genoegen nog eens uiteen zetten. Ik zou het dan misschien het beste kunnen doen door te zeggen dat wij wel hechten aan wet en regel en dat wij die in bepaalde opzichten wel met een hoofdletter schrijven en dat wij er ook in dit stuk van zaken wel naar zien wat in Gods woord staat, n.l. dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. Ik geloof dat wij dat hier in ons land ook rustig mogen erkennen en dat wij ons leven daar ook zoveel mogelijk naar moeten regelen. Wij hebben n.l. het grote voorrecht dat wij hier in een democratisch bestel leven waarin het mogelijk is om uitwassen en verkeerde dingen met elkaar aan te pakken; daar hebben wij allerlei passende mogelijkheden voor. Het is hier niet zo dat bepaalde volksgroepen gedwongen worden in een richting waarin ze niet willen. Wij hebben hier wat dat betreft een land dat bijzonder veel vrijheid aan de burger toekent. Ik wil ook even iets zeggen over de opmerking van de heer De Pree - hij heeft die zelfs nog een keer herhaald; ik geloof zelfs dat hij, hoewel dat niet mogelijk is, daarmee een wig probeerde te drijven in onze fractie - over de christelijke traditie. Ik geloof dat hij toch wel zo goed op de hoogte is van de geschiedenis dat hij weet dat de 80-jarige oorlog niet in de eerste plaats een godsdienstoorlog was en dat bij de Geuzen zowel protestanten als katholieken de wapens voerden(De heer Ten Brug (weth.): Het begon al bij Jan de Bakker.) tegen Spanje. (De heer Ten Brug (weth.): Het was al eerder.) Het begon bij de slag bij Jemmingen en bij Heiligerlee; dat was het begin van de 80-jarige oorlog, in 1568. (De heer Ten Brug (weth.): Toen was Jan de Bakker al dood.) Ik zei al, ik neem aan dat de heer De Pree niet is ontgaan dat er toen tegen de Spaanse overheersing en de knechting en het onder drukken van het gewone volk werd gevochten, ook door de rooms katholieken, gelukkig niet door één maar door meerderen. (De heer De Pree: Het C.D.A. is ouder dan ik dacht.) Er zal misschien een ver schil van aanpak zijn, maar ik dacht dat dat bij jullie ook wel zat. De ene is wat nieuw links en de andere is wat (De heer Ten Brug (weth.): Oud links?) (Gelach) mooi fel rood en weer een andere neigt een beetje naar het oranje. Zo is nu eenmaal de samenstelling van onze bevolking. Laten wij wel wezen, het is prachtig dat dat zo is, want door het schudden in de fles met de steentjes gaan de allerscherpste kantjes er wel wat af. Ik ben het eens met de heer Singelsma als hij zegt dat hetgeen zich hier heeft voorgedaan in ons bestel, in onze samenleving ontoelaatbaar is. Dit is niet te tolereren. Wij hebben er volledig begrip voor dat in noodsituaties die zich hebben voorgedaan mensen gebruik maken van kraken als niddel; dat kunnen wij ons ook levendig voorstellen. Maar dat is wat ik zou willen noemen de geest en de letter van de wet. De heer Van der Wal zit hier op dit moment te hameren op de letter van het uesluit, maar als hij wat dat betreft de zaak zou doorzetten in alles dan houden wij geen leven over. Wij moeten leven met de geest die er achter zit dat wij met elkaar een goede samenleving willen hebben en met elkaar het beste willen bereiken en voor iedereen een menswaardig bestaan proberen te creëren of te houden. Dat is het belangrijkste. Als wij maar zo in het leven staan en ook andermans eigendom behandelen zoals wij zelf behandeld willen worden; dat is ook één van de dingen die in de schrift staan "Wat gij wilt dat u de mensen zullen doen doet gij hun ook alzo." De heer Knol is inmiddels ter vergadering gekomen. De Voorzitter: Ik geloof dat ik niet hoef in te gaan op de overigens interessante betogen die m.b.t. deze zaak zijn gehouden. Ik vind het een goede zaak en ook een groot pluspunt dat wij met elkaar in het openbaar een probleem als dit aan de orde kunnen stellen. Ik kan u de verzekering geven dat ik met belangstelling heb geluisterd naar de verschillende uiteenzettingen die in zijn algemeenheid over deze problematiek zijn gegeven in deze zaal. Wat de eigenlijke zaak, hetgeen op de Willemskade is gebeurd, betreft heb ik weinig toe te voegen aan datgene wat reeds schriftelijk aan de heer Van der Wal is meegedeeld als antwoord op de door hem gestelde vragen. Ik mag de raad wel met klem onder de aandacht brengen.dat ik de vragen 3 en 4 bijzonder kort heb moeten beantwoorden. Ik heb gesteld dat het optreden van de politie tegen krakers niet behoort tot de competentie van de burgemeester doch tot die van de officier van justitie. Ik heb mij daar buiten te houden. Ik heb daar in het openbaar geen uitlatingen over te doen, het is niet mijn verantwoordelijkheid, ledereen die het daar niet mee eens is zal kamerleden moeten vragen om de minister van Justitie daarover te interpelleren. Het is niet mijn bevoegdheid en ik zou buiten mijn boekje gaan als ik mij er wel mee bemoeide en er uitspraken over deed. De heer Van der Wal heeft n.a.v. vraag 2 nog opgemerkt dat ik iets glashard ontkend zou hebben. Dat insinueert dat ik daarbij grof gelogen zou hebben en daarom ga ik er even op in. Tot tweemaal toe heeft hij gevraagd of wij overleg hebben gepleegd met de eigenaar of een vertegen woordiger van de eigenaar en daar is duidelijk op geantwoord dat een dergelijke vergadering niet heeft plaats gehad. Dat is niet glashard, dat is heel simpel de waarheid. En als de heer Van der Wal dan wil weten of wij wel regelmatig overleg plegen, ja natuurlijk, want ik zou schromelijk tekort X7L} schieten als er geen goed overleg was tussen de officier van justitie, de commissaris van politie en de burgemeester; dat overleg is er wel en dat is er ook over deze problematiek geweest. Daar hoef ik helemaal geen geheim van te maken. De heer Van der Wal: Het einde van vraag 2 - om daar maar even mee te beginnen - is: "Kunt u bevestigen of er in de week van 23 tot 28 februari j.l. een vergadering heeft plaats gehad over deze kwestie" - die is er dus kennelijk geweest - "waarbij ook de eigenaar betrokken was?" Uit het krantenbericht blijkt ook duidelijk dat u vindt dat er rekening moet worden gehouden met de houding van de eigenaar. Kennelijk is dat er in betrokken. Nu had ik bij dit punt niet direct verwacht dat wij via oud en nieuw links en tweede wereldoorlog helemaal bij de 80-jarige oorlog verzeild zouden raken. Ik ben het overigens wel in grote lijnen eens met het betoog dat de heer De Pree heeft gehouden en ook wel met de criteria die hij noemde. Ik heb ook wel moeite gehad met deze kraakactie. Ik vind ook dat het ongelukkig gepresenteerd is. Alleen(De heer Jansma: Was deze kraakactie op zich juist in uw ogen?) In mijn ogen was deze kraakactie juist. Zij hebben n.l. geprobeerd dit pand te huren. Er is in eerste instantie niet eens gezegd dat dat niet kon, zij zijn eerst een tijdje aan de lijn gehouden; uiteindelijk kon het niet, maar het pand bleef leeg staan. Het gaat hier om een groep van voornamelijk jongeren die tussen wal en schip /allen, die geen huisvesting hebben; misschien is dat niet algemeen bekend maar ik weet dat toevallig. Deze jongeren zwerven door de stad en leven in pakhuizen e.d. onder mensonwaardige omstandigheden. Zij hadden een plan gemaakt om het betreffende pand te huren onder de naam van de woordvoerder - die zou ook betalen - en in dat pand met zijn allen iets op touw te zetten; zij zouden daar veel prettiger kunnen wonen. Ik geef toe dat dit bij de presentatie, in de brief die rondgezonden is, niet goed overgekomen is. Inderdaad is het kraken op zich, het verbreken van een deur een strafbaar feit. Niet eens het bewonen op zich is een strafbaar feit. Dat blijkt ook wel want de politie kan niet optreden in dat soort gevallen. Dat blijkt ook uit de jurisprudentie. Alleen, de eigenaar kan ontruiming vragen - dat is zijn goed recht - bij de rechter. Als hij dat vraagt zal hij het waarschijnlijk ook krijgen. Dan wordt de zaak dus voor de rechter uitgespeeld. Dat is de weg die in dit geval bewandeld moet worden. Deze eigenaar heeft dat niet gedaan. Ik kan mij persoonlijk ook wel voorstellen dat hij dat niet gedaan heeft. Maar het gaat er mij om dat de politie met een zeker fanatisme - ik heb dat zelf gemerkt - aan de kant van de eigenaar gaat staan zonder zich ook maar af te vragen of er niet een veel zwaardere wetsovertreding plaats heeft; dit verwijt geldt niet alleen de lagere ambtenaren, ik heb hetzelfde gemerkt in een gesprek met de commissaris en de plv. commissaris. Die zwaardere wetsovertreding is het uit het huis laten zetten - het ging ook nog met geweld - van deze mensen; de eigenaar deed het niet eens zelf maar liet het voor zich doen. Op dat moment is het gewoon huisvredebreuk. Hoe je het ook wendt of keert, of je hef nu persoonlijk leuk vindt of niet, het is zo dat de politie op het moment dat hun om hulp en bescherming wordt gevraagd onpartijdig moet zijn. Maar dat was niet het gevalde politie was zelfs van te voren op de hoogte van de plannen tot uitzetting en heeft het gewoon door de vingers gezien en oogluikend toegestaan. Ik vind dat dat in onze rechtsstaat gewoon niet kan. Dit soort dingen moeten voor de rechter, op de plaats waar het hoort, worden uitgemaakt. Dat is in deze niet gebeurd en dat is mijn grote bezwaar. Daarom heb ik dit punt ook weer aan de orde gesteld. Het gaaf er mij dus om dat de politie enorm bevooroordeeld hierop in is gesprongen zonder ook maar een moment te overwegen de gevraagde hulp en bescherming te geven. Hoe je het ook wendt of keert, hef was huisvredebreuk. De betreffende mensen stonden bij de afdeling Bevolking zelfs ingeschreven op dit adres. (De heer Ten Brug (weth.): Je kunt met de wet in de hand ook illegaal handelen; dat is niet zo moeilijk.) Ik ontken niet dat hier op zich illegaal is gehandeld. Maar er is door de politie ook een illegale handeling - en die was veel zwaarder - door de vingers gezien. En dat is voor mij het punt. De Voorzitter: U handhaaft uw motie, mijnheer Van der Wal? (De heer Van der Wal: Ja.) Goed, dan stemmen wij daarover bij handopsteken. De motie van de heren Van der Wal en De Greef wordt verworpen met 34 tegen 2 stemmen. De Voorzitter schorst, om 15.50 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 16.15 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 9