8t>
RAADSVERGADERING van dinsdag 15 april 1975 (avond)
(Voortzetting van de middagvergadering)
elkaar binnen de vernieuwingsplannen, de vernieuwingsmogelijkheden die er zijn operationeel zijn.
Wij hebben het in onze denkwijze gemakkelijker met rehabilitatie, maar rehabilitatie en reconstructie
staan duidelijk als gelijkwaardige grootheden naast elkaar. Daarom geloof ik dat de heer Miedema te
veel zou vragen als hij op dit moment zegt: Wethouder, druk je nog wat duidelijker uit dan je op dit
moment gedaan hebt. Daarom wil ik nu graag verder zwijgen.
De hear Miedema: De wethalder wol fierder graech swije, mar hy haf dochs al hiel hwat for-
teld. It gemeentlïk apparaet is dwaende mei it opstellen fan dat struktuerplan foar de skyl. Ik stel my
foar dat, as jo der mei dwaende binne, jo gegevens sammelje en sizze: Hoe moat dit nou fierder? In
part fan dy gegevens hat bitrekking op de forskillende gebieten. Ik tocht dat jo dan sizze koene:
Neffens ós ynformaesjes is dat gebiet sadanich dat, sil der hwat barre, der amovearre wurde moat en
op 'e nij foar biwenning boud wurde kin. Der sil Ie ek gebieten wlze hwerfan wy dielen dy 't nou noch
in wenfunksje hawwe yn de takomsf nedich hawwe foar in oare bistimming. Sa komme der dus for-
skillende mooglikheden. Nou kinne jo dat allegearre yn it struktuerplan ynbringe en dat, as it yn it
kolleezje hielendal ütpraet is, yn de ried bringe. Yn de tiid dy't der yn siften giet gean forskillende
wiken hyltiten mear efterót. Nou is it foar my de fraech oft it net mooglik is om, as de tsjinst alle
gegevens sammele haf en bisjoen hat, yn in gewoane riedssitting oan de ried in stik oan to bieden:
Wy hawwe de skyl bisjoen en neffens ós sil it struktuerplan de kant ót gean: dat moat sa, dy bistimming
dér en dy bistimming der. Dan is de ried ynformearre, dan wit de boarger hwer't it oer giet; dan kinne
wy mei tinke by de opstelling fan it struktuerplan. Dan is der tidich ynspraek en wit men hwat der
kommende wei is. Ik tocht dat dat wichtich wie foar de ried, mar dat dat ek foar it kolleezje wich-
fich wie. Ik soe noch wol graech in réaksje hawwe wolle op dizze sjenswize.
De heer Rijpma (weth.): Zoals op het ogenblik de procedure bij het opstellen van bestemmings
plannen en van structuurplannen verloopt is het zo dat het in fasen gebeurt. Bij die fasen is de
bevolking betrokken. Als ik op dit moment aan Huizum denk, wij zijn op hef ogenblik druk bezig om
te inventariseren welke bevolkingsgroepen, welke beroepsgroepen, welke bewonersgroepen er zijn
waarvan hef zinvol zou zijn dat ze met ons mee denken. Daaruit wordt een contactgroep gevormd.
Dat betekent dat de informatie naar de bevolking toe direct al van het begin af een zekere structuur
krijgt. Binnen de grotere gemeenschap - een structuurplan gaat over een groter geheel - zijn ook
deelorganisaties; in sommige wijken is duidelijk een bewonersorganisatie aanwezig, in andere woon
gebieden binnen dat zelfde geheel is die minder duidelijk aanwezig. De doorstroming van informaties
gaat misschien naar de ene groep wat sneller en voorbeeldiger dan naar de andere groep. Ik moet er
bij zeggen dat over hef algemeen die groepen die in de verdrukking ziften, ook in de woonsituatie in
de verdrukking zitten, het best georganiseerd zijn, gelukkig, mag ik wel zeggen. Het gaat dus in
fasen, dus ook naar de raad toe. Zodra er enig zicht is op de richting waarin het plan zich zou moeten
ontwikkelen dan wordt de Commissie Ruimtelijke Ordening geïnformeerd en de Commissie Ruimtelijke
Ordening adviseert op dat moment ook b. en w. over de verdere procedure. Dat kan best inhouden
dat op een gegeven moment het onderzoek dat gepleegd is, hef feitenmateriaal dat ter beschikking
staat, de ordening die in dat feitenmateriaal aangebracht is, van een zodanige structuur is dat de
Commissie Ruimtelijke Ordening kan zeggen: Laten wij een deel van het plan of laten wij de uit
gangspunten van het plan aan de raad voorleggen om daarover tot een uitspraak te komen. Ik dacht
dat dat ook in de lijn lag van de volgorde zoals wij die in hef beleidsplan hebben geschilderd. Ik
dacht dat het m.b.t. het structuurplan van de schil op deze wijze zou kunnen verlopen en dat daaruit
zou kunnen rollen dat aan een aantal facetten die de heer Miedema noemde die gevolgen worden
verbonden die hij er graag aan verbonden ziet.
De Foarsitter Kin de hear Miedema hjir mei ynstimme? (De hear Miedema: Akkoart.)
Ik stel voor dat wij de vergadering nu onderbreken. Dan kunnen wij weer een beetje op verhaal
komen. Ik doe wel een beroep op u allen vanavond als het enigszins kan wat kort om de hoek te
gaan; anders zie ik aankomen dat wij hier morgenavond weer zitten.
De Voorzitter schorst, om 17.25 uur, de vergadering.
Aanwezig 37 leden: de dames E. Brandenburg—Sjoerdsma, mr. E.N.J. Smit, G. Visscher-Bouwer,
M.M.Th Vissers-van den Bos, A.J. de Vos en A. Willemsma-de Jong en de heren J. de Beer (vanaf
20.00 uur), S. Bouma, J. ten Brug (weth.), G. Buising, G.F. Eijgelaar (weth.), ir. C.G.H. Geerts,
drs. M.H.G. de Greef, O. Heidinga, J. Hoekstra, H. ten Hoeve, H. Jansma, J.F. Janssen, C. de
Jong, J. de Jong (tot 23.25 uur), A. Klomp, J. Knol (tot de tweede pauze), W.S.P.P. de Leeuw,
H. Meijerhof, W. Miedema, dr. W.A. de Pree, A. Pronk, ir C.L. Rijpma (weth.), J. Schaafsma,
J.B Singelsma, K. Spoelstra, N. Sterk, P. van der Veen, L. Visser, G. de Vries (weth.), P.D. van der
Wal (vanaf 19.55 uur) en K. Weide (weth.).
Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester.
Secretaris: de heer P.P. de Jong.
Voorts zijn aanwezig: de heren drs. A.J. Burger, ambtenaar van de afdeling Economische Zaken,
Beleidsplanning en Organisatie, mr. L.P.A. van Kats, plv. hoofd van de afdeling Volkshuisvesting en
Openbare Werken, M.F. Koopmanshoofd van de afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegen
heden, mr. W. J.G. Reumer, loco-secretaris, mr. H.J. Winkelman, hoofd van de afdeling Kabinet en
Algemene Zaken, en C. IJsbrandij, hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen.
De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor dat wij onze werkzaamheden hervatten.
Par. 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Openbaar Vervoer.
Vraag 90 (vervolg).
De Voorzitter: De heer Heidinga heeft vanmiddag bij zijn toelichting op dit punt een motie
ingediend; die heb ik u voorgelezen. Ik heb u toen meegedeeld dat het college nog even over deze
motie zou spreken en u vanavond zou meedelen of wij die al of niet kunnen overnemen. In hef le
deel van de motie staat dat de raad van oordeel is dat er bij de z.g. meerjarenplanning voor hef uit
werken van bestemmingsplannen in onze gemeente nog te weinig aandacht is besteed aan het probleem
"binnenstad". Dat gedeelte kunnen wij niet overnemen, want wij zijn van mening dat wij wel vol
doende aandacht hebben geschonken aan de problematiek van de binnenstad; dat is logisch, want
anders zou hef college dit plan niet zo bij u hebben ingediend. (De heerTen Brug (weth.): Wij zijn
geen Russen.) De motie gaat verder: "De raad nodigt het college uit dit in nadere beschouwing te
nemen bij de voorbereiding voor de begroting 1976 en daarbij de aspecten: Dan volgen er
een 5-fal aspecten. Het resultaat dient dan aan de raad te worden voorgelegd. Wij hebben er geen
bezwaar tegen die 5 aspecten bij de problematiek van deze meerjarenplanning in acht te nemen en
daarop terug te komen bij de volgende begroting. Ik breng deze zaak nu in discussie.
De heer Ten Hoeve: Ik zal hier korf over zijn. Wij hebben ook in deze raad al meerdere malen
gesproken over de binnenstad. Onze bezorgdheid over een aantal aspecten van die binnenstad kent
u ook. Bij de behandeling van de meerjarenplanning voor bestemmingsplannen hebben wij bij een
aantal onderdelen ook kanttekeningen geplaatst. Wij hebben toen met opzet niet willen komen met
moties omdat wij niet konden overzien welke dingen naar achteren zouden moeten schuiven als wij
iets naar voren zouden willen halen; wij konden de zwaarte van de verschillende bestemmingsplannen
en vooral de fase waarin ze verkeren niet overzien. Voor een deel is het dus ook zo dat wij zeggen:
Een aantal aspecten van de problematiek komt nog niet in voldoende mate tot uitdrukking in die
meerjarenplanning; m.n. heb ik gesproken over de Willemskade, maar daar heeft de wethouder in
deze hele behandeling al een toezegging over gedaan. Ik heb toen ook nog een aantal andere
gebieden genoemd en een andere volgorde bepleit, maar op dat terrein willen wij zeker niet met
voorstellen komen, omdat dat toch wat een ad hoe zaak zou worden.
Wat betreft de 5 punten die genoemd staan in de motie hebt u gezegd dat u die wel over wilt
nemen. Het zijn ook de punten die wij bij de verschillende behandelingen van de verschillende voor
stellen hebben benadrukt. Aan de ene kant hebben wij geen behoefte aan die motie, aan de andere