Kdi van 2 ton op terug gekomen en beperkt het tot de 0,75 in 1975. Als wij voor het feit komen te staan dat meer middelen op tafel moeten komen omdat nieuwe wensen vervuld dienen te worden zullen wij ons weer over deze zelfde materie moeten buigen om te bekijken of wij toch naar die 30% kosten dekking of een ander percentage moeten gaan. De ruimte die er volgens een groot deel van de raad nu is zal er dan ook zijn. Het is, dacht ik, alleen een kwestie: niet naar de onroerend goedbelasting brengen, maar naar een ander deel van de gemeentelijke huishouding. Het is gewoon een kwestie: Wie betaalt het. Wij hebben gemeend dat het tientje ten laste van de reserve van de onroerend goed belasting kan worden gebracht en dat dat niet via de huisvuilrechten moet, al scheelt het misschien maar een pilsje. Ik weet niet wat het effect is - ik heb het niet uitgerekend omdat ik eerst wilde af wachten wat mevr. Smit naar voren zou brengen - van het afvoeren van hef tientje van de onroerend goedbelasting; ik weet niet hoeveel sherry dat oplevert. De heer Ten Brug (weth.): Ik weet eigenlijk niet wat ik van de zijde van het college op het geen is gezegd moet antwoorden. Er is aangekondigd bij de geclaimde punten dat mevr. Smit nader zou spreken over optrekking van het niveau van de onroerend goedbelasting. (Mevr. Smit: Ik geloof dat het op het lijstje niet erg gelukkig geformuleerd is, maar daar hadden wij het al over gehad.) Ja, u interrumpeert even te vroeg, maar daar heb ik ook wel eens last van. Ik wilde nog zeggen dat het daarbij uiteraard om het tientje ging. Die 10,per inwoner speelt inderdaad tot en met 1975 een specifieke rol, niet m.b.t. de onroerend goedbelasting maar als extra heffing die wij de burgerij op moeten leggen conform de voorwaarden die ons van de zijde van de staatssecretaris zijn opgelegd i.v.m. de extra uitkeringen uit het Gemeentefonds op grond van artikel 12. Na 1975 speelt die voor waarde op zich geen rol meer. Wel is duidelijk dat de ruim 8 ton die die heffing opbrengt in hef totale beleidsplan wel een rol speelt, want die 8 ton kunnen wij - mevr. Smit heeft daar ook over gesproken, zij erkent dat - niet missen in de situatie waarin wij op dit moment verkeren. Nu heb ik begrepen dat er van de zijde van mevr. Smit op dit moment geen voorstel komt om de onroerend goed belasting met dat tientje of een gedeelte daarvan te verlagen en dat elders te zoeken. Ik ben het met de heer Meijerhof eens dat dat tientje op zichzelf niets te maken heeft met de hoogte van de onroe rend goedbelasting of met de 40%, 50% of 80% kostendekking van de reinigingsrechten. Wij kunnen regelmatig voor de vraag komen te staan waar wij middelen vandaan moeten halen voor de dekking van kosten voor nieuwe dingen die wij moeten doen omdat het niet verantwoord is voor de gemeente die dingen te laten lopen. Voor het geld dat dat kost moeten wij middelen vinden. En dan kan dat tientje, maar zelfs ook de ruim 2 miljoen ruimte in de onroerend goedbelasting, een rol spelen - ik heb daar van de week al eerder over gesproken; er zijn kamerleden van bepaalde politieke partijen die daar de gemeenten ook duidelijk op wijzen -, maar natuurlijk kunnen ook de reinigingsrechten daarbij een rol spelen. Wat ik nog steeds niet begrijp is waarom men zich zo druk maakt over dat dekkingspercentage van die reinigingsrechten. Dat werkt net als de onroerend goedbelasting heel duidelijk als een onderdeel van de algemene inkomsten van de gemeente. Of het nu 46,is en precies op 54% dekking neerkomt of dat het 80% dekking is maakt op zichzelf niets uit. Met elkaar zullen wij als gemeente, voor zover de gemeenteraad daar zelfstandig over kan beslissen, naast de inkomsten die wij van rijkswege krijgen een aantal heffingen op moeten leggen; daarbij zullen wij moeten beoordelen op welke wijze wij menen dat deze heffingen op de meest billijke wijze aan de burgerij kunnen worden opgelegd en daarbij spelen dekkingspercentages m.i. geen rol. Die billijke wijze hebben wij in die situatie en op dat moment menen te moeten zoeken in de onroerend goed belasting. Ik ben best bereid om volgend jaar en hef jaar daarop weer over deze zaak te discussiëren. Ik zeg daar op voorhand bij dat de hoogte van de percentages - maar dat kan aan mij liggen - mij op dit punt in geen enkel opzicht aanspreken. Mevr. Smit: Hef percentage van 80 was een suggestie, het kan uiteraard ook 75 of 85 zijn; hoe hoog dat percentage is doet er in feite niet toe. Wij vinden dat voor deze door de gemeente verrichte diensten betaald moet worden. En dan lijkt het in deze tijd van milieu-bewustheid te dwaas dat de overheid daarvoor opdraait voor een deel van de bevolking; want dat is dus ook een punt. De wethouder heeft gisteren n.a.v. de financiële beschouwingen van de heren Knol en Visser toegegeven dat de marge te klein is, althans zeer klein is. Hef lijkt mij dus nuttig om ons al op voorhand te realiseren waar de extra ruimte vandaan moet komen. Die extra ruimte zullen wij nodig hebben, want wij halen hef niet. Het is dan misschien niet nodig om op voorhand een 3 miljoen extra dekking te hebben voor dingen die misschien helemaal niet komen, maar wij kunnen er toch wel zeker van zijn dat er bepaalde dingen zul len komen en daar moet op dat moment geld voor zijn. Het liikf mij nuttiger om van te voren daarover een uitspraak van de raad - of van het college in dit geval - te hebben tot de komende begrotingsbehandeling om te weten waar het geld dan vandaan moet 25 Si komen, dan dat wij ons op een gegeven moment in alle mogelijke bochten moeten wringen en van te voren niet weten waar wij aan toe zijn. De heer Ten Brug (weth.): Ik wil wel aansluiten bij wat ik gister gezegd heb; hef is vrij krap. Maar dat onderstreept in feite dat het mij moeilijk lijkt om in de toekomst van dat tientje af te stap pen. Het is hooguit zo dat wij wel eens voor de vraag zullen kunnen komen te staan of dat tientje niet wat hoger zal moeten worden. En dan is er de keuze mogelijk tussen het verhogen van de reini gingsrechten, de onroerend goedbelasting, de sporftarieven enz. (Mevr. Smit: Dat is ook het alter natief.) Zoals de kaart nu ligt zie ik, hoe je er politiek ook tegen aan wilt zien, voorlopig geen mogelijkheid om dat tientje in te wisselen; daar zit teveel geld tussen. De Voorzitter: U wacht dus af waar wij in de komende begroting mee komen; wij zullen dan af moeten wachten of u daar al dan niet kritiek op hebt. (Mevr. Smit: Wij komen dan op deze kwestie terug.) Par. 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Openbaar Vervoer. Vraag 90. De heer Heidinga: Wij hebben kort geleden zeer uitvoerig gesproken over de meerjarenplanning bestemmingsplannen m.b.t. de plannen die momenteel bij de gemeente in uitvoering zijn of misschien nog gedeeltelijk in uitvoering zullen worden genomen. Ik zie geen enkele reden de discussie nog eens dunnetjes over te doen. Er blijft bij onze fractie na al die discussies echter toch nog een bezorgdheid bestaan over de binnenstad. Daarom dien ik nu een motie in om van die bezorgdheid enige blijk te geven en mogelijk van u enige toezegging te krijgen of invloed op u uit te oefenen m.b.t. de voor bereiding van de volgende begroting. Die motie luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 april 1975, is van oordeel dat er bij de z.g. meerjarenplanning voor het uitwerken van bestemmingsplannen in onze gemeente nog te weinig aandacht is besteed aan het probleem „binnenstad". De raad nodigt het college uit dit in nadere beschouwing te nemen bij de voorbereiding voor de begroting 1976 en daarbij de aspecten: 1 bestemmingsplannen gevolgd door rehabilifatieplannen 2. werkgroepen en/of projectgroepen 3. prioriteit van bepaalde gebieden 4. of de mogelijkheden van de N.V. Stadsherstel toereikend zijn 5. of er gelden uit reserves kunnen worden aangewend of dat die voor dit doel moeten worden gevormd dan aan de raad voor te leggen." Ik geloof dat de wethouder zich gisteren in de discussies haast wel in deze geest heeft uit gelaten. Ik dacht daarom dat dit voor het college eigenlijk geen groot bezwaar was. De motie is mede-ondertekend door de heer De Leeuw; ik weet niet of u dat een bezwaar vindt omdat de heer De Leeuw nu nog niet aanwezig is. De Voorzitter: Ik breng deze motie in discussie bij dit punt. De kwestie van de ondertekening komt later wel aan de orde. De heer Ten Hoeve: De heer Heidinga eindigde met te zeggen dat hij dacht dat de wethouder het hier wel mee eens zou kunnen zijn. Mijn eerste reactie is: Laat hem eens reageren op deze motie. Wanneer het college het met deze motie eens is dan vraag ik mij af of die nog ingediend moet worden. Mogelijk krijgt de heer Heidinga van de wethouder een bevredigend antwoord, wat hij naar ik meen te begrijpen zelf al verwacht. Ik wacht graag eerst het antwoord van de wethouder af. De heer Van der Wal In onze algemene beschouwing heb ik ook al onze ongerustheid hier over uitgesproken. Ook wij menen dat de binnenstad er in de meerjarenplanning nogal bekaaid af komt. Ik ben het wel eens met de motie en ik hoop dat die niet in stemming hoeft te komen omdat b. en w. de motie overnemen. Ik zou aan de genoemde punten nog toe willen voegen: „de mogelijkheid te bekijken de insfandhoudingsregeling ook op de binnenstad van toepassing te verklaren". Wij weten allemaal hoe moeilijk het is - dat merken wij ook in de heel kleine gebiedjes die wij nu aanpakken in de omgeving van de Grote Kerk - de zaak op gang te krijgen. Ik geloof ook wel dat er alles aan gedaan wordt om de zaak op gang te krijgen. Maar als ik bij mij achter uit het raam kijk - ik woon

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 13