Terugkerend naar de enorme hoeveelheid cijfers die in de afgelopen maanden over ons zijn uit gestort in de vorm van de begroting 1975, de saneringsnota met aanvullingen en de gewijzigde meer jarenplanning rust op mij de taak om namens mijn fractie het financiële aspect wat nader onder de loep te nemen. Het budgettaire huishoudboekje zal, zoals het nu lijkt, in het jaar 1 976 geen tekort meer vertonen. Wij hebben dan een periode afgesloten van steeds toenemende tekorten, te beginnen in 1971 Meerdere malen is in deze zaal al gesproken over het ontstaan daarvan en op welke wijze er wat aan gedaan moest worden. Over dit laatste nu trad een duidelijke scheiding der geesten aan het licht, waarbij mijn fractie koos voor de weg waarbij zolang mogelijk een ongewijzigd beleid kon worden gehandhaafd. Het C.D.A. noemde dit in haar beschouwing bij de begroting van 1974 nog het grote financiële avontuur waarin wij ons sinds 1972 gestort hadden. Deze fractie tilde vooral zwaar aan de druk die zou uitgaan van de gecumuleerde begrotingstekorten in de komende jaren. Maar bekijken wij nu de inmiddels afgesloten boekjaren op rekeningbasis dan kan er van gecumuleerde tekorten nauwelijks worden gesproken, er kon zelfs op een aantal nieuwe grote projecten versterkt worden afgeschreven, wat zal leiden tot een verlichting op de begrotingen in de komende jaren. Als wij dan nu ter afsluiting van dit grote financiële avontuur de balans gaan opmaken dan kan wel gesteld worden dat onze keus terecht was, de keus dus om zo lang mogelijk een ongewijzigd beleid te handhaven: Ongewijzigd beleid, uw terechte keus". Want in plaats van te gaan strepen in 1972 gaan wij nu pas in 1975 middels de saneringsnota enkele koerscorrecties toepassen, waarbij het voor zieningenniveau in deze stad nauwelijks wordt aangetast. En dit brengt mij op mijn volgende punt, n.l. een wat nadere ontleding van de sanerende maat regelen die ons nu worden voorgesteld. Het oorspronkelijke tekort op de primitieve begroting 1975 bedroeg 10,2 miljoen; na aanbrenging van correcties door aanpassing van het gestegen loon- en prijspeil en een herberekening van de uitkering uit het Gemeentefonds resteert daarna nog een tekort van 8,6 miljoen. Wij eindigen nu in de saneringsnota met een tekort van 1,5 miljoen, zodat met de sanerende maatregelen een bedrag gemoeid is van ongeveer 7,1 miljoen. Grof weg is dit bedrag als volgt tot stand gekomen: Bezuiniging op de personeelskosten 1 ,9 miljoen Verhoging tarieven en belastingen 1,5 miljoen Boekhoudkundige foefjes 0,6 miljoen Verlaging kapitaal lasten per saldo 0,2 miljoen Overige bezuinigingen 2,9 miljoen De besparing op de personeelskosten heeft hoofdzakelijk betrekking op het niet vervullen van bestaande vacatures en het niet laten doorgaan van geplande uitbreidingen; van afvloeiing van per soneel is dus geen sprake, er zullen geen ontslagen vallen, zoals dat bij harde sanering in het bedrijfsleven meestal wel het geval is. De verhoging van de tarieven en belastingen wordt voor het grootste deel bereikt met het extra tientje in de onroerend goedbelasting. Dit is inmiddels uitvoerig behandeld en ons standpunt hierover is u wel bekend. Als boekhoudkundig foefje heb ik aangemerkt een bedrag van 6 ton, hoofdzakelijk voortvloeiend uit de activering en andere toerekening van de kosten van de stedebouwkundige afdeling. Over deze wijze van bezuinigen bestaan in mijn fractie een aantal twijfels, mede gelet op de doorwerking daarvan in de toch al niet lage grondkosten in Leeu warden. Een probleem dat in deze raad niet als onbekend zijnde zal worden aangemerkt. Mogelijk dat één van mijn fractiegenoten hier nog wat uitgebreider op terug zal komen. Resteren tenslotte dan nog de overige bezuinigingen. Hiervan"wordt ongeveer een miljoen gevonden in de verlaging van het onderhoud op wegen, straten en plantsoenen. De rest is verspreid over alle diensten en een aantal gesubsidieerde instellingen. Wat betreft de bezuiniging op het onderhoud van straten, wegen en plantsoenen heb ik voor mijzelf het gevoel dat hier eerder gesproken kan worden van normaliseren dan van saneren. De in mijn ogen wat overdreven onderhoudsnormen worden nu teruggeschroefd tot wat normalere proporties. Summum summarum komen wij tot de conclusie dat de door het college voorgestelde financiële saneringsmaatregelen over het algemeen wel onze instemming kunnen hebben. Het stemt ons tot tevredenheid dat zelfs wethouder Weide heeft ingezien dat de tarieven van de zwembaden op het peil kunnen blijven dat in januari door een meerderheid van deze raad is voorgesteld en nu ook is overgenomen door het college. Er moest bezuinigd worden, maar de manier waarop dit thans wordt voorgesteld houdt in dat aan het wezenlijke voorzieningenniveau weinig of niets verandert en dat het draagkrachtprincipe niet uit het oog verloren is. Zoals gezegd wijst de begroting 1975 na de sanerende maatregelen nog een tekort aan van onge veer 1 ,5 miljoen. De vraag komt dan bij mijn fractie naar voren in hoeverre voor dit jaar nog gere kend kan worden op een extra uitkering uit het Gemeentefonds op grond van het befaamde artikel 12 uit de Financiële Verhoudingswet. 25 Een andere vraag die bij mijn fractie leeft heeft betrekking op de bezuinigingen op wat langere termijn die niet als hard kunnen worden aangemerkt. Voor 1976 betreft dit een bedrag van 962.000,—, voor 1977 een bedrag van 1 .270.000,— en voor 1978 een bedrag van 1.510.000,—. De specificatie van deze bedragen is door u ter inzage gelegd en de hoofdmoten daaruit betreffen de subsidieregelingen van de Schooladviesdienst, het Princessehof, het Frysk Orkest en de Openbare Bibliotheek. Ik heb in de loop van mijn verhaal al gesteld dat wij, gelet op de beleidsvoornemens van deze regering, onze budgettaire positie in de toekomst met een gematigd optimisme tegemoet kunnen zien, maar als deze financiële elasticiteit wordt opgesoupeerd door het niet doorgaan van de veronderstel ling inzake de subsidieregelingen van Frysk Orkest, Princessehof en Openbare Bibliotheek dan wordt het toch nog krap genoeg om quitte te blijven spelen. Vraag onzerzijds dus: Op welke wijze denkt het college de niet hard te maken bezuinigingen op wat langere termijn te compenseren in het beleidsplan? Een laatste punt dat ik zou willen aansnijden betreft de financiële verhouding tussen gemeente en woningbouwcorporaties. In de betreffende afdelingsvergadering is daar al het een en ander over gezegd en in het vraag en antwoord-spel is uw beleid dienaangaande uiteengezet. Maar gelet op het financiële belang dat de gemeente heeft bij de exploitatie-uitkomsten van de woningbouwcorporaties komt het ons gewenst voor dat er ten aanzien van de liquiditeit en de solvabiliteit van deze instel lingen wat hardere cijfers op papier komen. Wij leggen u dan ook de vraag voor of het college bereid is om op niet al te lange termijn over dit punt een nota aan de raad voor te leggen, een nota dus waarin de feiten t.a.v. de liquiditeit en de solvabiliteit eens nauwkeurig op een rijtje worden gezet. Alvorens mijn verhaaltje te beëindigen - een aantal raadsleden hebben dat eveneens gedaan - wil ik niet nalaten grote waardering uit te spreken voor het vele werk dat in een korte spanne tijds door hef college en het ambtenarenkorps is verzet. Niet alleen de ambtenaren, maar ook het college achter de tafel heeft een geweldige inzet en werklust aan de dag gelegd. De heer Visser: Geconstateerd moet worden dat de vaststelling van het in 1975 te voeren finan cieel beleid, zoals dat in de primitieve begroting is aangegeven, zowel een formeel als een feitelijk karakter draagt. Formeel, op grond van de derde en laatste fase van de artikel 12-procedure i.v.m. hef tijdstip van een in te dienen aanvraag. Feitelijk, omdat bij de toekenning van de aanvullende bijdrage over 1973 door het rijk o.m. als bijzondere voorwaarde is gesteld dat middels een beleids plan het evenwicht tussen uitgaven en inkomsten over 1976 moet worden hersteld. Om deze reden kon eind 1974 de behandeling van de primitieve begroting als het ware bij hamerslag worden afgedaan. Daarmee was tevens een abrupt einde gekomen aan het nooit volprezen standpunt, door een meerder heid van de raad tijdens de begrotingszitting 1972 in maart van dat jaar ingenomen, dat het voor- zieningenpeil der gemeente onder geen beding mocht worden aangetast. In voorgaande beschouwingen en onder deze omstandigheden is onzerzijds gesteld dat het principe van een sluitende begroting uit gangspunt diende te zijn voor het beleid, dat de uitgezette koers zou leiden tot een lastenverzwaring voor de burgerij (andere gemeenten als voorbeeld) en dat het politiek-verguisde profijtbeginsel, al of niet opgelegd, welig zou tieren. Een toetsing van de kort geleden vastgestelde eindwijziging van de begroting 1973 aan de onder regime van 2 jaar extra bevoogding opgedane ervaringen heeft boven dien bevestigd dat wildgroei in de gemeentelijke huishouding het wakend oog van de Tweebaks- markt niet is ontgaan. Niet alleen een verbetering van de uitkering uit het Gemeentefonds en andere meevallers, doch ook het onthouden van goedkeuring aan diverse geraamde uitgaven (waaronder het saldo van de stelpost kapitaal lasten voor nieuwe werken), hebben het uiteindelijke resultaat van 1973 als eerste artikel 12-jaar gunstig beïnvloed. Het meermalen omstreden voorzieningenpeiI van onze gemeente blijkt t.a.v. nieuwe werken in sterke mate afhankelijk te zijn geworden van de werkgele genheid. In dit kader zijn de verleende A.C.W.-subsidies een welkome aanvulling op het tekort aan middelen. Helaas moet dan ook gesteld worden dat de heersende werkloosheid mede middel is om het voorzieningenpeil op het terrein van de onrendabele kapitaalwerken enigszins op te krikken. De ver leiding is groot om het resultaat van het tot 1975 gevoerde ongewijzigd beleid te meten aan de som van de aanvullende bijdragen, doch naar mijn mening mag ter wille van een objectieve beoordeling van de status van patiënt niet worden voorbijgegaan aan het vaak voor de burger ondoorzichtige goedkeuringsbeleid van hogere overheden. Nu onder druk van de overheid en volgens een vastgesteld schema onze gemeente tot de orde wordt geroepen, heeft de tijdens de vorige zittingsperiode in gang gezette middellange termijnplanning voor 1975 een nieuwe impuls gekregen door de reeds eerder genoemde bijzondere voorwaarde van het rijk. In de vorm van het aan de orde zijnde beleidsplan, een beleidsvisie op langere termijn, is een herziene begroting aangeboden, waarin voor dit jaar een eerste aanzet is gegeven naar een sluitende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 13