\%/03 vr/otf terug komen, maar dat is mij even ontschoten. Wij zullen dat punt nu eerst even afwerken. De heer Hoekstra: Het blijkt dat ik met die datum van 1 september 1975 iets te optimistisch ben geweest. Ik zal deze datum dan ook los moeten laten. Ik ben blij met de toezegging van het college dat het t.z.t. met voorstellen zal komen; ik wil uiteraard graag dat dat spoedig zal gebeuren. Als het nodig mocht zijn zullen wij er dan zeker op terug komen. Eén ding moet mij toch nog even van het hart en dat is het volgende; het heeft duidelijk betrek king op de woningmarktonderzoekingen, n.l. op de nota woningbouwbeleid tot 1985. Deze nota is ons toegezegd in oktober 1974. Het is nu een halfjaar later. Ik zou toch wel graag willen dat wij deze nota met spoed krijgen. De Voorzitter: Aan het laatste wordt momenteel hard gewerkt. Wij hopen die toezegging spoedig te kunnen realiseren. Par. 10. Beleidssector Volksgezondheid. Vraag 372. Mevr. Visser—van den Bos: Ik zal het heel kort houden. Ik zou graag willen dat wij geïnformeerd zouden kunnen worden - dat kan natuurlijk schriftelijk gebeuren; als wij dan nog vragen over hebben kunnen wij eventueel in het vragenuurtje die vragen nog nader bespreken - op welke wijze de aan vraag voor de uitbreiding van het verpleeghuis van Triotel met psycho-geriatrische bedden is gedaan. Ik bedoel het zo. Welke argumenten zijn gebruikt en met welke cijfers zijn die argumenten gestaafd? Wij kennen allemaal de stelling dat in Friesland al teveel verpleegbedden zijn. In zijn algemeenheid kunnen wij daar natuurlijk geen kant mee uit wanneer niet duidelijk wordt aangetoond op welke wijze, met wat voor soort patiënten deze bedden bezet zijn, zodat wij bij de overheden die ons de toestemming moeten geven voor de uitbreiding kunnen gaan aantonen dat deze bezetting van de ver pleegbedden in Friesland bitter nodig is. Zou dan blijken dat er bedden ten onrechte bezet zijn of met verkeerde patiënten bezet zijn dan moeten wij daar de consequenties uit trekken en mceten wij zien wat wij daar aan kunnen doen. Verder wil ik graag aansluiten op hetgeen de heer Ten Hoeve zei, n.l. dat wij in Leeuwarden toch wel moeten proberen ook een centrum te zijn wat de medische voorzieningen betreft. En dan kom ik altijd in de clinch met het probleem van de geriatrie. Op dat gebied zijn wij helaas lang geen centrum. Het feit dat de opname van patiënten zo gauw als het om verpleegbedden gaat naar de provinciale commissie toe gaat is voor mij altijd een beetje een moei lijk te verteren aangelegenhëid. Mijn tweede vraag is daarom: Kunnen wij nu eens op de meest geëigende wijze aan die provinciale commissie verzoeken om eens duidelijk inzicht te geven op welke wijze apart geadministreerd wordt welke patiënten uit Leeuwarden plaatsing behoeven en in welke volgorde daar dan aan gehoor gegeven wordt. Ik krijg zo nu en dan nog steeds de indruk dat het voor ons een duistere zaak is hoe, wanneer een patiënt een verpleegbedpatiënt genoemd wordt, de opname geregeld wordt. Ik vind dat n.l. veel minder doorzichtig dan wanneer een patiënt gewoon verzorgingbehoevend wordt genoemd. Dan is er onze eigen C.C.O.B. die zich daarmee bezig houdt. Wanneer de patiënt verplegingbehoevend wordt geacht dan gaat de zaak naar de provinciale com missie en hebben wij er naar mijn mening te weinig greep op. Ik vraag dus twee dingen. Allereerst een overzicht van de argumenten - als ze er niet zijn geweest dan moeten ze er alsnog komen - waarom wij in Leeuwarden bitter behoefte hebben aan psycho-geriatrische bedden, en ten tweede een onderzoek hoe de provinciale commissie precies voor Leeuwarden werkt. De rest gaat ons niet aan, maar ik wil graag weten hoe het voor Leeuwarden precies ligt, hoe het allemaal geregeld wordt en wat er aan verbeterd kan worden. Dat vind ik een zaak waar wij beslist greep op moeten krijgen. De heer De Vries (weth.): Ik moet meteen even aansluiten bij de opmerkingen die gisteren door de heer Schaafsma in zijn algemene beschouwingen zijn gemaakt. Ik dacht dat ik dit wel in één beantwoording mee kan nemen. Het is zo dat de aanvraag die destijds gedaan is door b. en w. bij de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne een initiatief was dat ook ondersteund werd door het hoofd van de Sociaal Geriatrische Dienst, de geneeskundig inspecteur voor de Volksgezondheid, de geneeskundig inspecteur voor de Geestelijke Volksgezondheid en het hoofd van de Sociaal Psychia trische Dienst. Deze 4 deskundigen kwamen met elkaar tot de conclusie dat er in Leeuwarden ruimte geschapen zal moeten worden voor meer psycho-geriatrische bedden. Ik moet toegeven dat de aan vraag die destijds in zee is gegaan voornamelijk ondersteund is geworden door het rapport van deze deskundigen en minder door harde getallen. Want de getallen, waar wij wel degelijk behoefte aan hadden op dat moment, waren eenvoudig niet voor handen. Al deze patiënten worden geregistreerd bij de Sociaal Geriatrische Dienst en binnen die dienst had men op dat moment niet apart voor handen de scheiding van de potentiële behoefte aan verzorging in een geriatrisch tehuis uit Leeuwarden en uit geheel Friesland. U weet waarschijnlijk dat m.n. in de Bejaardenraad in Leeuwarden dit probleem bij herhaling vrij scherp aan de orde is gesteld. Mevr. Visser-van den Bos is een van de leden van die raad geweest die zeer nadrukkelijk geen genoegen wensten te nemen met deze situatie. De zaak is door het college doorgespeeld naar de Sociaal Geriatrische Dienst en het gevolg is geweest dat bij schrijven van 23 augustus 1974 de zaak alsnog met getallen is onderbouwd. Die getallen kwamen hier op neer dat het aantal bij de Sociaal Geriatrische Dienst aangemelde patiënten uit de gemeente Leeuwarden die primair als geestelijk gestoorde bejaarden werden gekwalificeerd - het is natuurlijk duidelijk dat tal van bejaarden eigenlijk dubbel gehandicapt zijn, niet alleen geestelijk maar ook lichamelijk - in 1971 243, in 1972 251 en in 1973 103 was. Deze opgave is onzerzijds alsnog door gegeven aan het ministerie om in de hele besluitvorming ter zake een rol te kunnen spelen. Nu is het natuurlijk zo dat de aanvraag van weleer al een verschrikkelijk lange tijd onderweg is. De reden daarvan is hierin gelegen dat het ministerie, en m.n. de Commissie voor de Ziekenhuisvoorzieningen, zich gewend heeft tot de provinciale adviesinstanties en gedeputeerde staten die zich weer laten voorlichten door de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid. Het is in dit laatste orgaan dat men gezegd heeft - dat is ons ook bekend uit gesprekken met de directeur van deze instelling -: Wij kunnen niet aan de gang blijven met allerlei ad hoe beslissingen; wij zullen de aanvragen die er nu liggen voor verpleegbedden in hun totaliteit moeten bekijken. Er liggen vanuit de provincie aan vragen in Utrecht, er zijn vanuit Leeuwarden ook enige aanvragen onderweg. Men heeft deze zaak in één pakket willen bekijken. Men heeft tevens vastgesteld dat er eigenlijk in Friesland sprake is van een overbedding voor somatische patiënten, voor lichamelijk gebrekkige bejaarden dus, en men wil komen tot een zekere afbouw van het aantal somatische bedden. Dat is een proces dat niet zo gemak kelijk is op te lossen. Het gevolg daarvan is weer dat men aan het studeren is geslagen. Men is ook bezig geweest in relatie met de hele ziekenhuisproblematiek in Friesland en met de hele ziekenhuis planning te komen tot een onderzoek. Men is bij alle instellingen, verpleegtehuizen en ziekenhuizen langs gegaan en deze zaak is net een dezer dagen neergelegd in een verslag, in twee uitvoerige documenten die inzicht moeten geven omtrent de behoefte aan ziekenhuisbedden, verpleeghuisbedden en geriatrische bedden. In dat rapport wordt erkend dat er in Leeuwarden behoefte is aan uitbreiding van het aantal geriatrische bedden, maar men wil dit niet zonder meer toestaan vanuit de Raad voor de Volksgezondheid. Men zegt: Er zal een deal gemaakt moeten worden, er zullen somatische bedden opgeruimd moeten worden en die zullen plaats moeten maken voor geriatrische bedden. Nu zitten wij midden in het proces van overleg met de respectievelijke instellingen. Dat zijn dan Triotel en de Raad voor de Volksgezondheid aan de ene kant en anderzijds Hofwijck en Parkherstellingsoord die hierin ook een rol meespelen. Op het ogenblik verkeren wij in de situatie dat wij zoeken naar een datum om alle partijen op korte termijn om de tafel te krijgen om te proberen op deze wijze tot een oplossing te komen van dit probleem. Van de kant van Triotel, van de kant van de gemeente is voor gesteld om een aantal somatische bedden - 40 tot 60 - in te wisselen en die om te bouwen tot psycho geriatrische bedden en dan te komen tot één nieuwe verpleeginrichting waarin alle categorieën bejaarden verpleegd kunnen worden. Van de kant van de Raad voor de Volksgezondheid zegt men dat men daar eigenlijk geen genoegen mee neemt en dat er een andere oplossing zou moeten komen. Die andere oplossing zou hieruit kunnen bestaan dat de instellingen met elkaar afspreken hoe de functie verdeling tot stand gebracht zou kunnen worden. Wij zitten hier dus nog midden in. Ik dacht dat wij binnen een tijdsbestek van enige weken wel weten in welke richting deze zaak verder gaat. Wat wij op het ogenblik niet exact weten is hoe de situatie in 1974 ligt. Wij weten hoeveel potentiële patiënten er in 1973 stonden geregistreerd bij de Sociaal Geriatrische Dienst, voor 1974 weten wij dat aantal niet. Als wij zien dat van 1972 tot 1973 het aantal is teruggelopen van 251 naar 103 dan zou het mogelijk zijn dat deze tendens zich verder heeft doorgezet. Dat weten wij niet exact. Op grond daarvan hebben wij aan de Bejaardenraad gevraagd nog eens opnieuw de hele zaak ter advise ring tot zich te nemen en ons op korte termijn in te lichten en zich ook te richten tot de Sociaal Geriatrische Dienst om de getallen van 1974 die laatstelijk bekend zijn nog eens te toetsen aan de realiteit. Ik dacht dat ik met deze informatie meteen ook antwoord heb gegeven aan de heer Schaafsma die zich gister afvroeg wat voor een vreemde kronkelwegen ter zake van deze aanvraag eigen lijk aan de orde zijn geweest. Het lijkt inderdaad ook wat op een kronkelig gedoe, want het is zo dat ook in dat rapport van de Raad voor de Volksgezondheid enkel en alleen wordt uitgegaan van vuistregels, men gaat niet uit van het aantal geregistreerde gevallen of wat ook, men heeft een vuistregel en men zegt: Wij hebben genoeg aan zoveel somatische bedden en wij hebben voldoende aan zoveel geriatrische bedden. Men wijst er dan bovendien ook nog op dat Nieuw Toutenburg in Sneek binnenkort in samenwerking met het Christelijk Verpleegtehuis aldaar een nieuw geriatrisch

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 10