m 2#55 SHOE'S W- .w-taB«r^jgar tweede boekwerk krijgen. (De heer Ten Hoeve: Nee, dat is de bedoeling niet.) Wij moeten proberen er een aantal essentiële dingen uit te halen. Wij zullen ons daar dus op beraden. Dan de kwestie van het bepalen van de urgentie en het stellen van prioriteiten als er teveel verlangd zou worden van het apparaat. Ik heb niet het verwijt willen maken - u hebt het ook niet zo opgevat, dacht ik - dat de raad teveel verlangt. Ik heb alleen gezegd dat zowel u als wij dat op eer bepaald moment in zullen moeten calculeren. Als het zo zou zijn dat er vanuit de raad een aantal verlangens naar voren komen waarvan wij menen dat die in een korte spanne tijds niet gerealiseerd kunnen worden dan zijn wij best bereid - ik vind dat ook juist - om b.v. in het seniorenconvent te overleggen wat de voorrang moet hebben. Als het verzoeken uit de raad of uit raadscommissies betreft en wij menen dat er gekozen moet worden dan vind ik het juist om met de raad te overlegger in welke volgorde die verzoeken dienen te worden afgewerkt. Mijn laatste punt betreft de centrumpositie. Ik ben daar in eerste instantie niet op ingegaan, ik heb alleen de suburbanisatie er uit genomen. Ik heb natuurlijk wel geluisterd naar hetgeen u gezegd hebt over de centrumpositie maar ik was het met u eens, mijnheer Ten Hoeve. Ik ben het er ook mee eens dat de provincie daarop in moet spelen, maar daar was een vraag over gesteld en daar zijn wij ook op ingegaan. Ik dacht dat gezegd is dat wij hebben geconstateerd dat - daar zijn wij op zich verheugd over - het provinciaal bestuur, ik bedoel m.n. ged. staten, in toenemende mate hiermee rekening houdt. Ik zou dat nogmaals willen bevestigen. De heer Ten Brug (weth.): Over de kwestie van de verhouding tussen de S.A.D. en het veld hebben de heer Ten Hoeve en ik elkaar kennelijk verkeerd begrepen. Ik heb in eerste instantie gedacht aan een adviesgroep tussen het bestuur en het veld, maar in tweede instantie heb ik begrepen dat de heer Ten Hoeve meer dacht aan de beleidsgroep die op het ogenblik op het terrein van het openbaar onderwijs draait. Nu heeft die beleidsgroep waar de S.A.D. ook bij betrokken is toch duidelijk een andere taak, n.l. te bekijken op welke wijze er voorstellen zouden moeten komen om wijzigingen in het onderwijsbeleid aan te brengen. Het is voor het gemeentebestuur natuurlijk bijzonder moeilijk - het is een bestuurszaak; hier handelen wij als bestuur van het openbaar onder wijs - om ook deze beleidsvisie er in de kringen van het bijzonder onderwijs, om het populair te zeggen, door te drukken; dan komen wij op een terrein waar wij niet mogen komen. Ik moet er bij zeggen dat de afstand niet zo groot is als ik nu principieel stel, want de mededeling van mijn kant in het bestuur van de S.A.D. dat wij op dit terrein bezig zijn heeft van de zijde van de bestuurs leden betrokken bij het bijzonder onderwijs de opmerking ontlokt: Wij zullen deze zaak ook bekij ken. Misschien is het in een bepaald stadium mogelijk om deze zaken, voor zover wij dan dezelfde beleidsvisie hebben wat de inhoudelijke zaak van het onderwijs betreft, aan elkaar te koppelen. Er is dus geen tegenstelling, maar wij moeten op dit punt als gemeentebestuur principieel zijn. (De heer Ten Hoeve: Om geen misverstand te laten bestaan, ik heb niet geredeneerd vanuit de positie van de gemeente maar vanuit de positie van de S.A.D. die voor alle groeperingen werkzaam is.) Ja, maar de S.A.D. bepaalt het onderwijsbeleid niet. (De heer Ten Hoeve: Nee, dat heb ik ook niet gezegd. Er is een contactgroep waarin de gemeente en de S.A.D. zijn vertegenwoordigd.) Ja, maar die heeft een andere taak; die heeft tot taak om te kijken - ook de Rijks Pedagogische Academie en het openbaar onderwijsveld zijn er in vertegenwoordigd - welke wijzigingen er moeten komen in het leerplan voor de openbare scholen en op welke wijze wij zouden kunnen komen tot, wat wel wordt genoemd, een meer da Itonisering van het onderwijs. Dat is natuur I i jk du i del i jk een bestuur I i jke zaak van het openbaar onderwijs; de S.A.D. kan daar op inspelen en kan hulp aanbieden, maar eerst moet van de zijde van het bestuur bepaald worden welke kant wij uit willen. Wij moeten op dat terrein, dachr ik, volledig de autonomie van het bijzonder onderwijs handhaven. Als er samenwerking moge lijk is - ik dacht dat de laatste jaren wel gebleken is dat dat mogelijk is - dan ben ik graag bereid om die samenwerking tot stand te brengen omdat wij daar beiden alleen maar beter van zouden kunnen worden. De heer Heidinga heeft ons duidelijk gemaakt dat 4 x 250.000,een miljoen is, maar het ging hier niet om 4 x 250.000,De heer Heidinga moet even verder zien dan het blauwe boek; het gaat hier n.lom X x 250.000, Misschien wordt het dan wat moeilijk, maar het betekent alleen maar dat wij in vergelijking tot de oorspronkelijke begroting 1975 een niveau van 250.000,-- hoger gaan zitten voor die automatisering en dat blijft doorlopen totde gemeente Leeuwarden wordt weggesaneerd. Wat is nu het nut van de automatisering. De heer Hei dinga zegt dat ik daar helemaal niet over heb gesproken, maar ik dacht dat ik dat wel gedaan had; ik heb daarvan een aantal voorbeelden genoemd. Ik wil de heer Heidinga er wel op wijzen dat hij in het kader van de beruchte - zo mag ik het langzamerhand wel noemen - voorstellen 1972 zelf gezegd heeft: Wij moeten naar een efficiënter beheer, een efficiëntere bedrijfsvoering, naar een doelmatiger opzet; wij moeten bekijken of wij niet meer personeel hebben dan noodzakelijk is enz. Nu, daar speelt toch ook de automatisering duidelijk een rol bij. (De heer Heidinga: Bij de G .S.D. hebben wij ook geautomatiseerd en wat is daar van terecht gekomen? Niets.) Ik heb ook gezegd - ik hoop dat de heer Heidinga dat gehoord heeft - dat u er op korte termijn niet direct personeels vermindering van moet verwachten. Als dat wel het geval zou zijn dan hadden wij dat in het beleids plan geraamd en dat hebben wij bewust niet gedaan. Ik meen wel dat (De heer Heidinga: Zelfs in 4 jaar niet?) Nee, wij benaderen dit voorzichtig en dat lijkt mij vrij reëel; wij wilden nu een maal met een reëel beleidsplan komen. Ik heb Groningen als voorbeeld genoemd, maar ik heb het gevoel dat Groningen in die sfeer wat erg vlug daarvan de vruchten denkt te plukken. Als blijkt dat wij de zaak niet goed hebben geschat dan zult u wel merken dat wij er in een volgend beleidsplan op terug komen. Maar er speelt nog iets anders bij. Wij kunnen met de gegevens die de bevolkings administratie heeft veel meer doen als wij automatiseren. Wij kunnen dan veel meer gegevens in het totaal van ons beleid betrekken dan nu; dat is de directe noodzaak en het nut van de automatisering. Nu wil ik eigenlijk niet meer verder praten over 1972. De heer Heidinga heeft echter gezegd, m.n. aan mijn adres, dat ik mij daar te druk over maak. Ik zou de raad er dan toch wel aan willen herinneren dat niet het college 1972 in het geding heeft gebracht, maar dat zulks van de zijde vnn de C.D.A.-fractie bij vraag 534'in het geding is gebracht. Dat dat nu niet genoeg effect heeft en dat men er dan daardoor telkenmale op terug moet komen kan ik niet helpen. Er kan inder daad een visie aan ten grondslag liggen, dat geloof ik. Ik heb de heer Heidinga alleen niet horen reageren op mijn opmerking m.b.t. zijn visie over het niet tot stand komen van S.A.D./G .G .D .- gebouw of G .S.D-gebouw. Die visie is toch wel heel duidelijk de mist in gegaan. De Heer Heidinga heeft toen luidkeels en overduidelijk in deze raad gezegd dat niet beide zouden kunnen. (De heer Heidinga: Als de wethouder daar prijs op stelt wil ik er best op reageren. U hebt gezegd dat ik een profetische blik heb Nee, dat heb ik ontkend. (De heer Heidinga: Ik zou natuurlijk een hele massa dingen kunnen noemen die ik in de loop der jaren in de raad gezegd heb en die wel allemaal uitgekomen zijn. U zult als man van eer moeten erkennen dat het G .S.D.-gebouw er op haren en snaren door gekomen is en dat weth. Heetla doodsangsten heeft uitgestaan of het er wel zou komen. Hoe het er gekomen is, laten wij dat nu maar verder in het midden laten. U hebt echter gelijk, het is er gekomen.) Er is van mijn kant nooit enige ongerustheid geweest over deze zaak. (De heer Heidinga: Bij het college wel.) U schijnt het beter te weten dan ik en ik zat toen, dacht ik, in hef college. Het schijnt waf een moeilijk punt te wezen, maar ik wil er wel afstappen. De heer Schaafsma heeft hier op aangesloten en ik had hef gevoel dat hij op dat moment dichter bij de democratie zat dan de heer Heidinga, maar ik moet er bij zeggen dat de heer Visser heel duidelijk ook hef standpunt van hef C.D.A. op hef democratische punt heeft terug gebracht. De heer Van der Wal heeft gezegd dat ik helemaal niet heb gereageerd op zijn wensenlijstje Dat was ook helemaal niet aan de orde. (De heer Van der Wal: De financiële consequenties wel U hebt gezegd dat u een mogelijkheid ziet in de onroerend goedbelasfingIk zal niet ontkennen dat daar inderdaad iets in zit, maar dat heb ik nooit ontkend. Het is natuurlijk de vraag of de raad dat straks bij meerderheid redelijk en noodzakelijk zal vinden. Dat ik er niet op heb gereageerd bete kent alleen dat ik vond dat daartoe geen enkele reden was. Ik heb even gereageerd op de uitdrukking "boekhoudkundige foefjes" die door de heer Knol is gebruikt om te voorkomen dat anderen dat mis zouden verstaan. Met de heer Knol ben ik van mening dat horizontale vergelijking dienstig is. Wij hebben daar al iets aan gedaan en wij moeten daar ook mee voortgaan. De heer Rijpma (weth.): Allereerst nog iets over de kantorennota, om dat grote woord nog maar eens te gebruiken. T.b.v. de projectgroep Huizum-Sixma is een intern stuk gemaakt om deze groep documentatiemateriaal te geven voor de beschrijvingen die horen bij dit bestemmingsplan. Ik weet niet hoeveel er van in de beschrijving die bij het bestemmingsplan hoort is overgenomen. Wanneer dat maar om een paar incidentele dingen gaaf wil ik best overwegen of de inhoud van dat voor-stuk voor de projectgroep zich leent voor verdere distributie. U moet dat niet te negatief bekijken dat ik het zo zeg. Ik zeg hef wat voorzichtig omdat het typisch een stuk is geweest voor die projectgroep. Ik zou eens moeten bekijken of het een stuk is dat zich voor openbare discussie leent. Aan dat stuk zullen toch zeker een aantal elementen ontleend kunnen worden die u behulpzaam zullen kunnen zijn bij het beoordelen van dit probleem. Er zijn nog een aantal opmerkingen gemaakt over het welstandstoezicht. Ik heb mijn opmerkin gen m.n. toegespitst op de grotere gebouwen omdat daar de factor welstand, gezien ook de utiliteits bouw die toegepast wordt, vaak een rol speelt omdat de aard van het gebouw wel eens waf hard over komt. Aan de andere kant is het natuurlijk zo dat het welstandstoezicht een subjectief toezicht is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 15