ramt
i
63
hielendal by jou stanpunten yn dit stik fan saken oan.
as ik in bislissing nimme moat, de moty stypje sil.
Ja, dat is ek de reden dat ik by eintsje bislüt,
De hear Miedema: It wurdt my hyltiten minder dudlik. De fraksjefoarsitter fan de P.v.d.A. hat yn
earste ynstansje sein: De riedsleden hawwe faek to min ynformaesje; wy wol Ie graech goede bislissingen
nimme, wy wol Ie graech alle ynformaesje hawwe fan b. en w. oer in bipaeld punt foar't wy in bislis
sing nimme, wy wolle der graech tiid foar hawwe. Hy wol seis mei syn "achterban" oerlizze. Ik fyn
dat allegearre normael. Nou op dit punt hat hy ynienen gjin bihoefte oan ynformaesje, gjin bihoefte
oan "ruggespraak", hy wol de ütspraek nou dwaen en letter de ynformaesjes ynwinne. Dit is wol in
tige frjemde gong fan saken. Wy kinne hjir dan ek perfoarst net akkoart mei gean. Wy binne bliid dat
de boargemaster taseit dat hy oerlizze sil mei it seniorenkonvint en dat alle plussen en minnen op
papier set wurde si lie en dat dan in bislissing nommen wurde kin. Ik tocht dat dit in foorstel wie dat
hielendal yn de lijn leit fan de opstellers fan de moty; it leit ek yn üs lijn, hwant wy wolle ek graech
ynformaesje. Wy steane folslein efter it foorstel fan de foarsitter en kinne de motys dy't yntsjinne
binne dan ek perfoarst net stypje.
De Voorzitter: Ik geloof niet dat het zin heeft om nog uitvoerig op de in tweede instantie
gemaakte opmerkingen in te gaan. Ik moet u zeggen dat ik het persoonlijk jammer vind dat de heer
Ten Hoeve de zaak benadert zoals hij dat gedaan heeft, want ik heb in eerste instantie niet gezegd
dat wij in het seniorenconvent nog eens uitvoerig moeten overleggen of wij het wel of niet moeten
doen. Ik heb duidelijk gezegd dat wij dat overleg zullen voeren met de intentie om tot verdere
stappen te komen. Zo heb ik het bedoeld. Ik zou daarbij dezelfde punten in willen calculeren die de
heer Ten Hoeve heeft genoemd. Daarna zou ik terug willen komen bij de raad. Er is ook geen enkele
kans dat de raad zich niet zou kunnen uitspreken. Ik zou echter op papier willen zetten de wijze
waarop en de mate waarin wij het spelen. Dan weten wij ook duidelijk waar wij over spreken. Maar
als een deel van de raad meent dat er vandaag beslist een uitspraak moet komen dan is dat zijn goed
recht. Ik stel u voor dat wij de discussie over dit punt nu sluiten. Als wij na de pauze een beslissing
nemen kunt u intussen nog even bekijken of u al dan niet een motie in discussie wilt brengen; de
definitieve tekst van een eventuele motie zal ik dan na de pauze in discussie brengen. Gaat u er mee
akkoord dat wij het zo doen?
De Raad stemt hiermee in.
De heer Klomp is inmiddels ter vergadering gekomen.
Vraag 9.
De heer De Greef: Ik kan hier heel kort over zijn. De motie die ik wil indienen sluit aan op
het verhaal dat ik net gehouden heb. De tekst van de motie luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, op 15 april 1975 in vergadering bijeen, besluit dat de
bijeenkomsten van de commissies van advies en bijstand als regel in het openbaar zullen worden
gehouden."
De hear Miedema: Op if mominf dat wy de kommisjes ynsteld hawwe hawwe wy, tocht ik,
folslein motivearre - wy sieten doe op de goede lijn - utsocht hokker kommisjes sunder biswier yn
ridlikheit yn it iepenbier gearkomme kinne en hokker kommisjes bislist yn bisletten sitting gearkomme
moatte. Wy miene dat der gjin foroaring yn kommen is. Der binne bipaelde kommisjes dy't sadanige
partikuliere saken bihannelje dat it net foechsum is dat der yn in iepenbiere sifting oer praef wurdt.
Wy kinne dizze moty net underskriuwe. Wy binne net ré yn de gong fan saken sa'f dy nou is
foroaringen oan to bringen.
De Voorzitter: Ik zou u met klem willen adviseren om in dit stadium niet te besluiten de
commissies van advies en bijstand in het openbaar te laten vergaderen. Ik heb daarvoor twee goede
argumenten. Het ene argument is al door de heer Miedema genoemd. Wij hebben enkele jaren
geleden, toen wij dit probleem zeer uitvoerig hebben besproken in deze zaal, alle commissies zelf
gevraagd hoe men hier over dacht. Daarbij bleek dat wij het er duidelijk over eens waren dat de
raadsadviescommissies in hef algemeen net als de gemeenteraad in het openbaar zouden vergaderen.
In die commissies worden oroblemen behandeld die al in het stadium zijn dat de raad vlak voor een
beslissing staaf. Het gaaf daarbij om een voorbereiding van de behandeling in de raad. In die gevallen
X69
waarin een raadsadviescommissie fungeert als commissie van advies en bijstand gaat het niet om
problemen die in het door mij aangegeven stadium verkeren en vergadert de commissie ook niet in het
openbaar. Bijna alle commissies van advies en bijstand - er was destijds één commissie die wel in het
openbaar wilde vergaderen en één commissie die daar geen bezwaar tegen had - waren in meerderheid
tegen het in het openbaar vergaderen. De Commissie voor het Woningbedrijf was in meerderheid van
mening dat er wel in het openbaar kon worden vergaderd en de Commissie voor het Opbouwwerk - die
stond ook het dichtst bij het werken van de raden - meende dat er in het openbaar zou moeten worden
vergaderd. Mede naar aanleiding van het standpunt van de commissies heeft de raad toen met grote
meerderheid besloten de commissies van advies en bijstand vooralsnog niet in het openbaar te laten
vergaderen. Mijn tweede argument betreft de problematiek m.b.t. de ambtelijke nota's; ik heb daar bij
het vorige punt al even over gesproken. In de commissies van advies en bijstand wordt gepraat over
zaken die nog in een, wat ik dan wel noem, embryonaal stadium verkeren; daarover bestaan nog geen
duidelijke standpunten, er moet nog over gediscussieerd worden om te trachten tot een standpunt
bepaling te komen. Op grond daarvan raad ik u aan niet te besluiten die commissies in het openbaar
te laten vergaderen want u kunt van mij aannemen dat het nut van de commissies van advies en bij
stand afneemt als dat gebeurt. U hoeft dat natuurlijk niet van mij aan te nemen maar het is wel zo.
Wij zullen met veel minder zaken in die commissie1: kunnen komen. Het gebeurt nu zelfs herhaaldelijk
dat de betrokken wethouder zaken in de commissie brengt waarvan de andere leden van het college
nog geen kennis hebben genomen. Daar hebben wij geen bezwaar tegen, want wij vertrouwen elkaar
voldoende om aan te nemen dat er geen dingen gebeuren waardoor de andere collegeleden voor het
blok gezet worden. Maar als u besluit die commissies in het openbaar te laten vergaderen dan dwingt
u ons er toe om eerst tot standpuntbepaling te komen voordat het betreffende lid van het college in de
commissie over een bepaalde zaak praat en die dus in de openbaarheid brengt, want hij kan niet voor
zichzelf praten, een lid van het college kan alleen praten namens het college, zo is de structuur.
Daarom vraag ik u om, zolang wij hierover niet meer duidelijkheid hebben, dit niet te doen. U moet
naar mijn mening - dat is dan een derde argument - ook wikken en wegen of het in het openbaar
vergaderen van deze commissies van belang is voor de werkwijze van de raad als zodanig. Ik durf dat
ten stelligste te ontkennen. Als u dit besluit neemt dan maakt u de werkwijze van de raad slechter,
want u wordt als raadsleden minder geïnformeerd. Dat is niet omdat wij geheimzinnig willen doen,
maar door die werkmethode worden wij gedwongen om behoedzamer te zijn en minder informatie te
verschaffen aan de commissies van advies en bijstand. Daarom ontraad ik ten stelligste het aannemen
van deze motie. Ik zeg er nog met veel nadruk bij dat ik het in dit stadium ontraad, want ook wij
zijn van mening dat deze zaak in beweging is. Er vindt een evoluatie plaats. Vandaar dat verhaal van
mij in het begin, mijnheer Ten Hoeve, waarbij ik de zaken nog eens op een rij heb gezet. U hebt mij
geen verwijt gemaakt, maar u hebt wel laten blijken dat ik het over zaken had die hier buiten staan.
Het is echter wel een onderdeel van het hele proces. Wij zeggen van onze kant stellig niet dat het
nooit zover komt dat ook deze commissies in het openbaar zullen gaan vergaderen. Ik zeg alleen dat
wij stap voor stap verder moeten gaan op de ingeslagen weg en dat wij weloverwogen beslissingen
moeten nemen; wij moeten er naar toe groeien. Wij moeten daarbij het belang in het oog houden van
degenen wier belangen wij samen moeten behartigen; tevens moeten wij er op letten dat wij handelen
in het belang van de wijze waarop de raad functioneert.
De heer De Greef: Ik denk dat er duidelijk sprake is van een verschil in opvatting over het
tempo waarin veranderingen moeten worden doorgevoerd. Wij wensen duidelijk een hoger tempo. Wij
zien bij de raadsadviescommissies dat dit goed gaat. Wat betreft de genoemde tegenargumenten zou
ik willen verwijzen naar de tekst van de motie waarin staat "als regel". Wij hebben ook oog voor de
genoemde bezwaren, maar wij zien niet in dat die bezwaren een belemmering zouden kunnen vormen
om te gaan exerceren in de richting waarin wij een voorstel doen. Wij handhaven daarom de motie.
De heer Ten Hoeve: Ik ben hef met de voorzitter eens dat de commissies van advies en bijstand
zo werken dat er veel van gedachten gewisseld wordt voordat er standpuntbepaling plaats vindt.
Wanneer dat in de openbaarheid gebeurt dan kunnen daar heel vervelende dingen uit voortvloeien.
Als b.v. in de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie iemand zegt dat de tarieven omhoog
moeten - een ander zegt er weer waf anders over - dan kan dat een eigen leven gaan leiden als dat
naar buiten komt. Mensen kunnen daardoor ongerust worden. Het beperkt de commissieleden in sterke
mate in hun oordeelsvorming. Ik kan mij aan de andere kant wel voorstellen dat bij bepaalde com
missies van advies en bijstand zaken aan de orde zijn waarvan je zegt dat de groep waarom het gaat
er eigenlijk bij betrokken moet worden. Ik meen mij te herinneren dat dat ook wel eens is gebeurd,
o.a. bij de Commissie voor het Woningbedrijf. Ik ben op dit moment niet geneigd deze motie te