dat wij het hoofd niet in de schoot moeten leggen en b.v. maar geen bestemmingsplan moeten gaan maken; dat moet echt wel gebeuren. Wij moeten toch proberen de naar onze mening verkeerde ontwikkeling op welke manier dan ook in goede banen te leiden. De heer Rijpma heeft tenslotte ook gezegd dat wij de zaak op een behoedzame manier moeten voorbereiden. In tegenstelling tot de heer Schaafsma vinden wij de ontwikkeling m.b.t. de Willemskade ernstig. Hij loopt - in figuurlijke zin - als een soort Jona over de Willemskade, niet roepend "Ninevé is verloren", maar "de Willemskade is ver loren". Hij vindt dat niet erg, hij wil niet naar oplossingen zoeken en hij roept om ruimte voor beleggers. Wij hebben gezien in onze stad wat het geven - soms tegen wil en dank - van ruimte aan beleggers heeft aangericht. Een lijst van voorbeelden wil ik u onthouden, maar er is een zwartboek van te maken. Wat het welstandstoezicht betreft, de wethouder heeft vooral geantwoord in de zin van hoge gebouwen. Het welstandstoezicht heeft echter niet alleen met hoge gebouwen te maken. Heel veel dingen gebeuren op kleine schaal in onze stad en ook daar zijn duidelijk vraagtekens bij te zetten. In die zin ook mijn vraagteken bij het functioneren van het welstandstoezicht en het verlenen van vergunningen door b. en w. Ik ben blij dat er op korte termijn begonnen zal worden met het zoeken naar mogelijkheden om een deel van de wensen en doelstellingen die neergelegd zijn in het structuurplan voor de binnen stad te realiseren. Naar het gesprek met de mensen die te maken hebben met de Synagoge ben ik erg nieuwsgierig. Ik hoop dat het tot positieve resultaten zal leiden. Wat betreft de kantorennota waarover ik heb gesproken, de wethouder heeft gezegd dat er een stuk is en ik zou willen weten of dat stuk ook voor ons beschikbaar is. Over de woningbouw en de woonwensen wil ik nu niets zeggen. Er is misschien even een mis verstand geweest wat de te claimen punten betreft. Ik mis een punt dat door een van mijn fractie genoten geclaimd is; dat is op een andere plaats en met een andere formulering opgenomen. Wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 11