4 vaststellen van het verkeers- en vervoersplan zullen wij ons echter zeker niet alleen laten leiden door berekeningen. Stedebouwkundige gegevenheden, maar ook emotionele waarden, landschappelijke waarden en milieu-aspecten zullen in sterke mate meespelen. Op 1 juni zal de eerste fase van het nieuwe routeschema van de Stadsautobusdienst in werking treden. Hiermee zijn wij er nog niet. Het openbaar vervoer moet verder worden uitgebreid om de door ons voorgestane terugdringing van de auto te realiseren. Ook het creëren van fietsroutes in de stad en het aanleggen van fietspaden rond de stad kunnen daartoe een bijdrage leveren. De woningbouw en de volkshuisvesting in onze stad vragen op het moment bijzondere aandacht. Zonder meer kan gesteld worden dat aan de kwantitatieve behoefte aan woningen in Leeuwarden is voldaan. Het leegstandpercentage is daarvan wel het duidelijke bewijs. Enerzijds zijn wij blij dat wij nu van een zekere leegstand kunnen spreken, anderzijds wil dat niet zeggen dat wij daarmee ook aan de woonwensen die bij onderscheiden bevolkingsgroepen leven hebben voldaan. De vraag blijft in hoeverre het huidige en het in voorbereiding zijnde woningbestand bij die voorkeuren aansluit. Ik wil daar verder niet op ingaan omdat over deze kwestie bij de behandeling van de geclaimde punten door één van mijn fractiegenoten zal worden gesproken. Wel kan ik zeggen dat onze fractie over dit punt de nodige zorgen heeft, zeker over het leegstandpercentage dat momenteel hoger ligt dan gewenst. De financiële gevolgen van een te grote leegstand en de risico's die daaruit zowel voor de gemeente als voor de toegelaten instellingen voortvloeien en waarvoor de gemeenschap, in welke vorm dan ook, de consequenties moet dragen onderstrepen deze zorgen. Ook de kwestie van de huurprijsontwikkeling is veelal een punt van gesprek in onze fractie en wij vragen ons af of de begeleiding van de verschil lende woningbouwprojecten in Leeywarden niet zorgvuldiger moet geschieden om te voorkomen dat, voordat de definitieve huurpijzen vanuit het ministerie worden vastgesteld, de huurders worden geconfronteerd met extreem hoge tussentijdse verhogingen van de door verhuurders bij aanvang van de verhuur vastgestelde voorlopige huurprijzen, verhogingen die soms meer dan 10% bedragen. Het zal u duidelijk zijn dat wij bij een dergelijke situatie een aantal vraagtekens plaatsen. In ons verkiezingsprogramma hebben wij gesteld dat, wanneer er bezuinigd moet worden, een prioriteitenstelling nodig is en dat in die situatie het onderwijs, de volksgezondheid en de overige welzijnssectoren de voorrang dienen te hebben. Wij zijn er verheugd over dat wij deze proriteiten- stelling in de beleidsnota hebben teruggevonden. Sanering, afstoten van wezenlijke onderdelen uit de onderwijsvoorzieningen, de volksgezondheid en de overige welzijnssectoren, vindt niet plaats. Hier en daar zijn zelfs uitbreidingen mogelijk gebleken. Wat betreft het lager onderwijs zijn wij van mening dat de integratie kleuteronderwijs/basis onderwijs op een actieve manier bevorderd dient te worden. Dit geldt zeker ook voor de ouderpartici patie, waaronder wij in de eerste plaats verstaan het betrekken van alle ouders bij het gebeuren in de school. Op het terrein van de onderwijsvernieuwing heeft de S.A.D. een belangrijke taak. In dit ver band is contact tussen de S.A.D. en de werkers bij het onderwijs - mogelijk in de vorm van een contactgroep - van groot belang. Dat de bouw van een onderkomen voor Ubbo Emmius, de Agogische Akademie en de A-faculteit van de universitaire vestiging op het scholenplan voorkomt stemt tot tevred enheid. Dit jaar zal er voor de G.S.D. een eind komen aan het werken in te kleine en niet geschikte gebouwen. Wij hopen dat het nieuwe G.S.D.-gebouw aan het Vliet - wat zou dit gebouw zich mooi weerspiegeld hebben in het Vliet - een plaats zal zijn waar de werkers en de cliënten zich thuis zullen voelen Op cultureel terrein zal de opening van de vernieuwde Harmonie de belangrijkste gebeurtenis zijn. Of wij er met deze accommodatie zijn weet ik niet. Wel was ik enigszins verbaasd over de opmerkin gen die u, mijnheer de voorzitter, voor de t.v. heeft gemaakt over een evenementenhal. Waar wij in Leeuwarden mee zitten is het aantal accommodaties waar wij moeilijk een bestemming voor kunnen vinden, laat staan dat wij kunnen spreken van een rendabele exploitatie. Met belangstelling kijken wij uit naar de toegezegde accommodatienota. Hierbij heb ik nog een bijzonder punt. Het is dit jaar 30 jaar geleden dat ons land werd bevrijd (morgen is het 15 april). Ook dit jaar herdenken wij de slachtoffers van 5 jaar oorlog. Als herinne ring aan een deel van die slachtoffers, onze Joodse stadsgenoten, staat in de Sacramentsstraat de Joodse Synagoge als een bouwkundig maar vooral ook als een emotioneel monument. Ik spreek de hoop uit dat wij in dit herdenkingsjaar als Leeuwarder gemeenschap het behoud van de Sjoel kunnen garanderen. Op het terrein van de sport en recreatie zijn onze wensen nog lang niet vervuld. Wat betreft de Groene Ster zijn wij met het college van mening dat hier getemporiseerd moet en kan worden. Wij hebben nog steeds een tekort aan sportvoorzieningen. Wanneer de recreatiesport zijn kans krijgt zal dit tekort nog groter blijken te zijn. Ik hoop dat met behulp van de A.C.W. de combinatie zwembad/ 5 sporthal snel gerealiseerd kan worden. Nog eens wil ik hier opmerken dat mijn fractie van mening is dat de sport- en recreatievoorzieningen zo dicht mogelijk bij de mensen gebracht moeten worden. Op bijna alle terreinen van het welzijnswerk hebben wij in onze stad functionele raden. Wij zijn geneigd bij het functioneren er van hier en daar vraagtekens te zetten, soms zelfs uitroeptekens. Voorop moet staan dat de raden ook werkelijk bij het beleid betrokken worden, over voldoende informatie kunnen beschikken, op de juiste wijze worden samengesteld en niet worden geconfronteerd met al ver uitgewerkte plannen. In dit verband wil ik ook nog opmerken dat er een duidelijke schei ding tussen beleidsvoorbereiding en advisering enerzijds en beleidsuitvoering anderzijds behoort te zijn. Bij de leden van mijn fractie leven vele wensen en verlangens betreffende zaken die het leven, wonen en werken in Leeuwarden nog prettiger kunnen maken dan het nu al is. Een deel van die wen sen en verlangens wordt in het beleidsplan gehonoreerd. Andere nog niet, maar wij gaan er van uit dat er in 1976, en dan in het raam van een sluitende begroting, nog meer van wat ons voor ogen staat kan worden gerealiseerd. De heer Heidinga: Bij de behandeling van deze beleidsnota, die in feite het vaststellen van de begroting voor 1975 is - wij hebben die begroting in oktober 1974 wel vastgesteld, doch dat was slechts een formele zaak -, moet allereerst geconstateerd worden dat hiervoor een enorme hoeveel heid werk is verricht. Het college heeft dit goed en systematisch aangepakt; er is bij wijze van spre ken dag en nacht aan gewerkt en er is ook echt iets uit de bus gekomen. Daarvoor komt u een woord van lof toe. Ik zwaai u die lof gaarne toe en ik betrek daarin tevens alle functionarissen van hoog tot laag. Ik heb groot respect voor de geleverde prestatie. Het is echter naar onze mening te betreuren dat dit alles nodig was. Het was natuurlijk ook niet nodig geweest als wij destijds, toen wethouder K.J. de Jong en onze fractie daarop aandrongen, maatregelen hadden genomen die weer zouden leiden tot een sluitende begroting. De meerderheid van college en raad heeft dat toen niet gewild en heeft bewust deze weg gekozen. Nu wordt er gezegd: Ja, maar dat blijkt dan toch maar behoorlijk in het voordeel van de gemeente te zijn geweest, want wij hebben miIj oenen extra uit de rijkskas ont vangen. Dat dit voor de gemeente een voordeel is geweest is naar mijn mening een zeer aanvechtbare stelling. Wij moeten ons dan afvragen: Waaraan is dat geld besteed? Is het besteed aan dingen die wij voor de gemeente noodzakelijk achtten of is hef opgegaan omdat de bedrijfsvoering in ons gemeente-apparaat te duur was? Het laatste lijkt het geval te zijn. Voor het overige zijn door de toezichthoudende instanties alle goedkeuringen geweigerd als de dekking van de lasten niet aanwe zig was, zodat wij toch een vrijwel sluitende jaarrekening kregen. Het voordeel - dat ben ik met de heer Ten Hoeve eens - dat uit deze gehele artikel 12-geschiedenis is voortgevloeid is dat het college, de raad, alsook de medewerkers in het gemeentebedrijf heel hardhandig met de neus op de feiten zijn gedrukt. De overheidsgelden die via de belastingheffing door de burgerij bijeen worden gebracht die nen in de eerste plaats zorgvuldig te worden beheerd en het apparaat dat wij voor de uitvoerings taken hebben behoort efficiënt en prijsbewust te werken. Omdat door deze affaire het inzicht in een groot aantal interne zaken bij onze gemeente behoorlijk groter is geworden - dat geldt in de eerste plaats voor hef college van b. en w. en daarna ook voor de raad - heb ik hoop dat uit dit alles toch nog enige goede dingen resulteren. Dat zal dan zeker niet in de laatste plaats te maken hebben met hef beleid dat de raad aanvaardt als richtlijn voor de komende jaren. Ook dit is een moeilijke zaak waarvoor men moet beschikken over inzicht in de problematiek van de gemeente en visie moet hebben op de toekomst; die visie mag dan ook nog wel een gedurfde visie zijn. Reeds tijdens de zittingsperiode van de vorige raad is een aanvang gemaakt met de z.g. meerjarenramingen ongewijzigd beleid. Daardoor kregen wij meer inzicht in de gevolgen van het gevoerde beleid. Het was dus een stap in de goede richting en zo gaan wij nu verder. Dat hef hulpmiddel projectorganisatie hierbij goede diensten kan bewijzen onder schrijven wij. Ook zijn wij het met u eens als u schrijft dat het voeren van een slagvaardig en soepel beleid noodzakelijk is. Het lijkt echter zo te zijn dat de openheid van bestuur en de noodzakelijk heid van het geven van voldoende inspraak aan de burgerij - waaraan wij overigens in het geheel niet willen tornen - de slagvaardigheid en soms een snelle beslissingsmogelijkheid niet bevorderen doch eerder belemmeren. Het zou wel eens nodig kunnen zijn dat de hele inspraakprocedure zoals wij die op het ogenblik bij onze gemeente hebben kritisch wordt bekeken, speciaal op nut en rende ment. De gemeenschap heeft er geen enkel belang bij dat een aantal mensen een avond vol praten, daarvoor 68,-- per persoon in ontvangst nemen en dat er verder niets uit komt. Ook hier is doel gericht werken noodzakelijk. Bij uw opmerking in de beleidsnota waar u schrijft "een ander bestuurs- hulpmiddel dat verder uitgebouwd zal worden teneinde een slagvaardig en soepel beleid te kunnen voeren is de automatisering" plaatsen wij een vraagteken. Dat vraagteken staat dan speciaal bij hef

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 3